“Wanneer de partij die bij de niet-vervulling belang had, de vervulling heeft belet, geldt de voorwaarde als vervuld, indien redelijkheid en billijkheid dit verlangen”.
De stelplicht rust op TRFI c.s. als de partij die zich beroept op het rechtsgevolg te weten dat de voorwaarde van onderdeel 5 van de Regeling toch als vervuld heeft te gelden. Zij moet daarom stellen en zo nodig bewijzen dat Pro Fish belang had bij de niet vervulling van de voorwaarde in onderdeel 5 van de Regeling en daarnaast feiten en omstandigheden waaruit volgt dat de redelijkheid en billijkheid eisen dat die voorwaarde toch als vervuld geldt.
Naar het oordeel van het hof heeft TRFI c.s. onvoldoende gesteld en onderbouwd dat, ervan uitgaand dat niet-vervulling van de voorwaarde in het belang van Pro Fish is, de redelijkheid en billijkheid verlangen dat de voorwaarde als vervuld geldt. Daarbij weegt het hof onder meer het volgende mee.
TRFI c.s. heeft onvoldoende weersproken dat de redenen waarom de Afspraak is gemaakt, mede waren gelegen in de zwakke financiële positie van Visunie, waardoor betaling van de facturen van Pro Fish voor de op basis van de Regeling aan Visunie terug verkochte vis tot dat moment (7 maart 2019) onbetaald waren gebleven. TRFI c.s. heeft in dit verband ook onvoldoende weersproken dat zij het juist is geweest die vanwege deze financiële positie in december 2018 ten laste van Visunie beslagen heeft gelegd, waardoor Visunie de facturen van Pro Fish niet kon betalen.
Een andere reden voor Pro Fish om de Afspraak te maken was gelegen in het gegeven dat de kwaliteit van de vis achteruitging door de lange opslag in het koelhuis. Daarop werd Pro Fish door Visunie attent gemaakt bij e-mail van 7 maart 2019, waarop Pro Fish heeft laten weten dan de vis liever te houden en zelf te verkopen, in een (volgens Pro Fish) poging haar (dreigende) schade te beperken, waartoe zij ten opzichte van Visunie ook gehouden was. Als de bederfelijke vis niet aan een derde was verkocht, zou deze volgens Pro Fish namelijk op termijn waardeloos zijn geworden. Van die handelwijze heeft TRFI ook geprofiteerd, in zoverre dat Pro Fish na ontvangst van het bedrag dat zij met de verkoop van de vis aan een Duits bedrijf ontving, in mei 2019 een bedrag van € 25.703,38 aan TRFI heeft betaald als deelbetaling op de Facturen. Daarmee heeft TRFI 46,78% van de uitstaande facturen (in hoofdsom) betaald gekregen. TRFI c.s. heeft het verweer van Pro Fish dat zij daarmee meer betaald heeft gekregen dan als de Afspraak niet zou zijn gemaakt onvoldoende concreet weersproken. In dat geval zou volgens Pro Fish betaling op basis van onderdeel 5 van de Regeling hebben plaatsgevonden en zou TRFI tot op heden niets hebben ontvangen op deze Facturen. Immers Visunie heeft slechts twee ladingen vis opgehaald en de facturen van Pro Fish niet betaald en heeft Pro Fish meegedeeld ook niet te kunnen betalen. Visunie is op 22 juni 2016 gefailleerd.
Het hof volgt TRFI c.s. ook niet in haar stelling dat het percentage van de Facturen dat TRFI moet betalen, gerelateerd is aan het deel van de vis dat is opgehaald en betaald door de betrokken derde partij, omdat in de Regeling een vergelijkbare afspraak gold met betrekking tot afname en betaling door Visunie. TRFI c.s. heeft onvoldoende gesteld om dat aan te nemen, in het bijzonder gelet op het verweer van Pro Fish dat haar bereidheid om deze regeling met Visunie te treffen (waarbij zij kabeljauw met een verlies van 20% op de door haar betaalde prijs aan haar verkoper terugleverde) samenhing met het belang dat zij erbij had dat haar leverancier Visunie niet failliet zou gaan. Het lag op de weg van TRFI c.s. om daarop concreet te responderen.
Overigens lijkt TRFI c.s. er ook aan voorbij te gaan dat de Facturen vanaf het begin onderwerp van discussie tussen Visunie en Pro Fish waren omdat Pro Fish heeft geklaagd over de kwaliteit van door Visunie geleverde vis en zij zich in verband daarmee op een opschortingsrecht heeft beroepen. Ook als het om afzonderlijke koopovereenkomsten ging, betrof het in ieder geval zaken die partijen regelmatig met elkaar deden. Pro Fish kon -bij gebrek aan een voldoende concrete betwisting door TRFI c.s.- haar beroep op opschorting dus in beginsel ook op gebreken met betrekking tot eerdere leveringen baseren. Deze omstandigheid draagt aan het door TRFI c.s. gevraagde billijkheidsoordeel niet bij.
Tegen de achtergrond van deze feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, kan niet worden geoordeeld dat de redelijkheid en billijkheid verlangen dat de voorwaarde (onderdeel 5 van de Regeling) als vervuld geldt.