In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 april 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Laren. De zaak betreft de vaststelling van de WOZ-waarde van een woning aan [adres1] 9, die door de heffingsambtenaar was vastgesteld op € 1.378.000 per waardepeildatum 1 januari 2019. Belanghebbende was het niet eens met deze waardebepaling en stelde dat de waarde te hoog was, waarbij hij een waarde van € 708.000 bepleitte. De heffingsambtenaar handhaafde de vastgestelde waarde en verwees naar een taxatierapport waarin de waarde was onderbouwd met vergelijkingsobjecten.
Tijdens de zitting op 8 maart 2023 heeft de gemachtigde van belanghebbende, mr. R. de Waal, de argumenten toegelicht. Het Hof heeft de argumenten van belanghebbende en de heffingsambtenaar zorgvuldig gewogen. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar erin was geslaagd aannemelijk te maken dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld, mede op basis van de gerealiseerde verkoopprijzen van vergelijkingsobjecten in de omgeving. Het Hof concludeerde dat de heffingsambtenaar voldoende rekening had gehouden met de staat van de woning en de verschillen in kwaliteit en onderhoud.
Het Hof heeft echter ook vastgesteld dat de heffingsambtenaar een grondstaffel had gehanteerd die niet voldoende inzichtelijk was gemaakt in de eerdere procedures. Dit gebrek aan transparantie leidde tot de conclusie dat het hoger beroep gegrond was. De heffingsambtenaar werd veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van belanghebbende. De uitspraak bevestigde de eerdere uitspraak van de Rechtbank, maar gaf aanleiding tot een herbeoordeling van de grondstaffel.