ECLI:NL:GHARL:2023:3551

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
25 april 2023
Zaaknummer
200.317.121/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding inzake lidmaatschap en inzage in documenten van Bio Boerma B.V. tegen Ontwikkelvereniging Zeewolde en anderen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is aangespannen door Bio Boerma B.V. tegen de Ontwikkelvereniging Zeewolde (OVZ) en andere partijen. De kern van het geschil betreft de vraag of Bio Boerma in de positie moet worden gebracht alsof zij vanaf het begin lid was van de OVZ en of zij recht heeft op inzage in bepaalde documenten op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het hof verwijst naar een eerder arrest van 14 december 2021, waarin werd vastgesteld dat Bio Boerma lid is van de OVZ en dat zij recht heeft op financiële participatie in het Windpark Zeewolde. De voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland had eerder een aantal vorderingen van Bio Boerma toegewezen, maar ook enkele afgewezen. In hoger beroep heeft Bio Boerma haar vorderingen verder uitgebreid en verzocht om inzage in documenten die relevant zijn voor haar lidmaatschap en financiële participatie. Het hof oordeelt dat Bio Boerma een rechtmatig belang heeft bij de gevraagde documenten en dat de vorderingen tot inzage en afgifte van stukken gedeeltelijk worden toegewezen. Het hof vernietigt het eerdere vonnis voor zover dat onder 5.2 is gewezen en legt OVZ, WPZ en STAK op om binnen 14 dagen na betekening van het arrest de gevraagde documenten aan Bio Boerma te verstrekken. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.317.121/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 542888)
arrest in kort geding van 25 april 2023
in de zaak van
Bio Boerma B.V.,
gevestigd te Zeewolde,
appellante,
bij de rechtbank: eiseres,
hierna:
Bio Boerma,
advocaat: mr. A.C. Teeuw, die kantoor houdt te Middelharnis,
tegen

1.Ontwikkelvereniging Zeewolde,

gevestigd te Zeewolde,
hierna:
OVZ,
advocaat: mr. J.J.M. Hendrickx, die kantoor houdt te Zeist,

2. Windpark Zeewolde B.V.,

gevestigd te Zeewolde,
hierna:
WPZ,
advocaat: mr. H.A. Bijkerk, die kantoor houdt te Utrecht,

3. Stichting Administratiekantoor van aandelen in Windpark Zeewolde B.V.,

gevestigd te Zeewolde,
hierna:
STAK,
advocaat: mr. J.P.J.M. Naus, die kantoor houdt te Nijmegen,
geïntimeerden,
bij de rechtbank: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen:
OVZ c.s..

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

Het hof verwijst voor het procesverloop in hoger beroep naar het tussenarrest van 29 november 2022. In dat arrest is een mondelinge behandeling bepaald, die is gehouden op 4 april 2023 en waarvan een verslag (proces-verbaal) is opgemaakt dat aan het dossier is toegevoegd. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft Bio Boerma nog een akte uitlaten producties en een akte overlegging producties genomen, waarbij 6 producties in het geding zijn gebracht. OVZ heeft ook nog een productie in het geding gebracht. Partijen hebben aan het eind van de mondelinge behandeling het hof gevraagd arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak en de beslissing van de voorzieningenrechter

2.1
Het gaat in dit kort geding in hoger beroep om de vraag of uit het arrest van 14 december 2021 van dit hof volgt dat Bio Boerma feitelijk in de positie moet worden gebracht als ware zij vanaf het begin (in 2015) lid geweest van OVZ en of dit betekent dat zij recht heeft op volledige financiële participatie in WPZ en STAK door onder meer het verkrijgen van certificaten van aandelen en het verstrekken van leningen. Tevens speelt de vraag of OVZ c.s. gehouden zijn tot afgifte van door Bio Boerma genoemde bescheiden op grond van artikel 843a Rv. Dit geschil heeft de volgende feitelijke achtergrond.
2.2
Bio Boerma exploiteert een biologisch akkerbouwbedrijf in Zeewolde.
2.3
OVZ is in maart 2015 opgericht om plannen te maken voor de sanering van
windmolens en de bouw van nieuwe windmolens inclusief de financiering daarvan (project Windpark Zeewolde). OVZ tracht haar doel te bereiken (onder meer) door het sluiten van de ‘ledenovereenkomst Ontwikkelvereniging Zeewolde’, waarmee de leden van de vereniging financieel deelnemen in het windparkproject. De voorloper van OVZ is de Windvereniging Zeewolde (hierna: WVZ).
2.4
In het werkgebied van OVZ en WVZ pacht Bio Boerma percelen landbouwgrond.
2.5
In november 2016 is WPZ opgericht met onder meer als doel het verwerven van
grondposities om een windenergieproject mogelijk te maken en de ontwikkeling en
exploitatie van windturbines. Ook is de STAK opgericht, met onder meer als doel aandelen
te verwerven tegen uitgifte van certificaten en het innen van de op die aandelen te
ontvangen dividenden en andere uitkeringen.
2.6
OVZ en WPZ hebben op 8 augustus 2017 een overeenkomst gesloten ter
overdracht van het windpark door OVZ aan WPZ ‘met alle activa en passiva, in de omvang
en de staat waarin het zich ten tijde van de levering bevindt’ (hierna: de overeenkomst van
overdracht) voor de koopprijs van € 0,-.
2.7
Leden van OVZ hadden de gelegenheid geld te lenen aan OVZ en WPZ. Voor deze
geldleningen ontvingen de leden van OVZ onder andere certificaten van aandelen in het kapitaal van WPZ. Deze certificaten van aandelen werden uitgegeven via de STAK en geven recht op dividend. De leden van OVZ delen daarmee in de winsten van het windmolenpark.
2.8
In een procedure tussen Boerma, OVZ en WVZ zijn de vragen beantwoord of Bio Boerma lid is of mocht worden van WVZ en OVZ en of OVZ onrechtmatig jegens Bio Boerma heeft gehandeld door haar lidmaatschap in 2018 te weigeren. Dat heeft geleid tot een arrest van 14 december 2021 (hierna: het arrest). Daarin heeft dit hof
1. voor recht verklaard dat Bio Boerma lid is van WVZ,
2. OVZ gelast om Bio Boerma toe te laten en in te schrijven als lid van OVZ, op
straffe van een dwangsom van € 2.000,- per dag of gedeelte daarvan met een
maximum van € 100.000,-,
3. voor recht verklaard dat het besluit van het bestuur van OVZ (in de brieven van
18 maart 2018 en 17 september 2018) om Bio Boerma niet als lid toe te laten, onrechtmatig is,
4. OVZ veroordeeld tot een schadevergoeding, nader op te maken bij staat en te
vereffenen volgens de wet,
5. OVZ gelast te bewerkstelligen dat Bio Boerma alle rechten krijgt die aan het
lidmaatschap verbonden zijn, waaronder het recht op financiële participatie in Windpark Zeewolde, op gelijke wijze als bestaande leden dat recht hebben gekregen.
2.9
Op 17 december 2021 heeft OVZ Bio Boerma bericht dat zij gevolg zal geven aan
het arrest, dat zij Bio Boerma met ingang van 16 december 2021 heeft toegelaten als lid en
dat Bio Boerma daarover nog een e-mail ontvangt. Op 20 december 2021 heeft Bio Boerma
het arrest laten betekenen aan OVZ.
2.1
Bij exploot van 30 maart 2022 heeft Bio Boerma zich op de nietigheid van de
overeenkomst van overdracht van het windpark (als bedoeld in 2.6 hiervoor) beroepen en met haar brieven van 12 juli 2022 heeft Bio Boerma OVZ c.s. gesommeerd tot verdere nakoming van het arrest en tot afgifte van door haar genoemde bescheiden.
2.11
Het windmolenpark is op 31 juli 2022 gerealiseerd.
2.12
Omdat OVZ c.s. geen gevolg hebben gegeven aan de sommatie, heeft Bio Boerma hen in kort geding gedagvaard. Zij heeft gevorderd veroordeling van OVZ om een ondertekende ledenovereenkomst aan Bio Boerma voor te leggen en hoofdelijke veroordeling van OVZ c.s. om aan Bio Boerma alle rechten te geven die andere leden hebben gekregen, meer in het bijzonder terhandstelling van 286,5 certificaten van aandelen en het met terugwerkende kracht lenen van Bio Boerma van € 108.000,- en € 305.000,- onder dezelfde voorwaarden als de andere leden. Tevens heeft Bio Boerma gevorderd om te bepalen dat alsnog een dwangsom wordt verbonden aan de veroordeling in het arrest om Bio Boerma alle rechten te geven die aan het lidmaatschap zijn verbonden en dat door OVZ c.s. inzage wordt gegeven en een gewaarmerkt afschrift wordt verstrekt van door haar genoemde bescheiden, alles op straffe van een dwangsom en met veroordeling van OVZ c.s. in de proces- en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
2.13
De voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, heeft op 2 september 2022 OVZ veroordeeld om een door OVZ ondertekende ledenovereenkomst voor te leggen aan Bio Boerma, op straffe van verbeurte van een dwangsom. Tevens is OVZ gelast om inzage te geven in en een afschrift te verstrekken van de correspondentie die OVZ vanaf 18 maart 2018 aan haar leden heeft gestuurd, waarbij het gaat om algemene berichten die aan alle leden gelijk zijn gestuurd en niet om persoonlijke berichten voor specifieke leden. De overige vorderingen van Bio Boerma zijn afgewezen, met compensatie van de proceskosten tussen Bio Boerma en OVZ. Wel is Bio Boerma veroordeeld in de proceskosten van WPZ en STAK.
2.14
OVZ heeft na het vonnis in kort geding de ledenovereenkomst van 8 juni 2015 aan Bio Boerma voorgelegd en heeft ter uitvoering van haar exhibitieplicht notulen van twee gehouden algemene ledenvergaderingen in 2017 en 2018 en enkele begeleidende briefjes aan leden aan Bio Boerma toegezonden.
2.15
Tegen de afwijzing van haar overige vorderingen heeft Bio Boerma bezwaar gemaakt, waarbij zij haar eis (enigszins) heeft gewijzigd.
2.16
Bio Boerma vordert in hoger beroep dat OVZ c.s. hoofdelijk worden veroordeeld om inzage te verschaffen en ter hand te stellen:
a) de correspondentie met bijbehorende stukken (brieven met voorstellen en bijbehorende informatie) die OVZ, WPZ en STAK vanaf 2015 hebben verzonden aan de leden van OVZ (later certificaathouders) met betrekking tot het verwerven van geldleningen en certificaten van alle leenrondes, zoals weergegeven in de tabel onder randnummer 4.46 (productie 23);
b) de memo met bijlagen van het bestuur van WPZ d.d. 11 oktober 2017 waarin het bestuur diverse nieuwe leden waaronder de leden van Zephyros de mogelijkheid geeft om met terugwerkende kracht te participeren.
c) een afschrift van alle notulen van alle ledenvergaderingen van OVZ vanaf 2015.
d) de onderliggende correspondentie van partijen over de overdracht van deze rechten en verplichtingen van OVZ aan WPZ d.d. augustus 2017.
e) de overeenkomst en afspraken die OVZ, WPZ en STAK met de Staat zijn overeengekomen over het blijvend kunnen toetreden van nieuwe leden, ook na de bouw van het windpark.
f) het geldleningenregister van OVZ en aandeelhoudersregisters van WPZ.
2.17
Tevens vordert Bio Boerma dat STAK en WPZ hoofdelijk worden veroordeeld om inzage te verschaffen en ter hand te stellen:
g) de overeenkomsten en afspraken die tussen WPZ en STAK zijn overeengekomen.
h) alle notulen van de aandeelhoudersvergaderingen van WPZ en STAK.
i) het aandelen- en certificatenregister van STAK en WPZ.
j) de jaarrekeningen van WPZ en STAK vanaf de oprichting tot en met heden,
alles op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25.000,- per dag met een maximum van € 1.000.000,-.
2.18 De overige vorderingen, met uitzondering van de vordering tot veroordeling van OVZ om de ondertekende ledenovereenkomst aan Bio Boerma voor te leggen, heeft Bio Boerma gehandhaafd in hoger beroep.

3.Het oordeel van het hof

De opzet en de conclusie van deze uitspraak3.1 Bio Boerma heeft 21 bezwaren (grieven) tegen het vonnis van de voorzieningenrechter opgeworpen. Het hof zal deze hierna per onderwerp en met tussenkopjes bespreken.
3.2
De conclusie zal zijn dat de bezwaren van Bio Boerma ten aanzien van haar vordering tot inzage en afgifte van stukken gedeeltelijk doel treffen en dat het vonnis op dit onderdeel gedeeltelijk zal worden vernietigd.
Eiswijziging
3.3
Bio Boerma heeft haar bij de voorzieningenrechter ingestelde eis bij appeldagvaarding gewijzigd, zoals in 2.16 tot en met 2.18 is weergegeven. OVZ c.s. hebben tegen deze eiswijziging als zodanig geen bezwaar gemaakt. Het hof ziet ook ambtshalve daartegen geen processuele bezwaren, zodat het hof zal beslissen op basis van die gewijzigde eis.
Spoedeisend belang
3.4
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat Bio Boerma een spoedeisend belang bij haar vorderingen heeft, ervan uitgaande dat geen hoge eisen aan de spoedeisendheid kunnen worden gesteld bij een vordering op grond van artikel 843a Rv en omdat Bio Boerma, ook ten aanzien van de vorderingen met betrekking tot financiële deelname in het windpark, zoals de vordering tot afgifte van certificaten en het aangaan van leningen, voldoende heeft gesteld om een spoedeisend belang aan te nemen.
3.5
In hoger beroep stellen OVZ en STAK dat de spoedeisendheid ontbreekt, omdat eerst in een bodemprocedure moet komen vast te staan welke aanspraken Bio Boerma op grond van het arrest heeft en dat in diezelfde procedure moet worden vastgesteld welke stukken voor de vaststelling daarvan nodig zijn. Daarnaast is gebleken dat Bio Boerma al over veel stukken beschikt en heeft zij niet duidelijk gemaakt waarom zij nog over meer documenten zou moeten beschikken om haar vordering te kunnen instellen. STAK heeft voorts nog gewezen op het feit dat zij geen partij was in de procedure die heeft geleid tot het arrest en dat de door Bio Boerma genoemde, op handen zijnde, dividenduitkering geen spoedeisend belang kan opleveren, temeer nu deze dividenduitkering inmiddels heeft plaatsgevonden.
3.6
Het hof moet in kort geding eerst onderzoeken of in hoger beroep (nog steeds) een spoedeisend belang bestaat bij toewijzing van de oorspronkelijke vordering in kort geding [1] . Hierbij kan gelet worden op nieuwe feiten, waaronder feiten die het gevolg zijn van de uitspraak van de voorzieningenrechter [2] . Net als de rechtbank is ook het hof van oordeel dat het verweer van OVZ en STAK dat eerst moet komen vast te staan wat het lidmaatschapsrecht van Bio Boerma inhoudt en of zij nog kan participeren, wellicht een rol speelt bij de inhoudelijke beoordeling van de vordering, maar niet maakt dat het spoedeisend belang ontbreekt. Het hof voegt daaraan toe dat dit ook geldt voor de overige verweren van STAK.
3.7
Aan de spoedeisendheid bij een vordering op grond van artikel 843a Rv kunnen voorts geen hoge eisen worden gesteld. Het hof is op basis van deze omstandigheden van oordeel dat in hoger beroep (nog steeds) een spoedeisend belang bestaat bij toewijzing van de vorderingen in kort geding van Bio Boerma.
Feitenvaststelling
3.8
Met haar eerste grief maakt Bio Boerma bezwaar tegen de feitenvaststelling door de voorzieningenrechter, maar laat zij na te onderbouwen welke volgens haar essentiële feiten achterwege zijn gebleven. Om die reden kan deze grief niet slagen. Het hof heeft de feiten bovendien zelfstandig vastgesteld, zodat ook om die reden deze grief geen verdere bespreking behoeft.
3.9
Met haar tweede grief wijst Bio Boerma op een volgens haar kennelijke verschrijving door de voorzieningenrechter in 2.7 van het vonnis, waar het recht van Bio Boerma op financiële participatie in OVZ wordt genoemd. Volgens Bio Boerma moet hiervoor ‘WPZ’ worden gelezen. Het hof stelt vast dat in het arrest wordt gesproken van financiële participatie in ‘Windpark Zeewolde’, zonder dat daarbij een juridische entiteit is genoemd, wat mogelijk valt te verklaren door het feit dat WPZ en STAK in die procedure geen partij waren. Om die reden zal dit aspect bij de uitleg van het arrest van
14 december 2021 moeten worden betrokken, teneinde vast te stellen welke aanspraken Bio Boerma hieraan jegens welke partij(en) kan ontlenen.
Uitleg van het arrest van 14 december 2021
3.1
Met een aantal grieven komt Bio Boerma op tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat uit het arrest niet blijkt welke rechten en verplichtingen aan het lidmaatschap zijn verbonden en wat precies onder financiële participatie wordt verstaan, en dat dit in kort geding ook niet kan worden vastgesteld. Bio Boerma stelt daartoe onder meer dat het oordeel van het hof dat zij recht heeft op schadevergoeding wegens het feit dat zij in 2018 ten onrechte niet als lid van OVZ is toegelaten, onverlet laat dat zij ook recht heeft op uitgifte van certificaten van aandelen in WPZ en tot het verstrekken van twee geldleningen met terugwerkende kracht tot 2015.
3.11
Het hof stelt vast dat uit het arrest blijkt dat de weigering om Bio Boerma
in 2018als lid toe te laten onrechtmatig is en dat OVZ is veroordeeld tot vergoeding van schade die Bio Boerma
daardoorlijdt en zal lijden, op te maken bij staat.
Daarnaast is OVZ gelast om te bewerkstelligen dat Bio Boerma alle rechten verkrijgt die aan het lidmaatschap (van OVZ,
toevoeging hof) zijn verbonden, waaronder
het recht op financiële participatie in Windpark Zeewolde, op gelijke wijze als bestaande leden dat recht hebben verkregen.Daarbij is niet bepaald waaruit het recht op financiële participatie precies bestaat, met ingang van welke datum dit zou moeten geschieden en of al dan niet sprake zou moeten zijn van terugwerkende kracht.
3.12
Het hof is van oordeel dat in het arrest niet valt te lezen dat met het aannemen van een onrechtmatige daad in 2018 en het toekennen van schadevergoeding vanaf dat moment, is bedoeld dat Bio Boerma feitelijk in de positie moet worden gebracht als ware zij vanaf het begin (in 2015) of vanaf 2018 lid geweest van OVZ. Dat verdraagt zich ook niet met het feit dat het hof met zoveel woorden in 4.10 en 4.11 van het arrest heeft overwogen dat Bio Boerma niet al in 2015 of in 2018 lid is geworden van OVZ. Bio Boerma heeft in die periode bovendien ook geen investeringsrisico heeft gelopen.
Uitgangspunt is wel dat Bio Boerma het recht toekomt alsnog te participeren vanaf de daadwerkelijke datum van zijn lidmaatschap, met een recht op schadevergoeding voor de periode vanaf 18 maart 2018. Dat is de datum waarop Bio Boerma als lid toe had moeten worden gelaten. Gebleken is dat Bio Boerma op 16 december 2021 is toegelaten als lid van OVZ.
3.13
Vaststaat dat WPZ en STAK geen partij waren in de procedure die heeft geleid tot het arrest van 14 december 2021 en dat de beslissingen van het hof enkel OVZ gelden. Schade die Bio Boerma heeft geleden doordat zij niet al vanaf 18 maart 2018 certificaten heeft kunnen kopen en leningen heeft kunnen verstrekken, kan zij op grond van dit arrest van OVZ vorderen. Dat WPZ en STAK zelfstandig zouden zijn gehouden het arrest na te komen omdat zij op grond van de ledenovereenkomst van Bio Boerma verplicht zijn om de rechtsverhouding over te nemen, valt hieruit niet af te leiden en is ook niet aannemelijk. Bij de door Bio Boerma als productie 20 overgelegde (blanco) ledenovereenkomst waren WPZ en STAK immers geen partij, omdat zij nog niet waren opgericht, terwijl in artikel 1 lid 3 van bijlage 1A onder meer is bepaald dat na oprichting van ‘vorenbedoelde vennootschap(pen)’ deze zullen ‘toetreden als contractspartij tot (onderdelen van) de ledenovereenkomst’, zonder dat nader is bepaald tot welke onderdelen dat zal zijn.
3.14
Vaststaat ook dat OVZ het windpark op 8 augustus 2017 heeft overgedragen aan WPZ en dat de certificaten van aandelen in het kapitaal van WPZ aan leden van OVZ zijn uitgegeven door STAK. OVZ heeft verder - onvoldoende gemotiveerd weersproken - gesteld dat zij vanaf november 2016 al geen leningen meer heeft uitgeschreven en dat geen sprake (meer) is van een (min of meer) gelijke bestuurssamenstelling bij OVZ en WPZ, zodat zij geen gevolg kan geven aan de instructie van dit hof ‘te bewerkstelligen dat Bio Boerma alle rechten krijgt die aan het lidmaatschap (van OVZ, toevoeging hof) zijn verbonden’, omdat zij daar geen zeggenschap over heeft. Als bewijs voor die stelling heeft OVZ als productie 2 de correspondentie tussen het bestuur van OVZ en WPZ van 31 oktober 2022 en 2 november 2022 in het geding gebracht.
3.15
Gelet op het voorgaande stelt het hof dan ook vast dat Bio Boerma haar aanspraak tot levering van certificaten en tot het verstrekken van geldleningen jegens WPZ en STAK niet aan het arrest van 14 december 2021 kan ontlenen.
3.16
De vraag of Bio Boerma een beroep op vereenzelviging van OVZ c.s. en paulianeus handelen door OVZ c.s. toekomt, leent zich niet voor beantwoording daarvan in kort geding, omdat deze procedure geen mogelijkheid voor nader onderzoek en voor bewijslevering biedt. Bovendien ontbreekt elke onderbouwing daarvoor. Ook de vraag of Bio Boerma (gelijke) rechten kan ontlenen aan de participatie door andere partijen ( [naam1] , [naam2] en de Zephyros-groep) of aan een mogelijke overname van rechten en verplichtingen door WPZ/STAK van OVZ kan in dit kort geding niet worden beantwoord.
3.17 De vorderingen van Bio Boerma om certificaten ter hand te stellen en leningen met haar aan te gaan en de vordering om alsnog een dwangsom te verbinden aan de veroordeling door het hof in het arrest van 14 december 2021 kunnen in dit kort geding, dat immers een voorlopige voorziening behelst, dan ook niet worden toegewezen.
De vordering tot inzage en afschrift van stukken
3.18
Een groot aantal grieven (5 tot en met 16) van Bio Boerma is gericht tegen de in haar ogen te beperkte toewijzing door de voorzieningenrechter van de vordering ex art. 843a Rv.
3.19
De wet [3] kent de mogelijkheid om van iemand anders inzage in documenten te vragen, of zelfs een kopie of uittreksel. Er kan echter niet willekeurig worden gevraagd om gegevens die interessant zouden kunnen zijn. De wet stelt de volgende eisen.
- De verzoeker moet met de ander een juridische relatie hebben.
- Hij moet belang hebben bij die gegevens voor zijn bewijslevering in een conflict met die ander.
- Het moet gaan om specifieke gegevens die de verzoeker niet heeft, maar de ander wel.
De verzoeker heeft geen recht op deze gegevens als op een andere manier net zo goed bewijs kan worden geleverd of als de ander een goede reden heeft om te weigeren.
3.2
Uit wat hiervoor is overwogen, volgt naar het oordeel van het hof dat Bio Boerma in de gelegenheid moet worden gesteld om nader te onderzoeken en te onderbouwen welke vorderingen zij jegens OVZ c.s. kan instellen, ontleend aan het arrest en gebaseerd op de pauliana en op het leerstuk 'vereenzelviging'. Tegen die achtergrond zal het hof hierna beoordelen of en zo ja, welke bescheiden aan Bio Boerma ter beschikking moeten worden gesteld door middel van inzage of afschrift.
3.21 Het hof zal achtereenvolgens de door Bio Boerma van OVZ c.s. gevorderde gegevens zoals genoemd in 2.16 bespreken.
Ad a) de correspondentie met bijbehorende stukken (brieven met voorstellen en bijbehorende informatie) die OVZ, WPZ en STAK vanaf 2015 hebben verzonden aan de leden van OVZ (later certificaathouders) met betrekking tot het verwerven van geldleningen en certificaten van alle leenrondes zoals weergegeven in de tabel onder randnummer 4.46 (productie 23); enAd c) een afschrift van alle notulen van alle ledenvergaderingen van OVZ vanaf 2015.3.22 Bio Boerma heeft onder meer gesteld dat zij belang heeft bij de informatie vanaf 2015 voor het vaststellen van haar rechten vanaf 2018 en dat dit niet beperkt moet blijven tot algemene berichten, zoals de voorzieningenrechter heeft bepaald. Bio Boerma heeft voorts gesteld dat haar recht op participatie in WPZ dat het hof heeft vastgesteld, maakt dat zij ook belang heeft bij informatie van WPZ.
3.23
Uit 3.12 volgt dat het hof niet heeft bedoeld dat Bio Boerma feitelijk in de positie moet worden gebracht als ware zij vanaf het begin (in 2015) lid geweest van OVZ. Onder die omstandigheden heeft Bio Boerma haar stelling dat zij belang heeft bij de genoemde informatie vanaf 2015 onvoldoende onderbouwd. Net als de voorzieningenrechter is ook het hof van oordeel dat Bio Boerma belang heeft bij de genoemde bescheiden vanaf
18 maart 2018 en dat dit -in verband met de vertrouwelijkheid- beperkt moet blijven tot algemene berichten en informatie. Hoewel slechts OVZ en haar voorganger WVZ partij waren bij de procedure die heeft geleid tot het arrest van 14 december 2021, kan de exhibitievordering ook worden toegewezen jegens WPZ en STAK. Een vordering op de voet van art. 843a Rv kan worden ingesteld tegen wederpartijen bij de in deze bepaling bedoelde rechtsbetrekking (OVZ uit hoofde van onrechtmatig handelen) en tegen derden die bij die rechtsbetrekking geen partij zijn (WPZ en STAK). [4] Omdat het windpark op 8 augustus 2017 door OVZ is overgedragen aan WPZ en vaststaat dat certificaten van aandelen zijn uitgegeven aan leden van OVZ via STAK, valt aan te nemen dat Bio Boerma, met inachtneming van de hiervoor opgenomen kanttekeningen, een rechtmatig belang heeft bij afgifte van de correspondentie die OVZ, WPZ en STAK vanaf 18 maart 2018 hebben verzonden aan de leden van OVZ (later certificaathouders) met betrekking tot het verwerven van geldleningen en certificaten van alle leenrondes. Daarbij gaat het om algemene berichten die aan alle leden zijn gestuurd en niet om persoonlijke berichten voor specifieke leden. In dit kader heeft Bio Boerma ook belang bij afgifte van een afschrift van de notulen van alle ledenvergaderingen van OVZ vanaf 18 maart 2018. Vaststaat dat Bio Boerma van OVZ al de notulen van twee vergaderingen heeft ontvangen, maar tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft Bio Boerma gesteld dat nog twee andere vergaderingen zijn gehouden.
Ad b) de memo met bijlagen van het bestuur van WPZ d.d. 11 oktober 2017 waarin het bestuur diverse nieuwe leden, onder wie de leden van Zephyros, de mogelijkheid geeft om met terugwerkende kracht te participeren.
3.24
Bij akte overlegging producties van 4 april 2023 heeft Bio Boerma dit memo als productie 27 zelf overgelegd, zodat zij hierbij geen belang meer heeft.
Ad d) de onderliggende correspondentie van partijen over de overdracht van rechten en verplichtingen van OVZ aan WPZ d.d. augustus 2017.Ad e) de overeenkomst en afspraken die OVZ, WPZ en STAK met de Staat zijn overeengekomen over het blijvend kunnen toetreden van nieuwe leden, ook na de bouw van het windpark.
3.25
Uit 3.16 en 3.20 hiervoor volgt dat Bio Boerma een rechtmatig belang heeft bij afgifte van deze informatie, uiteraard voor zover deze aanwezig is.
Ad f) het geldleningenregister van OVZ en aandeelhoudersregisters van WPZ.3.26 Bio Boerma heeft gesteld belang te hebben bij inzage en afschrift, omdat zij maximaal wenst te participeren op grond van haar lidmaatschap. Zij stelt te hebben vernomen dat in de praktijk - anders dan de statuten voorschrijven - meerdere financieringsrechten per lidmaatschapsrecht zijn toegekend door OVZ en dat dat aanzienlijke consequenties heeft voor het maximale investeringsbedrag en latere rendementen.
OVZ (en WPZ sluit zich daarbij aan) heeft bezwaar gemaakt tegen inzage en afgifte, gelet op de inbreuk op de privacy van de leden/geldverstrekkers die daarvan het gevolg zou zijn. Tevens stelt zij dat Bio Boerma, blijkens de tabel in randnummer 4.46 van de appeldagvaarding, al weet welke leningen zijn verstrekt en hoeveel certificaten daarbij horen. Bio Boerma hoeft niet te weten door wie die leningen zijn verstrekt en heeft in zoverre dus geen belang bij inzage, althans dient dat belang te wijken voor het belang van geheimhouding.
3.27
Het hof overweegt dat Bio Boerma haar belang in het licht van de gemotiveerde betwisting onvoldoende heeft onderbouwd. Niet valt in te zien waarom zij inzage in het geldleningenregister en het aandeelhouders- (of certificaathouders)register nodig heeft naast de in 3.23 genoemde bescheiden.
3.28 Voor de door Bio Boerma van STAK en WPZ gevorderde gegevens zoals genoemd in 2.17 onder:
g) de overeenkomsten en afspraken die tussen WPZ en STAK zijn overeengekomen.h) alle notulen van de aandeelhoudersvergaderingen van WPZ en STAK enj) de jaarrekeningen van WPZ en STAK vanaf de oprichting tot en met hedengeldt hetgeen is overwogen in 3.16 en 3.20. Omdat OVZ het windpark op 8 augustus 2017 heeft overgedragen aan WPZ en vaststaat dat certificaten van aandelen zijn uitgegeven aan leden van OVZ via STAK, heeft Bio Boerma een rechtmatig belang heeft bij afgifte van de genoemde bescheiden door WPZ en STAK.
3.29
Met betrekking tot
i) het aandelen- en certificatenregister van STAK en WPZgeldt wat is overwogen in 3.27.
3.3
Het hof is aldus tot het oordeel gekomen dat Bio Boerma een rechtmatig belang heeft bij afgifte door OVZ c.s. respectievelijk STAK en WPZ van de hiervoor genoemde gegevens.
3.31
Deze door Bio Boerma gevraagde gegevens kunnen mogelijk bijdragen aan het bewijs of de onderbouwing van haar vorderingen. Deze bescheiden zijn ook voldoende bepaald, namelijk bedoeld om inzicht te krijgen in de vraag welke aanspraken zij jegens welke partijen geldend kan maken. Daarmee kan niet worden gesproken van een ‘fishing expedition’. Tevens is sprake van een rechtsbetrekking van Bio Boerma waarbij OVZ betrokken is, namelijk uit hoofde van onrechtmatige daad. Bio Boerma kan ook inzage vorderen van WPZ en STAK. Nu niet is gesteld of gebleken dat Bio Boerma zonder deze gegevens op een andere manier net zo goed bewijs kan leveren en evenmin is gebleken van een goede reden om inzage en afgifte van deze stukken te weigeren, is het hof van oordeel dat de vordering van Bio Boerma ex art. 843a Rv zoals hiervoor is weergegeven dient te worden toegewezen.
3.32
Het hof zal aan OVZ c.s. bevelen om ieder voor zich aan Bio Boerma op haar kosten afschriften te verstrekken van de volgende bescheiden:
- de correspondentie die OVZ, WPZ en STAK vanaf 18 maart 2018 hebben verzonden aan de leden van OVZ (later certificaathouders) met betrekking tot het verwerven van geldleningen en certificaten van alle leenrondes, waarbij het gaat om algemene berichten die aan alle leden gelijk zijn gestuurd en niet om persoonlijke berichten voor specifieke leden;
- een afschrift van de notulen van alle ledenvergaderingen van OVZ vanaf 18 maart 2018;
- de onderliggende correspondentie van partijen over de overdracht van rechten en verplichtingen van OVZ aan WPZ van augustus 2017;
- de overeenkomst en afspraken die OVZ, WPZ en STAK met de Staat zijn overeengekomen over het blijvend kunnen toetreden van nieuwe leden, ook na de bouw van het windpark.
3.33 Het hof zal aan STAK en WPZ bevelen om ieder voor zich aan Bio Boerma op haar kosten afschriften te verstrekken van de volgende bescheiden:
- de overeenkomsten en afspraken die tussen WPZ en STAK zijn overeengekomen;
- alle notulen van de aandeelhoudersvergaderingen van WPZ en STAK;
- de jaarrekeningen van WPZ en STAK vanaf de oprichting tot en met heden.
Dwangsom en hoofdelijkheid
3.34
Gelet op het door OVZ gemaakte bezwaar tegen de gevorderde dwangsom en de omstandigheid dat Bio Boerma na het vonnis van de voorzieningenrechter van 2 september 2022 ook stukken heeft ontvangen, gaat het hof ervan uit dat voor oplegging van een dwangsom op dit moment geen noodzaak bestaat. Omdat OVZ c.s. onvoldoende weersproken hebben gesteld dat sprake is van verschillende juridische entiteiten zal het hof niet overgaan tot hoofdelijke veroordeling tot afgifte. De termijn waarbinnen de afschriften moeten worden verstrekt, zal het hof bepalen op 14 dagen na betekening van dit arrest.
Conclusie
3.35
Het vonnis van 2 september 2022 zal gedeeltelijk worden vernietigd. De vordering van Bio Boerma tot inzage en afschrift van stukken zal worden toegewezen zoals is bepaald in 3.32 en 3.33. De zogenoemde kostencompensatie tussen Bio Boerma en OVZ blijft in stand. Omdat WPZ en STAK in hoger beroep enkel worden veroordeeld tot afgifte van de hiervoor genoemde bescheiden en de vorderingen van Bio Boerma voor het overige worden afgewezen, blijft de proceskostenveroordeling bij de voorzieningenrechter in stand.
De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd.

4.4. De beslissing

Het hof,
1. vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland in Lelystad van 2 september 2022 voor zover dat onder 5.2 is gewezen en neemt de volgende beslissing:
-
veroordeelt OVZ c.s. ieder voor zich om binnen 14 dagen na betekening van dit arrest aan Bio Boerma afschriften te verstrekken van de hiervoor in 3.32 genoemde bescheiden;
- veroordeelt STAK en WPZ ieder voor zich om binnen 14 dagen na betekening van dit arrest aan Bio Boerma afschriften te verstrekken van de hiervoor in 3.33 genoemde bescheiden;
- bepaalt dat Bio Boerma op verzoek van OVZ, WPZ en STAK de kosten van het verstrekken van de afschriften aan Bio Boerma zal vergoeden;
2. bekrachtigt het genoemde vonnis voor het overige;
3. bepaalt dat partijen in hoger beroep ieder de eigen kosten moeten dragen;
4. verklaart de veroordelingen in dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
5. wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.M. Lorist, M.W. Zandbergen en J. Smit en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
25 april 2023

Voetnoten

1.vgl. HR 31 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE3437,
2.zie HR 10 april 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0571,
3.Artikel 843a Wetboek van burgerlijke rechtsvordering.
4.Vgl HR 10 juli 2015, NJ 2016, 50