Uitspraak
1.[appellant] ,
[appellant],
Jachthaven Lemmer,
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep,
- de memorie van grieven, tevens akte wijziging van eis,
- de memorie van antwoord, tevens antwoordakte eiswijziging,
- de akte van 7 mei 2021 houdende overlegging producties, tevens akte wijziging van eis van de zijde van [appellant] ,
- het verslag (proces-verbaal) van de zitting van het hof op 21 mei 2021 waarbij pleidooien zijn gehouden,
- de akte wijziging van eis van de zijde van [appellant] van 7 december 2021,
- de antwoordakte, tevens wijziging van eis, van de zijde van Jachthaven Lemmer van 1 februari 2022,
- de antwoordakte na wijziging van eis van de zijde van [appellant] van 12 april 2022.
2.De kern van de zaak
3.De feiten
4.De procedure bij de rechtbank
5.De eiswijziging in hoger beroep
6.De beoordeling
constitutum possessorium) en dat de koopprijs voor de zeiljachten pas opeisbaar werd op het moment dat [naam1] niet meer in het bezit zou zijn van de zeiljachten. Het hof begrijpt dit aldus dat hij deze dan niet meer voor Jachthaven Lemmer verhuurde en de schepen feitelijk aan Jachthaven Lemmer zou hebben overhandigd.
charterfee– heeft uitbetaald aan Jachthaven Lemmer.
constitutum possessorium. Immers, niet valt in te zien waartoe of met welk doel de verhuur van de zeiljachten in de weg zou moeten staan aan de opeisbaarheid van de koopprijs door [naam1] , als reeds aan alle vereisten van 3:84 BW was voldaan. Evenmin valt in te zien hoe het feit dat [naam1] de opbrengsten van de verhuur (na aftrek van een fee) afdroeg aan Jachthaven Lemmer zou afdoen aan een afspraak tot fiduciaire eigendomsoverdracht. Een(verboden) eigendomsoverdracht tot zekerheid verhoudt zich immers evengoed (zo niet, nog beter) met afdracht van huuropbrengsten aan Jachthaven Lemmer, bijvoorbeeld al dan niet ter voldoening van een schuld aan laatstgenoemde.
waardeverlies, betaling door Jachthaven Lemmer van een bedrag van € 57.000,- aan deurwaarder Levelink. Daarnaast vordert [appellant] betaling van een bedrag van € 70,83 per maand vanaf augustus 2021 aan deurwaarder Levelink wegens
depotkostenter zake van de opbrengst van € 170.000,-. Ten slotte vordert [appellant] schadevergoeding bestaande uit
bewaarkostenten bedrage van € 37.486,56 (in hoofdsom).
dezeprocedure – waarbij de Belastingdienst (of enige andere derde-schuldeiser van [naam1] ) niet is betrokken – door hem geen voorschot kan worden genomen op de situatie dat Jachthaven Lemmer mogelijk een andere beslaglegger zou (hebben) moeten compenseren voor de betreffende kosten.