ECLI:NL:GHARL:2023:3335
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep kort geding
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep kort geding inzake vergoeding van buitengerechtelijke kosten in letselschadezaak
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door [appellant1] en [appellant2 (de advocaat)] tegen Achmea Schadeverzekeringen N.V. naar aanleiding van een verkeersongeval op 29 augustus 2016, waarbij [appellant1] als slachtoffer is betrokken. Achmea heeft de aansprakelijkheid erkend, maar betwist het medisch causaal verband tussen de schade en het ongeval. De appellanten vorderen dat Achmea een bedrag van € 9.432 aan [appellant2 (de advocaat)] betaalt voor door hem verrichte werkzaamheden ten behoeve van [appellant1]. De rechtbank heeft de vorderingen van de appellanten grotendeels afgewezen, met uitzondering van een deel van de buitengerechtelijke kosten die aan de vereisten van artikel 6:96 BW voldoen.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft het hof de argumenten van beide partijen gehoord. Het hof oordeelt dat de vordering van [appellant2 (de advocaat)] tot vergoeding van zijn kosten niet kan worden toegewezen, omdat er geen rechtstreekse aanspraak op Achmea bestaat. De communicatie tussen Achmea en [appellant2 (de advocaat)] bevat geen toezegging die een directe aanspraak rechtvaardigt. Het hof bevestigt dat de kosten die door [appellant2 (de advocaat)] zijn gedeclareerd niet voldoen aan de redelijkheidseisen van artikel 6:96 BW, mede gezien het aantal advocaten dat betrokken is geweest en het gebrek aan schikkingsonderhandelingen.
Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt de appellanten hoofdelijk tot betaling van de proceskosten in hoger beroep. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en is openbaar uitgesproken op 18 april 2023.