ECLI:NL:GHARL:2023:3315

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 april 2023
Publicatiedatum
18 april 2023
Zaaknummer
200.293.814
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de aansprakelijkheid en risicoverdeling in een payrollovereenkomst met betrekking tot onderwijssubsidies

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Payroll Services tegen Webhelp Nederland B.V. over de aansprakelijkheid en risicoverdeling in een payrollovereenkomst. Payroll Services heeft van 2011 tot 2014 payrolling activiteiten verricht voor Webhelp en claimde afdrachtvermindering onderwijs bij de Belastingdienst. Na een schikking met de Belastingdienst van € 1.900.000,-, heeft Payroll Services Webhelp aangesproken voor een deel van dit bedrag, maar de rechtbank heeft deze vorderingen afgewezen. Payroll Services is het daar niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld. Het hof bevestigt de beslissing van de rechtbank en oordeelt dat Payroll Services verantwoordelijk was voor het claimen van de afdrachtvermindering en dat de afwijzing door de Belastingdienst niet aan Webhelp kan worden toegerekend. Het hof concludeert dat Payroll Services onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat Webhelp tekort is geschoten in haar verplichtingen. De vorderingen van Payroll Services worden afgewezen, evenals de vordering uit hoofde van onverschuldigde betaling en ongerechtvaardigde verrijking. Payroll Services wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.293.814
zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen: 364778
arrest van 18 april 2023
in de zaak van
Payroll Select CC Diensten B.V.hierna: 'Payroll CC
en
Payroll Select Services B.V.in liquidatie
hierna: ‘Payroll Select’
die gevestigd zijn in Zutphen
die hoger beroep hebben ingesteld
en die bij de rechtbank optraden als eiseressen
hierna gezamenlijk: ‘Payroll Services’
advocaat: mr. R. Klein
tegen
Webhelp Nederland B.V.
die is gevestigd in Zoetermeer
en die bij de rechtbank optrad als gedaagde
hierna: ‘Webhelp’
advocaat: mr. S.J.H.M. Berendsen.

1.1. Het verloop van de procedure in hoger beroep

Na het arrest van 3 mei 2022 heeft op 5 oktober 2022 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Daarna hebben partijen het hof opnieuw gevraagd arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1.
Partijen hebben begin 2011 een overeenkomst gesloten. In opdracht van Webhelp heeft Payroll Select van 4 april 2011 tot januari 2013 en Payroll CC van januari 2013 tot 1 april 2014 payrolling activiteiten voor Webhelp verricht. Payroll Services nam in opdracht van Webhelp werknemers in dienst die vervolgens werden ingeleend door Webhelp. De salaris- en personeelsadministratie, evenals de aangiftes loonbelasting van deze ingeleende werknemers verliep op die manier via Payroll Services. Ook was het Payroll Services die, ten behoeve van Webhelp, de afdrachtvermindering onderwijs bij de Belastingdienst claimde op grond van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volks-verzekeringen (hierna: WVA). Payroll Services ontving daarvoor een vergoeding van 2% van het voor Webhelp geclaimde bedrag. Feitelijk ontving zij deze vergoeding door het geclaimde bedrag dat zij van de Belastingdienst ontving door te betalen aan Webhelp minus de hiervoor genoemde 2%.
2.2.
Payroll Services heeft een schikking getroffen met de Belastingdienst inhoudende dat zij een bedrag van € 1.900.000,- zou betalen omdat de in de jaren 2009-2013 aangevraagde afdrachtvermindering voor onder meer de door Webhelp ingeleende werknemers volgens de Belastingdienst niet voldeed aan de voorwaarden.
2.3.
De zaak gaat in de kern om de vraag wie op grond van de overeenkomst ervoor verantwoordelijk kan worden gehouden dat de door Payroll Services voor de door Webhelp ingeleende werknemers geclaimde afdrachtvermindering door de Belastingdienst werd afgewezen en, in het verlengde daarvan, wie de financiële consequenties daarvan moet dragen.
2.4.
Payroll Services heeft bij de rechtbank op verschillende grondslagen gevorderd dat Webhelp wordt veroordeeld tot het betalen van een bedrag van € 798.457,- (dat is het deel van het schikkingsbedrag dat volgens Payroll Services aan Webhelp kan worden toegerekend) en € 45.367,- (dat is een derde van door KPMG, die door Payroll Services is ingeschakeld om haar te adviseren, gefactureerde onderzoekskosten).
2.5.
De rechtbank heeft deze vorderingen afgewezen. Payroll Services is het daar niet mee eens en heeft daarom hoger beroep ingesteld. Zij heeft vijf bezwaren (grieven) aangevoerd op basis waarvan haar vorderingen volgens haar alsnog moeten worden toegewezen.

3.Het oordeel van het hof

3.1.
Het hof is het eens met de beslissing van de rechtbank en zal het bestreden vonnis daarom bekrachtigen. Hierna zal het hof toelichten hoe het tot dit oordeel komt.
3.2.
Partijen hebben geen bezwaar gemaakt tegen de door de rechtbank vastgestelde feiten in rov. 2.1 tot en met 2.16 van het bestreden vonnis. Daarom zal het hof in hoger beroep ook uitgaan van die feiten.
Payroll Services was verantwoordelijk voor het claimen van de afdrachtvermindering onderwijs
3.3.
Op grond van de WVA (oud) was het mogelijk om onderwijskorting te claimen door middel van verrekening van een afdrachtvermindering in de aangifte loonbelasting. Door de systematiek van de wet was degene die de aangifte loonbelasting deed (de inhoudingsplichtige) ook degene die de onderwijskorting (de afdrachtvermindering onderwijs) diende te claimen.
3.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat Payroll Services deze afdrachtvermindering op grond van artikel 21 onder f van de overeenkomst zou toepassen voor de door Webhelp ingeleende werknemers en dat Payroll Services als formeel werkgever en uit hoofde van artikel 10 onder a van de overeenkomst, verantwoordelijk was voor de tijdige en correcte inhouding en afdracht van loonbelasting van deze werknemers.
3.5.
Naar oordeel van het hof valt in artikel 10 niet te lezen dat de bepalingen van dat artikel niet van toepassing zijn op de door Payroll Services in de loonaangiftes te verwerken afdrachtverminderingen. Die beperking valt evenmin af te leiden uit de door Payroll Services aangevoerde omstandigheid dat de WVA een zelfstandige wet is naast de wet op de loonbelasting. Andere feiten en omstandigheden waaruit een dergelijke beperking kan worden afgeleid heeft Payroll Services niet gesteld. Het hof verwerpt daarom het standpunt van Payroll Services dat de bepalingen van artikel 10 niet van toepassing zijn op de in artikel 21 onder f genoemde werkzaamheden van Payroll Services.
De Belastingdienst heeft de door Payroll Services geclaimde afdrachtvermindering onderwijs afgewezen
3.6.
De Belastingdienst heeft in het kader van zijn onderzoek bij Webhelp een deelwaarneming gedaan door 32 dossiers op een totaal van 936 dossiers van leerling-werknemers voor wie afdrachtvermindering onderwijs is toegepast te controleren. De Belastingdienst heeft in 27 van deze 32 dossiers gebreken geconstateerd, waaronder het te lang claimen van afdrachtvermindering en een aantal formele gebreken met betrekking tot de vereiste praktijkovereenkomsten.
Niet gebleken is dat Webhelp is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen die voortvloeien uit de payrollovereenkomst
3.7.
Payroll Services stelt dat Webhelp ervoor verantwoordelijk is dat de Belastingdienst de geclaimde afdrachtvermindering afkeurde. Concreet verwijt zij Webhelp dat Webhelp informatie over, kort gezegd, het starten en het (tussentijds) beëindigen van een opleidingstraject niet of niet tijdig aan Payroll Services verstrekte. Daardoor heeft Payroll Services afdrachtvermindering geclaimd over onjuiste periodes. Daarnaast heeft Webhelp, volgens Payroll Services, incomplete informatie aangeleverd. Zo ontbraken op de door Webhelp aangeleverde praktijkovereenkomsten bijvoorbeeld de noodzakelijke handtekeningen en namen. Wanneer Webhelp zich zou hebben gehouden aan haar verplichtingen uit de overeenkomst om tijdig juiste informatie aan Payroll Services te verstrekken, dan zou Payroll Services niet door de Belastingdienst zijn aangesproken voor onterecht geclaimde afdrachtvermindering onderwijs. Artikel 13 sub a van de overeenkomst bepaalt dat de opdrachtgever boetes of naheffingen moet betalen die het directe gevolg zijn van niet, niet juist of niet tijdig nakomen van verplichtingen (zoals de informatieverstrekking). Payroll Services meent dan ook dat Webhelp op grond van dat artikel gehouden is te betalen voor de boetes en naheffingen die Payroll Services opgelegd heeft gekregen (althans voor de daarmee samenhangende schikking die zij met de Belastingdienst heeft getroffen).
3.8.
Webhelp heeft gemotiveerd betwist dat de reden dat de Belastingdienst 27 van de 32 beoordeelde claims afwees in haar invloedsfeer ligt, omdat zij Payroll Services steeds van informatie heeft voorzien. Zij stelt verder dat Payroll Services, op het moment dat Payroll Services zou hebben geconstateerd dat zij bepaalde informatie (toch) miste, of bepaalde informatie onjuist was, die informatie bij Webhelp had dienen op te vragen (of Webhelp in ieder geval had moeten wijzen op de discrepantie). In dat geval had Payroll Services de claims afdrachtvermindering nog gedurende vijf jaar kunnen aanpassen en was daarmee een volledige afwijzing van de claims door de Belastingdienst voorkomen. De plicht om informatie op te vragen bij Webhelp, dan wel om haar proactief te informeren over een geconstateerd gebrek, volgt volgens Webhelp uit artikel 13 sub b van de overeenkomst.
3.9.
Het hof stelt vast dat tussen partijen niet ter discussie staat dat informatie over het starten en (tussentijds) beëindigen van de opleidingen door Webhelp aan Payroll Services diende te worden verstrekt. Webhelp heeft in eerste aanleg, maar ook in hoger beroep, uiteengezet hoe Payroll Services van informatie werd voorzien. Door de door Webhelp ingeschakelde opleidingsinstantie werd een cursistvolgsysteem bijgehouden waartoe ook Payroll Services toegang had. In dat systeem stond de meest actuele opleidingsstatus van de werknemers. Daarnaast werd periodiek overleg gevoerd tussen (in ieder geval) Webhelp en Payroll Services en werd op dat moment van iedere werknemer de status wat betreft de opleiding besproken. Daarnaast informeerde Webhelp Payroll Services maandelijks per
e-mail over veranderingen wat betreft het onderwijs van werknemers. Payroll Services heeft ter zitting erkend dat de informatieverstrekking op deze wijze was georganiseerd. Volgens haar werd echter, ondanks deze informatievoorziening, niet alle informatie aan haar verstrekt, of in ieder geval niet tijdig.
3.10.
Op Payroll Services rust de stelplicht en de bewijslast van de stelling dat Webhelp tekort is geschoten in de nakoming van haar plicht om Payroll Services tijdig van juiste informatie te voorzien (artikel 13 sub a van de overeenkomst in samenhang met artikel 6:74 BW en artikel 150 Rv). Gelet op de gemotiveerde betwisting door Webhelp had het dan ook op de weg van Payroll Services gelegen om nauwkeurig(er) aan te geven in welk opzicht (en wanneer en met betrekking tot wie) niet of niet tijdig de juiste, of onjuiste informatie door Webhelp is doorgegeven en dat dit heeft geleid tot het afkeuren van de claims. Dat heeft Payroll Services niet gedaan. Ook uit het door Payroll Services als productie 26 overgelegde Excelbestand valt niet af te leiden of en in hoeverre het te lang claimen van afdrachtvermindering is veroorzaakt doordat Webhelp informatie niet of niet tijdig heeft aangeleverd. Verder heeft Payroll Services slechts in algemene bewoordingen en onder verwijzing naar e-mailberichten, waaruit volgens Payroll Services volgt dat Webhelp de boel niet op orde had, gesteld dat sprake was van tekortschieten. Voor zover Payroll Services verwijst naar de bevindingen van de Belastingdienst, zeggen deze bevindingen niets over de informatie-uitwisseling die tussen Payroll Services en Webhelp plaatsvond. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, volgt evenmin uit deze bevindingen dat de geconstateerde gebreken aan Webhelp zijn toe te rekenen.
3.11.
Tenslotte heeft Payroll Services gesteld dat het voor alle partijen, op het moment dat de afdrachtvermindering onderwijs door haar werd geclaimd, onbekend was dat de Belastingdienst zo zwaar zou tillen aan (bijvoorbeeld) de formaliteit van de aanwezigheid van de noodzakelijke handtekeningen op de praktijkovereenkomsten. Dat dit zo was werd pas duidelijk na een uitspraak van de Hoge Raad in 2016, waaruit volgde dat het ontbreken van de vereiste handtekeningen op de praktijkovereenkomsten leidde tot afwijzing van de claims. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep verklaarde Payroll Services dat (ook) aan de zijde van Payroll Services dingen niet goed zijn gegaan, zoals het controleren van die handtekeningen. Volgens Payroll Services kan dat haar echter, vanwege die onwetendheid tot aan het arrest van de Hoge Raad in 2016, niet worden aangerekend. Payroll Services meent dat de consequentie van het ontbreken van de noodzakelijke handtekeningen voor rekening en risico komt van Webhelp. Het hof is het daar niet mee eens. Net als de rechtbank legt het hof de overeenkomst zo uit dat de in artikel 10 onder d geformuleerde vrijwaring ook van toepassing is op de verplichting van Payroll Services om afdrachtvermindering onderwijs te claimen (zoals die verplichting expliciet is verwoord in artikel 21 onder f van de overeenkomst). Daarvoor ontvangt Payroll Services een vergoeding van 2% van het door haar geclaimde bedrag. De verantwoordelijkheid voor het op juiste wijze verzorgen van de afdrachtvermindering onderwijs ligt dan ook bij Payroll Services. Gelet daarop komt de omstandigheid dat beide partijen onwetend waren over de consequentie van het ontbreken van de noodzakelijke handtekeningen, voor rekening en risico van Payroll Services.
3.12.
Gelet op het voorgaande komt het hof tot de conclusie dat Payroll Services, tegenover de gemotiveerde betwisting door Webhelp, onvoldoende heeft gesteld om haar te volgen in haar stelling dat Webhelp toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen die voortvloeien uit de payrollovereenkomst ten gevolge waarvan de Belastingdienst de geclaimde afdrachtvermindering afkeurde. Het hof komt daardoor aan bewijslevering op dit punt niet toe.
3.13.
Hoewel partijen in de processtukken uitvoerig zijn ingegaan op de vraag of Payroll Services schade heeft geleden en hoe de hoogte van die schade precies dient te worden berekend (partijen debatteren bijvoorbeeld uitgebreid over de onderzoeksmethode die KPMG heeft toegepast en over de vooronderstellingen die KPMG aan haar onderzoek ten grondslag heeft gelegd) komt het hof aan een beoordeling daarvan niet toe. Doordat het hof heeft geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat Webhelp toerekenbaar is tekortschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de payrollovereenkomst, is Webhelp ook niet gehouden om de schade, die Payroll Services gesteld heeft te hebben geleden, te vergoeden.
De vordering uit hoofde van onverschuldigde betaling wordt afgewezen
3.14.
Payroll Services heeft, voor het geval haar schadevergoedingsvordering zou worden afgewezen, gevorderd dat het hof Webhelp zal veroordelen tot betaling van € 798.457,-, omdat zij meent dat zij dit bedrag onverschuldigd aan Webhelp heeft betaald.
3.15.
Uitgangspunt is dat, nu Payroll Services zich beroept op de rechtsgevolgen van haar stelling dat zij de geclaimde onderwijskorting onverschuldigd heeft betaald aan Webhelp, op haar de plicht rust om de feiten en omstandigheden te stellen en bij gemotiveerde betwisting te bewijzen die tot dat rechtsgevolg kunnen leiden.
3.16.
Payroll Services heeft aangevoerd dat de Belastingdienst de door haar geclaimde onderwijskorting heeft afgewezen, op grond waarvan zij door de Belastingdienst is gesommeerd om de bedragen die zij in verband met deze claims van de Belastingdienst heeft ontvangen aan de Belastingdienst terug te betalen. Payroll Services heeft deze bedragen echter, minus de vergoeding van 2% waarop zij recht had, aan Webhelp doorbetaald. Payroll Services stelt dat, nu zij geen recht blijkt te hebben op het bedrag dat de Belastingdienst aanvankelijk aan haar had uitgekeerd en wat zij (grotendeels) aan Webhelp heeft doorbetaald, er ook voor Webhelp geen recht bestaat op het ontvangen van deze bedragen. Volgens Payroll Services heeft zij de aan Webhelp betaalde bedragen dus onverschuldigd betaald en dient Webhelp deze bedragen aan haar terug te betalen.
3.17.
Op grond van de tussen partijen bestaande overeenkomst was het de verantwoordelijkheid van Payroll Services om de onderwijskorting op juiste wijze te claimen. Partijen zijn een risicoverdeling overeengekomen voor het geval er boetes of naheffingen zouden worden opgelegd naar aanleiding van de door Payroll Services geclaimde onderwijskorting (zie artikel 10 onder d). Het hof heeft eerder al vastgesteld (zie rov. 3.12) dat niet is komen vast te staan dat Webhelp verantwoordelijk is voor de geconstateerde gebreken in de claims en dat dus ook niet is komen vast te staan dat het aan Webhelp te wijten is dat de claims door de Belastingdienst zijn afgekeurd. Vanwege de contractueel overeengekomen risicoverdeling komen de gevolgen van de afwijzing van die claims voor rekening en risico van Payroll Services. Het hof verwijst verder naar hetgeen de rechtbank heeft overwogen en beslist in rov. 4.11 en neemt dit over. Van onverschuldigde betaling is dus geen sprake.
De vordering uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking wordt afgewezen
3.18.
Artikel 6:212 lid 1 BW bepaalt dat hij die ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van een ander, verplicht is, voor zover dit redelijk is, de schade van diegene te vergoeden tot het bedrag van zijn verrijking.
3.19.
Webhelp heeft erkend dat zij de bedragen die zij van Payroll Services heeft ontvangen in het kader van de geclaimde onderwijskorting heeft geïnvesteerd in haar onderneming. In zoverre staat vast dat zij dus door deze betalingen is verrijkt. Echter, doordat partijen, zoals hiervoor is overwogen in rov. 3.17, een risicoverdeling zijn overeengekomen voor het geval er boetes of naheffingen zouden worden opgelegd naar aanleiding van de door Payroll Services geclaimde onderwijskorting en niet is komen vast te staan dat Webhelp toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de payrollovereenkomst, is geen sprake van een
ongerechtvaardigdeverrijking en bestaat evenmin grond voor betaling van het door Payroll Services gevorderde bedrag. Het hof verwijst verder naar hetgeen de rechtbank heeft overwogen in rov. 4.12 en neemt dit over.
De conclusie
3.20.
Het hoger beroep slaagt niet. Omdat Payroll Services in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof haar tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [1]
3.21.
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen van 20 januari 2021;
4.2.
veroordeelt Payroll Services tot betaling van de volgende proceskosten van Webhelp:
€ 5.610,- aan griffierecht;
€ 10.304,- aan salaris van de advocaat van Webhelp
(2 procespunten x appeltarief VII);
4.3.
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
4.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.C.P. Giesen, A.A. van Rossum en M. Wallart, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 18 april 2023.

Voetnoten

1.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.