Uitspraak
[appellante],
[geïntimeerde],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot ontslag van instantie, ingediend door [geïntimeerde] in het kader van een faillissementsprocedure. [appellante] had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, waarin zij als gedaagde in conventie en eiser in reconventie optrad. De rechtbank had op 16 maart 2022 een uitspraak gedaan, waarna [appellante] op 17 november 2022 in staat van faillissement werd verklaard. De curator heeft de procedure niet overgenomen, wat leidde tot het verzoek van [geïntimeerde] om ontslag van instantie op grond van artikel 27 lid 2 van de Faillissementswet (Fw). Het hof oordeelde dat de vorderingen in conventie en reconventie nauw met elkaar verweven zijn en dat toewijzing van het verzoek tot ontslag van instantie in strijd zou zijn met de goede procesorde. Het hof heeft daarom het verzoek afgewezen en de procedure ambtshalve doorgehaald, met de mogelijkheid om deze voort te zetten indien de afwikkeling van het faillissement dat toelaat. De uitspraak benadrukt het belang van de samenhang tussen conventionele en reconventionele vorderingen in faillissementsprocedures.