In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende B.V. tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland over een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM). De rechtbank had eerder de uitspraak van de inspecteur vernietigd wat betreft de boete en de proceskosten vergoed. Belanghebbende had op 12 maart 2021 een naheffingsaanslag ontvangen, waarbij de inspecteur een verzuimboete had opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de naheffingsaanslag onterecht was, maar de inspecteur ging in beroep.
De kern van het geschil is of de auto, die in Duitsland was aangeschaft, moet worden aangemerkt als een nieuwe of gebruikte personenauto. Belanghebbende stelt dat de auto als gebruikt moet worden aangemerkt, terwijl de inspecteur van mening is dat het een nieuwe auto betreft, gezien de lage kilometerstand. Het hof oordeelt dat de auto op het moment van registratie in Nederland als nieuw moet worden aangemerkt, omdat deze na de vervaardiging niet of nauwelijks op de weg is gebruikt. Dit oordeel is gebaseerd op de kilometerstand van 30 kilometer op het moment van registratie.
Daarnaast is er discussie over de toepassing van het BPM-regime. Belanghebbende stelt dat de CO2-uitstootwaarde moet worden vastgesteld volgens de NEDC-methode, terwijl de inspecteur de WLTP-methode hanteert. Het hof bevestigt dat de WLTP-methode van toepassing is, omdat de auto als nieuw wordt aangemerkt. Het hof concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en bevestigt de uitspraak van de rechtbank, behoudens de verzuimboete.