ECLI:NL:GHARL:2023:3549

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
25 april 2023
Zaaknummer
200.313.941/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van een kort geding arrest inzake huurgeschil over perceel grond in Suriname

In deze zaak heeft Diacare4U N.V. (eiseres) herroeping gevorderd van een eerder arrest van het gerechtshof van 15 september 2020, waarin de vorderingen van Diacare4U tegen de verweerders, eigenaren van een perceel grond in Suriname, waren afgewezen. De herroeping is gebaseerd op de stelling dat de verweerders bedrog hebben gepleegd en stukken van beslissende aard hebben achtergehouden. Het hof heeft vastgesteld dat er geen voldoende gronden zijn voor herroeping. De eiseres stelde dat de verweerders wisten dat Diacare4U huizen bouwde op hun perceel, maar het hof oordeelde dat de verklaringen van de verweerders consistent waren en niet wezenlijk verschilden. Bovendien was er geen bewijs dat de verweerders een huurovereenkomst met Diacare4U hadden afgesloten of dat zij bedrog hadden gepleegd. De vordering tot herroeping werd afgewezen, en Diacare4U werd veroordeeld in de kosten van de procedure. De uitspraak vond plaats op 25 april 2023.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.313.941/01
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland locatie Lelystad 484719
arrest van 25 april 2023
in de zaak van
Diacare4U N.V.,
gevestigd te Wanica, Suriname,
eiseres,
hierna:
Diacare4U,
advocaat: mr. J.A. Neslo te Almere,
tegen

1.[verweerder] ,

2. [verweerster] ,
beiden wonende te [woonplaats1] ,
verweerders,
hierna gezamenlijk te noemen:
[verweerders],
advocaat: mr. M. Booij te Amsterdam.

1.Het verdere verloop van de procedure

In deze zaak is op 6 december 2022 een tussenarrest gewezen. Daarbij is bepaald dat een mondelinge behandeling zal plaats vinden. Van beide partijen zijn daarna aanvullende stukken ontvangen. De mondelinge behandeling heeft vervolgens plaats gevonden op
5 april 2023. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt. Uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Waar gaat deze zaak over en hoe oordeelt het hof?

2.1
[verweerders] zijn eigenaar van een perceel grond in Suriname. Diacare4U stelt dat perceel van [verweerders] gehuurd te hebben. [verweerders] betwisten dat en hebben Diacare4U de toegang tot het perceel geweigerd. Daarop heeft Diacare4U in kort geding gevorderd dat [verweerders] worden veroordeeld om Diacare4U toegang te verlenen. Ook is gevorderd [verweerders] te veroordelen de daarop door Diacare4U gebouwde opstallen te ontruimen en leeg te houden, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom.
2.2
De voorzieningenrechter in de rechtbank Midden Nederland heeft in het vonnis van 12 september 2019 (zoals hersteld op 25 september 2019) geoordeeld dat voorshands voldoende aannemelijk is dat [verweerders] het perceel hebben verhuurd aan Diacare4U. De vorderingen van Diacare4U zijn daarom toegewezen.
2.3
[verweerders] zijn van dat vonnis in hoger beroep gekomen. In het arrest van
15 september 2020 [1] heeft het hof het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigd en, alsnog, de vorderingen van Diacare4U afgewezen.
2.4
Diacare4U heeft [verweerders] op 1 juli 2022 gedagvaard voor dit hof. Gevorderd is herroeping van het arrest van 15 september 2020 op grond van door [verweerders] gepleegd bedrog en het achterhouden van stukken door hen.
2.5
Het hof oordeelt dat onvoldoende gronden bestaan voor herroeping en heropening van de zaak. De vordering wordt daarom afgewezen met veroordeling van Diacare4U in de kosten van het hoger beroep. Hierna wordt uitgelegd hoe het hof tot deze beslissing is gekomen.

3.De vaststaande feiten

3.1
Het hof gaat in hoger beroep uit van de volgende feiten.
3.2
[verweerders] zijn eigenaar van een (voormalige) plantage in Suriname aan de [adres] aldaar. Dit stuk grond wordt hierna aangeduid als 'het perceel'.
3.3
Diacare4U is een naamloze vennootschap naar Surinaams recht en is op
23 augustus 2016 opgericht door de heer [naam1] (hierna: [naam1] ). Hij is ook bestuurder.
3.4
Op het perceel zijn een aantal appartementen en een loods gebouwd.
3.5
Op 1 september 2020 vond de mondelinge behandeling bij het hof plaats in de zaak die eindigde met het arrest van 15 september 2020 (verder: de hofprocedure). [verweerder] (verder: [verweerder] ) heeft toen, als partij, als volgt verklaard:

Ik heb nooit een schriftelijke overeenkomst van [naam1] ontvangen. Ook heb ik mondeling geen huurovereenkomst met hem gesloten. Ik heb [naam1] nooit toestemming gegeven om te bouwen op mijn perceel. Ik en mijn vrouw wisten wel dat [de zoon] wat van plan was met het perceel en het plan had om wat te gaan bouwen. Maar ik had verwacht dat [de zoon] en [naam1] toestemming nodig hadden van mij. Ik heb geen groen licht gegeven. De afspraken die zij hebben gemaakt, daar wist ik niets van. Toen ik daar met vakantie was, zag ik daar gebouwen. Ik ben op het ressort geweest en [naam1] heeft mij uitgenodigd om daar te zijn. Toen de huisjes er eenmaal stonden, kon ik er weinig meer aan doen.
Ik heb nooit een volmacht of een akte van lastgeving getekend voor de notaris. Ik weet ook niets over de volmacht van 11 augustus 2017 die mijn vrouw zou hebben getekend over de
verkoop van de grond.”
3.6
Op 4 april 2022 vond een voorlopig getuigenverhoor plaats bij de rechtbank Midden-Nederland. [verweerder] heeft daar, als getuige gehoord, verklaard:

Begin dit jaar heb ik het perceel bezocht. Ik kon de plek niet helemaal zien omdat ik maar een beperkte afstand kan lopen. In 2016 of 2017 ben ik er ook geweest. Er werden toen huizen gebouwd. Ik heb hiervoor geen opdracht gegeven. Dit is gebeurd in opdracht van de
heer [naam1] , dat heeft hij mij zelf verteld.
Toen ik het perceel bezocht zag ik dat er huizen werden gebouwd. Meneer [naam1] heeft mij uitgenodigd. Ik heb toen aan mevrouw [naam1] gevraagd: Wie heeft deze opdracht gegeven. Mevrouw [naam1] vertelde dat zij het niet wist en dat zij aan haar man heeft gevraagd waarom hij huizen bouwde op de grond van iemand anders. Ik heb ook aan meneer [naam1] zelf gevraagd waarom hij huizen op mijn grond bouwde. Ik kreeg geen antwoord van meneer [naam1] , en toen kon ik niks doen. Ik moest terug naar huis na mijn vakantie.
Ik ken de heer [naam1] al heel lang. Wij zijn als familie voor elkaar. Ik heb nooit gesproken over de plannen van meneer [naam1] met mijn grond. ”
3.7
Tussen partijen was ook een procedure aanhangig voor de kantonrechter in Paramaribo. In die procedure is op 30 november 2022 een comparitie van partijen gehouden. [verweerders] en Diacare4U (vertegenwoordigd door [naam1] ) waren daarbij aanwezig. Namens [verweerders] is daar door hun gemachtigde verklaard:

Mijn cliënten hebben een huurovereenkomst met de B.V. gesloten en niet met de N.V.
[verweerder] e.a. hebben zaken gedaan met de B.V. De B.V. heeft jaren de huurgelden betaald en zij heeft daar ook geïnvesteerd.”

4.De beoordeling van de vordering

de vordering
4.1
Diacare4U legt, samengevat, het volgende ten grondslag aan de vordering tot herroeping.
a.
Wat [verweerder] op 4 april 2022 in het voorlopig getuigenverhoor heeft verklaard is in strijd met wat hij bij de mondelinge behandeling op 1 september 2020 in de hofprocedure heeft verklaard. In het bijzonder blijkt uit die verklaring van 4 april 2022 dat [verweerder] wist dat [naam1] (dus: Diacare4U) huizen bouwde op het perceel en niet [de zoon] , zoals op
1 september 2020 werd verklaard.
b.
In de procedure in Suriname is het bestaan van een huurovereenkomst erkend door [verweerders] Die erkenning betrof weliswaar een huurovereenkomst met de besloten vennootschap Diacare4U (verder: de BV), maar de erkenning laat zien dat [verweerders] , anders dan [verweerder] in de hofprocedure verklaarde, het perceel in kwestie wel degelijk heeft verhuurd. De verhuur aan Diacare4U B.V. had dan ook door [verweerders] in die procedure gemeld moeten worden.
c.
Op 2 oktober 2016 heeft een vergadering plaats gevonden tussen [naam1] (namens Diacare4U), [verweerder] en zijn zoon [de zoon] . Van die vergadering is een verslag opgemaakt. Dat verslag is ondertekend door [naam1] en [verweerder] . Dat verslag is, met andere administratieve bescheiden, op enig moment door [verweerders] gestolen. Pas op 18 mei 2022 heeft Diacare4U de beschikking gekregen over de digitale versie ervan. Het stuk kon dus in
de hofprocedure niet overgelegd worden. Uit het stuk blijkt dat [verweerder] ermee instemde dat de naamloze vennootschap Diacare4U huurde, dat daarvoor € 500,- per maand werd betaald en dat [de zoon] volmacht kreeg van [verweerder] .
d
Het bestaan van een volmacht van [verweerders] aan [de zoon] blijkt ook uit de verklaring van (destijds kandidaat-)notaris [naam2] .
a + b + c + d
Uit a, b, c en d, in onderling verband bezien, blijkt dat [verweerders] bedrog hebben gepleegd tijdens de hofprocedure en dat zij daarin een stuk van beslissende aard hebben achtergehouden.
het verweer
4.2
[verweerders] hebben betwist dat sprake is van bedrog of het achterhouden van stukken. Hun standpunt kan als volgt worden samengevat.
ad a
Van bedrog is geen sprake. De door [verweerder] afgelegde verklaringen verschillen niet wezenlijk van elkaar. [verweerder] heeft in de procedure bij het hof ook niet verklaard dat hij niet wist dat [naam1] betrokken was bij de bouw van de huizen op het perceel of dat alleen [de zoon] daarbij betrokken was. De consequente verklaring van [verweerder] is dat hij nooit toestemming aan een derde heeft gegeven voor de bouw door derden en voor de verhuur van het perceel. Indien niettemin van bedrog moet worden uitgegaan geldt dat dit al bekend was of had moeten zijn tijdens de procedure bij het hof. Van ontdekking van het gestelde bedrog na de uitspraak van 15 september 2020 is dus geen sprake.
ad b
De door de gemachtigde gedane uitlating bij de kantonrechter in Paramaribo is juist. [verweerders] wilden wel zaken doen met de B.V., maar niet met de N.V. omdat bij de N.V. uitsluitend [naam1] betrokken was en bij de B.V. ook anderen, in wie zij meer vertrouwen hadden. Instemmen met huur door de B.V. zegt niets over een (gestelde) huurrelatie met de N.V. Slechts die relatie was echter in de procedure bij het hof aan de orde.
ad c
Het stuk waarop Diacare4U zich beroept was in het bezit van Diacare4U, althans was zij op de hoogte van bestaan en inhoud ervan. Zij had het stuk dus al tijdens de hofprocedure kunnen overleggen. Als het pas op 18 mei 2022 in het bezit is gekomen van Diacare4U is dat voor haar risico. Het stuk is bovendien onbekend bij [verweerders] [verweerder] is ook niet aanwezig geweest bij een vergadering op 2 oktober 2016. De op het stuk aanwezige handtekening is niet van hem. [verweerder] betwist de echtheid daarvan. Het aangehechte paspoort is ook niet van 2 oktober 2016, maar pas van 20 oktober 2016.
ad d
Een volmacht is door [verweerder] nooit afgegeven aan zoon [de zoon] .
bevoegdheid hof
4.3
De zaak heeft internationale aspecten omdat Diacare4U een in Suriname gevestigde naamloze vennootschap is. [verweerders] hebben in Nederland woonplaats en de herroeping moet met een dagvaarding worden ingeleid. Artikel 2 Rv bepaalt dat de Nederlandse rechter in een dergelijk geval bevoegd is. Een verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Suriname dat de rechtsmacht anders regelt (artikel 1 Rv) is er niet. Evenmin is sprake van een in het volkenrecht erkende uitzondering (artikel 1 Rv in verbinding met artikel 13a Wet algemene bepalingen). De Nederlandse rechter is dus bevoegd. Indien het al zo zou zijn dat slechts de Surinaamse rechter bevoegd is in de bodemzaak staat dat aan de bevoegdheid van de Nederlandse rechter tot het treffen van een voorlopige maatregel en, in het verlengde daarvan, het herroepen van een beslissing daarover niet in de weg (artikel 13 Rv).
toepasselijk recht
4.4.
Partijen gaan ervan uit dat hun rechtsverhouding inzake de herroeping beheerst wordt door Nederlands recht. Over de keuze voor dat recht zijn zij het kennelijk eens. Die keuze mogen zij ook maken. Het hof zal hen in die keuze volgen.
het juridisch kader
4.5
Ingevolge artikel 382 Rv kan het arrest van 15 september 2020, waarvan tussen partijen vaststaat dat het in kracht van gewijsde is gegaan, op de vordering van Diacare4U worden herroepen indien (voor zover van belang):
- het berust op bedrog door [verweerders] in het geding gepleegd;
- Diacare4U na het arrest stukken van beslissende aard in handen heeft gekregen die door toedoen van de wederpartij waren achtergehouden.
4.6
In artikel 383 Rv is bepaald dat het rechtsmiddel van herroeping moet worden aangewend binnen drie maanden nadat de grond voor de herroeping is ontstaan en de eiser daarmee bekend is geworden. Die termijn vangt niet aan dan nadat het vonnis of arrest in kracht van gewijsde is gegaan.
4.7
De in artikel 382 Rv genoemde grondslagen hebben gemeen dat zij hun oorzaak vinden in (bedrieglijke) handelingen van een der partijen (en in het geval van valse stukken ook van een derde). Het gaat er telkens om dat de feitelijke basis van de uitspraak, althans de totstandkoming van de uitspraak als gevolg van een van de in die gronden omschreven feiten, in enig opzicht niet deugt.
4.8
Voor de ontvankelijkheid van de vordering tot herroeping is nodig dat het feitelijk gebrek gepaard is gegaan met een beslissing die de herroeping vorderende partij in enig opzicht benadeelt. Voor ontvankelijkheid is niet nodig dat de eisende partij meer stelt dan dat de rechterlijke uitspraak onjuist was, althans anders geluid zou hebben.
4.9
Van bedrog in de zin van artikel 382 Rv is reeds sprake wanneer een partij door haar oneerlijke proceshouding belet dat in de procedure feiten aan het licht komen die tot een voor de tegenpartij gunstige afloop van die procedure zouden hebben kunnen leiden [2] . Dit zal zich onder meer voordoen wanneer een partij dergelijke feiten verzwijgt, terwijl zij wist of behoorde te weten dat de tegenpartij niet met die feiten bekend was of redelijkerwijs bekend behoorde te zijn.
a: achtergehouden wetenschap van het bestaan van een huurovereenkomst met Diacare4U?
4.1
Diacare4U stelt dat [verweerder] wist dat in opdracht van haar (niet: van [de zoon] ) huizen waren gebouwd op het perceel (onderdeel a van haar stellingname). Uit dat feit in
combinatie met het gegeven dat [verweerders] geen verwijdering van die huizen hebben
gevorderd leidt zij af dat [verweerders] heel goed wisten dat tussen hen en Diacare4U een huurovereenkomst bestond maar die wetenschap in de hofprocedure hebben achtergehouden.
4.11
Dát er huizen waren gebouwd op het perceel en dat hij dat wist heeft [verweerder] in beide verklaringen gemeld:
1 september 2020
Toen ik daar met vakantie was, zag ik daar gebouwen.
4 april 2022
Toen ik het perceel bezocht zag ik dat er huizen werden gebouwd.
Van inconsistentie en dus van bedrog is in zoverre geen sprake.
4.12
Over de vraag in wiens opdracht die huizen daar waren neergezet heeft [verweerder] verklaard:
1 september 2020
“Ik heb [naam1] nooit toestemming gegeven om te bouwen op mijn perceel. Ik en mijn vrouw wisten wel dat [de zoon] wat van plan was met het perceel en het plan had om wat te gaan bouwen. Maar ik had verwacht dat [de zoon] en [naam1] toestemming nodig hadden van mij. Ik heb geen groen licht gegeven. De afspraken die zij hebben gemaakt, daar wist ik niets van.”
4 april 2020
“Er werden toen huizen gebouwd. Ik heb hiervoor geen opdracht gegeven. Dit is gebeurd in opdracht van de heer [naam1] , dat heeft hij mij zelf verteld. Toen ik het perceel bezocht zag ik dat er huizen werden gebouwd. Meneer [naam1] heeft mij uitgenodigd. Ik heb toen aan mevrouw [naam1] gevraagd: Wie heeft deze opdracht gegeven. Mevrouw [naam1] vertelde dat zij het niet wist en dat zij aan haar man heeft gevraagd waarom hij huizen bouwde op de grond van iemand anders. Ik heb ook aan meneer [naam1] zelf gevraagd waarom hij huizen op mijn grond bouwde.”
Uit deze verklaringen kan niet veel meer worden afgeleid dan dat [verweerder] niet met zekerheid wist wie opdracht tot de bouw gegeven had: [naam1] (zoals deze zelf zei), [de zoon] (die wat van plan was met het perceel) of [de zoon] samen met [naam1] . De verschillen tussen de verklaringen zijn in dat licht bezien, en ook overigens, te gering om te kunnen oordelen dat van bedrog sprake is en het hof tot een ander oordeel zou zijn gekomen indien [verweerder] op 1 september 2020 zou hebben verklaard zoals hij op 4 april 2022 heeft gedaan.
b: achtergehouden erkenning van het bestaan van een huurovereenkomst met de B.V.?
4.13
In de dagvaarding van 1 juli 2022, waarmee deze herroepingszaak is ingeleid, heeft Diacare4U aan haar vordering niet ten grondslag gelegd wat de gemachtigde van [verweerders] later, op 30 november 2022, bij de kantonrechter in Paramaribo heeft verklaard (onderdeel b van haar stellingname). Dat is alsnog, voorafgaand aan de mondelinge behandeling bij het hof, gebeurd door toezending van het desbetreffende stuk (proces-verbaal van comparitie). Tegen deze feitelijke aanvulling van de grondslag van de herroepingsvordering hebben [verweerders] geen bezwaar gemaakt. Die wijziging is ook toelaatbaar omdat Diacare4U van het stuk nog geen kennis kon hebben op 1 juli 2022 (de stukken zijn immers van daarna) en [verweerders] zich ertegen hebben kunnen verweren, wat zij ook gedaan hebben.
4.14
De op 30 november 2022 gedane erkenning ziet niet op een huurovereenkomst met Diacare4U, maar op een huurovereenkomst met de B.V. Voor de beoordeling in de hofprocedure zou een dergelijke erkenning zeker betekenis kunnen hebben gehad. [verweerders] hebben immers in die procedure, bevestigd in deze herroepingszaak, consequent het standpunt ingenomen het perceel nooit te hebben verhuurd. De gedane erkenning schiet een gat in die stellingname. Als de erkenning (ook) in de hofprocedure was gedaan zou het debat
daarin zeker zijn gegaan over de vraag waarom erkend wordt wat eerst betwist werd (‘nooit verhuurd’) en of de overeenkomst inderdaad de B.V. betreft of wellicht toch de N.V. In een eventuele bodemprocedure zal deze erkenning daarom een rol van betekenis kunnen spelen.
4.15
Onvoldoende zeker is echter of die erkenning destijds is achtergehouden. Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof op 5 april 2023 heeft [verweerder] verklaard niet te weten waarom de nu besproken erkenning is gedaan. De procedure in Suriname werd gevoerd tegen hem en zijn echtgenote als eigenaren van het perceel. Ook [de zoon] was daarin echter partij. Het is, aldus [verweerder] , [de zoon] geweest die de contacten met de gemachtigde heeft onderhouden. De erkenning kwam, aldus nog steeds [verweerder] , voor hem uit de lucht vallen.
4.16
Wat [verweerder] verklaart vindt steun in het gegeven dat hij altijd, in het bijzonder op
1 september 2020 en 4 april 2022, heeft ontkend een huurovereenkomst met [naam1] (vertegenwoordiger van zowel de B.V. als de N.V.) te hebben gesloten. Steun is ook te vinden in de verklaring die (zoon) [de zoon] op 4 april 2022 in het voorlopig getuigenverhoor heeft afgelegd. Hij zegt daarin dat hij toestemming van zijn vader had om een loods te bouwen op een gedeelte (één hectare) van het perceel, dat [naam1] hem gevraagd heeft op dat perceelsgedeelte huisjes te mogen bouwen, dat die bouw heeft plaats gevonden, maar dat “
we buiten de omvang van 1 hectare” zijn gegaan en dat hij voor de bouw van de huisjes geen toestemming aan zijn vader heeft gevraagd. Kortom: [de zoon] lijkt nogal eigenmachtig bezig te zijn geweest. In dat beeld past dat de contacten met de gemachtigde in Suriname via [de zoon] liepen en de gedane erkenning niet berustte op wetenschap die [verweerder] reeds tijdens de hofprocedure had.
c: achtergehouden verslag van een vergadering van 2 oktober 2016?
4.17
Door Diacare4U is in het geding gebracht een verslag van “Bespreking en afspraken vergadering 2 oktober 2016 over bouw Ressort Suriname”. Volgens dit verslag waren daarbij aanwezig [naam1] , [verweerder] en zoon [de zoon] . Aan de orde was de voortgang van de bouw van het ressort. In het verslag staat verder:
- “
Maandelijkse bedrag van 500 euro zoals afgesproken voor huur grond wordt al op rekening van [de zoon] gestort.”
- “
[de zoon] krijgt eigen volmacht, die van [naam3] wordt dan ingetrokken.”
- “
Afspraak blijft hetzelfde, NV is huurder, en BV investeert.”
Het verslag is ondertekend door “
[naam1-A] ”en “
vader [verweerder] ”. Niet in geschil is dat [naam1] ook wel [naam1-A] wordt genoemd.
4.18
[verweerders] erkennen dat dit verslag de zaak “
een volledig andere wending had kunnen geven.”Dat het een stuk, indien niet vals, van beslissende aard was staat daarmee vast, ook omdat in het stuk uitdrukkelijk is vermeld dat de N.V. huurder is en omdat [verweerder] het stuk ondertekend heeft.
4.19
Als gemotiveerd en daarom voldoende onderbouwd door Diacare4U wordt ervan uitgegaan dat zij het verslag op 18 mei 2022, dus na het arrest van 15 september 2020, in handen heeft gekregen.
4.2
De stelling van Diacare4U is dat het originele, getekende, verslag door [verweerders] is gestolen. Als dat waar is geldt dat het verslag in hun bezit is gekomen en zij dit, door het in de hofprocedure niet in te brengen, hebben achtergehouden. Onderbouwing van de, door [verweerders] betwiste, stelling ontbreekt echter. Van de gestelde diefstal kan dus niet worden
uitgegaan en dus ook niet van het achterhouden van het (originele) verslag door toedoen van [verweerders] Dat [verweerder] in 2016 een kopie heeft ontvangen is verder niet gesteld. Ook in zoverre is dan van achterhouden van het stuk door toedoen van [verweerders] geen sprake.
d: is er een volmacht van [verweerder] aan zoon [de zoon] ?
4.21
In een e-mail van 12 januari 2022 heeft notaris Huang geschreven:

Hoewel de heer [verweerder] geen volmacht in minuut verleden heeft uitgebracht op de heer [de zoon] , heeft de heer [verweerder] , voor zover ik mij kan herinneren, wel bij een onderhandse akte van lastgeving volmacht verleend aan de heer [de zoon] . Echter beschik ik niet over een kopie van deze onderhandse volmacht. En kan ik mij de exacte inhoud van deze volmacht niet meer herinneren."
Op door de rechtbank, in het kader van het voorlopig getuigenverhoor, schriftelijk gestelde vragen naar aanleiding van deze e-mail heeft notaris [naam2] geantwoord:

Ik twijfel over de exacte inhoud van de volmacht, omdat de volmacht niet door mij is
opgemaakt en dat het inmiddels al ongeveer 4 jaren geleden is, dat ik die volmacht onder ogen heb gehad.”
4.22
De verklaringen van de notaris wijzen in de richting van het bestaan van een volmacht, afgegeven door [verweerder] aan zijn zoon [de zoon] . De ontkenning van [verweerder] ooit een volmacht aan zoon [de zoon] gegeven te hebben kan daarmee in een ander daglicht komen te staan. In een eventuele bodemprocedure zal de waarde van die ontkenning mede aan de hand van de nu beschikbare verklaringen van notaris Huang en mogelijke verdere instructie beoordeeld kunnen worden. Die verklaringen zijn echter onvoldoende precies om nu voldoende aannemelijk te kunnen achten dat [verweerder] destijds, tijdens de hofprocedure, wel degelijk wist dat hij een volmacht had afgegeven aan zoon [de zoon] , dat die volmacht (mede) zag op het aangaan of schriftelijk vastleggen van een huurovereenkomst met Diacare4U en dus dat [verweerders] bedrog hebben gepleegd door in de hofprocedure tegen beter weten in te verklaren dat [verweerder] geen volmacht aan [de zoon] heeft verstrekt dan wel dat [verweerders] daarin een bestaande volmacht hebben achtergehouden.
bewijs
4.23
De gevorderde herroeping betreft een in kort geding gewezen arrest. In dat kort geding en daarom ook in deze herroepingszaak, die het verlengde daarvan vormt, is om die reden in beginsel geen plaats voor bewijslevering. Daarvoor is een eventuele bodemprocedure geschikter. Tot bewijslevering wordt daarom niet overgegaan.

5.Slotsom

5.1
In deze herroepingsprocedure zijn geen feiten en omstandigheden bekend geworden die zozeer de verdenking van bedrog en/of van achterhouden van stukken van beslissende aard rechtvaardigen, dat Diacure4U de gelegenheid behoort te krijgen om via heropening van het geding haar vorderingen in kort geding nogmaals aan het hof ter beoordeling voor te leggen met inachtneming van die feiten en omstandigheden. [3] Voor herroeping van het arrest van 15 september 2020 bestaat daarmee onvoldoende grond. De vordering van Diacare4U wordt daarom afgewezen.
5.2
Als in het ongelijk gestelde partij zal Diacare4U worden veroordeeld in de kosten van de procedure van [verweerders] Die kosten bedragen € 343,- aan griffierecht en € 2.366,- aan salaris advocaat (2 punten tarief II à € 1.183,- per punt). Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat ook een veroordeling tot betaling van de nakosten [4] .

6.De beslissing

Het hof, recht doende in de vordering tot herroeping van het arrest van 15 september 2020:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt Diacare4U in de kosten van de procedure, aan de zijde van [verweerders] vastgesteld op € 343,- aan griffierecht en € 2.366,- aan salaris advocaat (2 punten tarief II à
€ 1.183,- per punt).
Dit arrest is gewezen door mr. W.P.M. ter Berg, mr. M.E.L. Fikkers en mr. O.E. Mulder en is door de rolraadsheer in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
25 april 2023.