ECLI:NL:GHARL:2023:2005

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
200.300.815/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over eigendom en schadevergoeding na verkoop van motorboot zonder toestemming

In deze zaak heeft de appellante, die in hoger beroep is gegaan, schadevergoeding geëist omdat zij van mening is dat haar motorboot zonder haar toestemming is verkocht aan derden. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 7 maart 2023 uitspraak gedaan in deze zaak. De kern van het geschil draait om de eigendom van een motorboot, die in augustus 2012 door Boatservice Dannijs B.V. is verkocht. De factuur voor de verkoop was op naam van de partner van de appellante gesteld, en de appellante heeft betoogd dat zij de motorboot daadwerkelijk heeft gekocht. Het hof heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is dat de motorboot aan de appellante is geleverd. De kantonrechter had eerder de vordering van de appellante afgewezen, en het hof heeft deze beslissing bekrachtigd. De appellante heeft haar eis in hoger beroep gewijzigd en vorderde nu een schadevergoeding van € 21.350,-, maar het hof heeft geoordeeld dat de verkoop aan derden door Dannijs niet onrechtmatig was, omdat de appellante niet kon aantonen dat zij de eigenaar was van de motorboot. Het hof heeft de proceskosten aan de zijde van Dannijs toegewezen en de appellante veroordeeld tot betaling van deze kosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.300.815/01
zaaknummer rechtbank 8713893
arrest van 7 maart 2023
in de zaak van
[appellante] ,
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als eiseres,
hierna: [appellante] ,
advocaat: mr. A.C. Hansen,
tegen
Boatservice Dannijs B.V.,
die is gevestigd in Meppel,
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde,
hierna: Dannijs,
advocaat: mr. M.C.J. Freijters.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
[appellante] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, op 4 mei 2021 tussen partijen heeft uitgesproken.
1.2
Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep,
  • de memorie van grieven,
  • de memorie van antwoord,
  • het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op
15 september 2022 is gehouden.
Hierna hebben partijen het hof gevraagd arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1
Op 17 augustus 2012 heeft Dannijs een motorboot van het merk Style type 200 bowrider (hierna: motorboot Style) zonder motor voor de verkoopprijs van € 11.750,- verkocht. De factuur is ten name van [naam1] gesteld. [naam1] heeft ter inruil een boot van het merk Winner aan Dannijs verkocht en geleverd voor de prijs van € 1.000,-. Dit bedrag is op de verkoopprijs in mindering gebracht, zodat een eindbedrag van € 10.750,- aan [naam1] is gefactureerd. Na verkoop is de motorboot Style bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer (de RDW) geregistreerd op naam van [naam1] .
2.2
Enige weken na de verkoop heeft [naam1] de motorboot Style met buitenboordmotor (merk Yamaha) op een trailer (merk Freewheel) bij Dannijs voor herstelwerkzaamheden gebracht. Dannijs heeft de werkzaamheden uitgevoerd en daarvoor op 2 oktober 2012 aan [naam1] € 3.388,- gefactureerd. [naam1] heeft dit bedrag onbetaald gelaten. Dannijs heeft de motorboot Style met buitenboordmotor en trailer met een beroep op het retentierecht onder zich gehouden.
2.3
Ruim een half jaar later is op 4 maart 2013 de motorboot Style in het RDW ten name van [appellante] , de partner van [naam1] , gesteld. Op 5 april 2013 heeft [appellante] aangifte van verduistering/diefstal door Dannijs bij de politie gedaan. De politie heeft op die aangifte geen actie ondernomen.
2.4
De toenmalige advocaat van [appellante] heeft bij brief van 12 februari 2020 Dannijs gevraagd of de in augustus 2012 door [appellante] ter reparatie afgegeven motorboot Style met trailer en buitenboordmotor zich nog bij Dannijs bevinden en voor [appellante] klaar staan om af te halen. Hierop is enige correspondentie tussen de advocaten gevolgd, waarin Dannijs zich op het standpunt heeft gesteld dat hij de motorboot niet aan [appellante] maar aan [naam1] heeft verkocht en geleverd.
2.5
[appellante] heeft bij de kantonrechter gevorderd dat voor recht wordt verklaard dat Dannijs de motorboot Style met buitenboordmotor en trailer zonder recht of titel onder zich houdt en dat Dannijs wordt veroordeeld op straffe van een dwangsom de motorboot Style met buitenboordmotor en trailer aan haar af te geven.
2.6
De kantonrechter heeft de vordering afgewezen. Volgens de kantonrechter is niet komen vast te staan dat de motorboot Style met buitenboordmotor en trailer eigendom zijn van [appellante] gelet op het gemotiveerde verweer van Dannijs dat deze zaken aan haar partner [naam1] zijn geleverd.
2.7
Doordat Dannijs de motorboot en buitenboordmotor aan derden heeft verkocht en geleverd heeft [appellante] in hoger beroep haar eis gewijzigd en schadevergoeding gevorderd. Het hof is het met de kantonrechter eens dat niet is komen vast te staan dat [appellante] eigenaar van de motorboot Style is geworden en wijst de vordering af. Het hof zal hierna uitleggen hoe het tot dit oordeel is gekomen.

3.Het oordeel van het hof

omvang beroep
3.1
In hoger beroep heeft [appellante] haar vordering bij memorie van grieven gewijzigd en ter zitting verminderd. Tegen deze eiswijziging en vermindering heeft Dannijs geen bezwaar gemaakt en komt het hof ook niet in strijd met de goede procesorde voor.
3.2
Na wijziging en vermindering van eis vordert [appellante] in hoger beroep dat Dannijs wordt veroordeeld tot betaling van € 21.350,- aan schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente en met veroordeling van Dannijs in de proceskosten bij de kantonrechter en in hoger beroep.
3.3
Aan de vordering heeft [appellante] ten grondslag gelegd dat de motorboot Style met buitenboordmotor en trailer aan haar in eigendom toebehoren en dat Dannijs zonder recht of titel haar eigendommen onder zich heeft gehouden en daarna zonder haar toestemming aan derden heeft verkocht. Daarmee heeft Dannijs volgens [appellante] onrechtmatig tegenover haar gehandeld ten gevolge waarvan zij schade heeft geleden die Dannijs moet vergoeden. De schade is volgens [appellante] € 21.350,- zijnde de som van de aankoopbedragen van de motorboot Style (€ 11.750,-), de buitenboordmotor (€ 6.500,-) en de trailer (€ 3.100,-).
3.4
[appellante] is met 4 klachten (grieven) tegen de beslissing van de kantonrechter opgekomen. Het hof zal deze grieven gezamenlijk behandelen.
heeft [appellante] de motorboot Style van Dannijs gekocht?
3.5
[appellante] stelt dat zij in augustus 2012 eigenares van de motorboot Style is geworden. Volgens [appellante] is de eigendomsoverdracht ten titel van koop geweest. De feiten en omstandigheden waaruit volgens [appellante] een koopovereenkomst met Dannijs blijkt zijn de volgende.
[appellante] heeft de motorboot Style in augustus 2012 van Dannijs gekocht voor de koopsom van € 11.750,-. De koopsom heeft zij deels met contant geld en deels met een girale overschrijving van € 2.250,- voldaan. Omdat [appellante] toen nog niet de vereiste papieren had, is de motorboot Style op naam van haar partner [naam1] gezet die voor haar de motorboot is gaan houden. Toen zij over de vereiste papieren beschikte is in maart 2013 de motorboot bij de RDW op haar naam gezet. Ter ondersteuning van deze door haar gestelde gang van zaken heeft [appellante] in het bijzonder een beroep gedaan op het bewijs van inschrijving bij de RDW van
4 maart 2013, het proces-verbaal van aangifte van diefstal / verduistering van 2013, een afschrift van haar bankrekening waarop een aantal transacties medio
augustus 2012 staan en een schriftelijke verklaring van [naam1] van
20 februari 2022.
3.6
Dannijs heeft de stelling van [appellante] gemotiveerd betwist en aangevoerd dat er geen titel van koop met [appellante] is. Dannijs voert aan dat hij in augustus 2012 de koopovereenkomst met [naam1] , de partner van [appellante] , is aangegaan.
3.7
Het hof is van oordeel dat op het gemotiveerde verweer van Dannijs [appellante] onvoldoende onderbouwde feiten en omstandigheid heeft aangevoerd die steun bieden aan haar stelling dat zij de boot heeft gekocht. In dat verband wordt het volgende overwogen.
3.8
Het hof stelt vast dat [appellante] ter zitting heeft bevestigd dat ten tijde van de aankoop van de motorboot Style haar partner [naam1] het woord heeft gevoerd. [appellante] heeft ook geen concrete feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan Dannijs had moeten begrijpen dat [naam1] niet voor zichzelf kocht maar [appellante] vertegenwoordigde en dat [appellante] de boot zou kopen.
3.9
De overeengekomen verkoopprijs is € 11.750,- geweest. Volgens Dannijs heeft [naam1] ter inruil een boot van het merk Winner ingebracht waaraan een waarde van € 1.000,- is toegekend. Op de factuur is dit vermeld en de factuur is ten name van [naam1] gesteld. [appellante] heeft de factuur en wat op de factuur staat niet gemotiveerd betwist.
3.1
[appellante] heeft voor haar stelling dat zij de koopsom heeft betaald een beroep gedaan op een door haar overgelegd afschrift van haar bankrekening waaruit een betaling van een deel van de koopsom aan Dannijs zou blijken. Voorts heeft [appellante] gewezen op de schriftelijke verklaring van [naam1] waarin staat dat een gedeelte van de koopsom van de bankrekening van [appellante] is gegaan en de rest contant is betaald.
Dat bankafschrift en de verklaring van [naam1] , waarin naar dat bankafschrift wordt verwezen, geven echter geen steun aan de stelling van [appellante] . Op dat bankafschrift staat geen afschrijving van een bedrag naar Dannijs, maar juist een bijschrijving van € 2.250,- die door Dannijs is overgemaakt.
Deze bijschrijving geeft steun aan het relaas van Dannijs hoe de koopsom van de motorboot Style door [naam1] is voldaan. Volgens Dannijs heeft [naam1] op dezelfde dag (17 augustus 2012) een boot van het merk Antaris 630 aan Dannijs verkocht voor € 18.000,-. Op de factuur voor deze aankoop staat [naam1] vermeld als zijnde de verkoper. Volgens Dannijs is de door [naam1] te betalen koopsom voor de motorboot Style van € 10.750,- voldaan door dat bedrag te verrekenen met de door [naam1] bedongen verkoopprijs voor de boot Antaris 630 van € 18.000,-. Hierna had Dannijs nog een bedrag van € 7.250,- aan [naam1] te betalen. Dannijs stelt dat hij op verzoek van [naam1] € 5.000,- contant aan [naam1] heeft betaald en € 2.250,- heeft overgeschreven op de door [naam1] opgegeven bankrekening, zijnde de bankrekening van [appellante] . Dannijs heeft deze wijze van betaling ook verklaard in het proces-verbaal van aangifte van 5 september 2012, die kort na de transactie is opgemaakt.
[appellante] heeft niet betwist dat haar partner [naam1] op 17 augustus 2012 de boot Antaris 630 aan Dannijs heeft verkocht voor € 18.000,- en [appellante] heeft geen stukken overgelegd of feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit een andere wijze van betaling door Dannijs - verrekening met de verkoopsom voor de motorboot Style en betaling van het restantbedrag - voor de aankoop van deze boot Antaris 630 blijkt.
3.11
In het op 5 april 2013 opgemaakte proces-verbaal van aangifte van diefstal/verduistering is weliswaar de verklaring van [appellante] opgenomen dat de motorboot Style ter reparatie aan Dannijs is aangeboden en verklaart [appellante] dat het “mijn boot” is, maar verdere steun voor de door [appellante] gestelde feiten en omstandigheden waaruit volgt dat zij in augustus 2012 de motorboot heeft gekocht is in dat proces-verbaal niet te vinden.
heeft Dannijs de motorboot aan [appellante] haar geleverd?
3.12
[appellante] stelt verder dat Dannijs de motorboot Style aan haar heeft geleverd, waarbij [naam1] de motorboot voor haar is gaan houden.
Dannijs heeft dit betwist. Dannijs voert aan dat ter uitvoering van de koopovereenkomst Dannijs de motorboot Style aan [naam1] heeft geleverd door mee te werken aan de overschrijving van de motorboot Style op naam van [naam1] bij de RDW en [naam1] het bezit van de motorboot Style te geven, waarna [naam1] de motorboot Style heeft meegenomen. Dannijs heeft voorts aangevoerd dat de gang van zaken na de koopovereenkomst steun geeft aan zijn stelling dat de motorboot Style aan [naam1] is verkocht en geleverd.
3.13
Het hof is van oordeel dat op het gemotiveerde verweer van Dannijs [appellante] onvoldoende onderbouwde feiten en omstandigheid heeft aangevoerd die steun bieden aan haar stelling dat de boot aan haar is geleverd. In dat verband wordt het volgende overwogen.
3.14
Het hof stelt vast dat de motorboot Style medio augustus 2012 bij de RDW op naam van [naam1] is gesteld. Verder is niet in geschil dat enkele weken na de verkoop [naam1] de motorboot Style bij Dannijs heeft teruggebracht voor het uitvoeren van reparaties. Dannijs heeft dat gedaan en op 2 oktober 2012 ten name van [naam1] een factuur gestuurd voor € 3.388,-. Die factuur is overgelegd. [appellante] betwist alleen dat een deel van de gedeclareerde werkzaamheden onder de garantie vallen, maar voor het overige heeft [appellante] de factuur niet bestreden.
Vervolgens is het [naam1] geweest die bij brieven van zijn advocaat van
14 mei 2013 en 10 juli 2013 heeft laten weten dat “zijn motorboot”, althans “zijn eigen boot” aan Dannijs ter reparatie was aangeboden. [appellante] heeft deze brieven van de advocaat van haar partner [naam1] niet betwist en heeft ook geen (toereikende) verklaring gegeven hoe deze brieven, waarin dus wordt gemeld dat de motorboot van [naam1] is, zich verhouden tot de schriftelijke verklaring van [naam1] van
20 februari 2022 waarin staat dat de motorboot Style “van [appellante] was/is”.
3.15
Op zichzelf is niet in geschil dat de motorboot Style op 4 maart 2013 bij de RDW op naam van [appellante] is gezet. Deze enkele omstandigheid brengt niet mee dat [appellante] toen eigenaar van de motorboot Style was/werd. Andere feiten en omstandigheden die in of omstreeks maart 2013 ertoe hebben geleid dat [appellante] eigenaar is geworden zijn niet gesteld of gebleken.
3.16
[appellante] heeft ook geen feitelijke onderbouwing gegeven dat de buitenboordmotor en de trailer haar eigendommen zijn.

4.De conclusie

4.1
Uit het voorgaande volgt dat [appellante] in het licht van het gemotiveerde verweer van Dannijs onvoldoende concrete feiten en omstandigheden heeft gesteld en onderbouwd die steun bieden aan haar stelling dat zij in augustus 2012/maart 2013 eigenaar van de motorboot Style met buitenboordmotor en trailer is geworden. Dannijs heeft met de vervreemding van de motorboot Style met buitenboordmotor tegenover haar dus niet onrechtmatig gehandeld. Het beroep dat Dannijs nog heeft gedaan op een retentierecht behoeft daarmee geen bespreking. Aan bewijslevering komt het hof niet toe.
4.2
Het hoger beroep slaagt niet. Omdat [appellante] in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof [appellante] tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [1]
4.3
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

5.De beslissing

Het hof:
5.1
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen van 4 mei 2021;
5.2
veroordeelt [appellante] tot betaling van de volgende proceskosten van Dannijs:
€ 772,- aan griffierecht,
€ 3.062,- aan salaris van de advocaat van Dannijs (2 procespunten x appeltarief III),
5.3
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
5.4
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
5.5
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. D.H. de Witte, mr. O.E. Mulder en J.E. Wichers, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
7 maart 2023.

Voetnoten

1.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.