Uitspraak
1.[appellant] ,
[appellant],
[appellante],
beiden in hun hoedanigheid van curator van
[de zoon],
hierna:
[de zoon],
[appellanten],
[geïntimeerde],
1.De verdere procedure bij het hof
2.Waar gaat het in deze zaak om?2.1 [appellanten] hebben de woning die eigendom is van hun verstandelijk beperkte meerderjarige zoon [de zoon] verhuurd aan hun verre familielid [geïntimeerde] . [de zoon] woont nu nog bij [appellanten] in. [appellanten] hebben de huur van de woning opgezegd vanwege dringend eigen gebruik, daarin bestaande dat [de zoon] onder begeleiding in de woning gaat wonen. [geïntimeerde] heeft niet met de beëindiging van de huurovereenkomst ingestemd. De kantonrechter te Almere (hierna: de kantonrechter) heeft de vordering van [appellanten] om het tijdstip te bepalen waarop de huurovereenkomst zal eindigen en om [geïntimeerde] te veroordelen tot ontruiming van de woning afgewezen.2.2 Het hof zal de vordering van [appellanten] alsnog toewijzen, door het tijdstip waarop de huurovereenkomst eindigt vast te stellen op 1 juli 2024. Het hof zal dit oordeel hierna toelichten, door eerst de relevante feiten vast te stellen en daarna de standpunten van partijen te bespreken.3. De relevante feiten3.1 [appellanten] zijn de ouders van [de zoon] . [de zoon] is [in] 1992 geboren. [de zoon] is autistisch, zwakbegaafd, kan niet lezen of schrijven en heeft een spraakbeperking. [de zoon] woont nog bij [appellanten] in huis. Zij hebben de 24-uurs zorg voor [de zoon] vanaf zijn geboorte tot nu toe op zich genomen. Vanwege zijn beperkingen is [de zoon] in 2010 onder curatele gesteld. [appellanten] zijn aangesteld als curator.3.2 [appellanten] hebben op 29 januari 2016 de woning aan de [adres] te [woonplaats1] (hierna: de woning) voor [de zoon] gekocht. [de zoon] is eigenaar van de woning.3.3 [geïntimeerde] is in de verte familie van [appellanten]3.4 Begin 2016 had [geïntimeerde] vanwege relatieperikelen met spoed woonruimte nodig voor zichzelf en haar minderjarige zoon (geboren [in] 2010).3.5 [appellanten] hebben de woning vanaf 1 mei 2016 aan [geïntimeerde] verhuurd, aanvankelijk voor de duur van één jaar. Na het eerste jaar is de huurovereenkomst voor bepaalde tijd omgezet naar onbepaalde tijd. De huurprijs bedroeg (en bedraagt) € 710,- per maand, net onder de grens die destijds gold om in aanmerking te komen voor woonkostentoeslag.3.6 Op 27 oktober 2019 hebben [appellanten] aan [geïntimeerde] een Whatsappbericht gezonden, waarin zij schreven dat zij bezig waren een project op te zetten om [de zoon] onder begeleiding zelfstandig te laten wonen, dat daar geld voor nodig was en dat de woning om die reden op termijn verkocht zou moeten worden.3.7 In een brief van 14 november 2019 aan [geïntimeerde] schreven zij onder meer:
Zoals je weet is [de zoon] autistisch en zwak begaafd en met zijn 27 jaar woont hij nog steeds
Liever gaan we verkopen maar als jij dit zou kunnen opbrengen, dan is dit misschien een oplossing.’
[geïntimeerde] reageerde op 19 mei 2020, met het bericht dat haar situatie onveranderd was. Het was haar, ondanks diverse pogingen, niet gelukt om een andere woning te vinden. In reactie daarop schreef [appellant] diezelfde dag:
‘
Ik wil kijken of ik je een beetje kan helpen met een urgentie door formeel de huur op te zeggen. Ik laat binnen enkele dagen door een deurwaarder via mijn advocaat een formele opzeggingsbrief bij je langs brengen in de hoop dat dit enige beweging zal opleveren.Ik wil natuurlijk graag in overleg met jou blijven, maar er moet wel enige druk worden opgebouwd.’
Bovendien is volgens het advies niet voldaan aan de voorwaarden van artikel 11 lid 2 onder c en lid 3 van de Huisvestingsverordening, die erop neerkomen dat de woningzoekende vanwege medische of sociale redenen dringend moet omzien naar andere woonruimte of met minderjarige kinderen dakloos is geworden vanwege echtscheiding of beëindiging van de samenwoning. De urgentiecommissie wijst er in het advies op dat de echtscheiding al dateert uit 2016. Ten slotte is er volgens de urgentiecommissie ook onvoldoende reden om de hardheidsclausule toe te passen.
4.4. De beoordeling van het geschil
De vordering is alleen toewijsbaar wanneer de belangen van [de zoon] prevaleren op die van [geïntimeerde] . Bij de te maken belangenafweging mogen geen relevante omstandigheden buiten beschouwing worden gelaten [3] .
Of een woning passend is voor de huurder, is afhankelijk van de waardering van alle omstandigheden van het geval, zoals de financiële en maatschappelijke positie van de huurder, diens leeftijd en mobiliteit, de duur van de bewoning, de gezondheid van de huurder, de omvang van diens gezin, en de aard van het gebruik. Daarbij geldt dat ook een woning die in grootte, ligging of anderszins een wezenlijk ander woongenot biedt dan het gehuurde, passend kan zijn [4] .
5.5. De beslissing
en beslist in zoverre als volgt: