ECLI:NL:GHARL:2023:1904

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
7 maart 2023
Zaaknummer
22/00248 en 22/00249
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verzoek om uitstel van zitting in belastingzaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland, waarin de Rechtbank de aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor de jaren 2017 en 2018 had verminderd. Belanghebbende had verzocht om uitstel van de zitting bij de Rechtbank en het Hof, omdat hij door ziekte en stakingen in het openbaar vervoer niet aanwezig kon zijn. De Rechtbank had het verzoek om uitstel niet ingewilligd en het onderzoek gesloten, wat door belanghebbende als onterecht werd bestempeld. Het Hof oordeelt dat de Rechtbank de e-mail van belanghebbende als verzoek om heropening had moeten opvatten en had moeten motiveren waarom het verzoek om uitstel niet werd ingewilligd. Het Hof verklaart het hoger beroep gegrond en wijst de zaak terug naar de Rechtbank voor een nadere mondelinge behandeling, waarbij belanghebbende opnieuw de kans krijgt om zijn standpunt naar voren te brengen. Tevens wordt het griffierecht aan belanghebbende vergoed.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummers BK-ARN 22/00248 en BK-ARN 22/00249
uitspraakdatum: 7 maart 2023
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 8 december 2021, nummers AWB 20/5448 en 20/5451, in het geding tussen belanghebbende en
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Arnhem(hierna: de Inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2017 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 42.046. Bij beschikking is daarbij een bedrag aan belastingrente berekend van € 296. Tevens is aan belanghebbende voor het jaar 2018 een aanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 43.650. Bij beschikking is daarbij een bedrag aan belastingrente berekend van € 302.
1.2.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard. De Rechtbank heeft de aanslag IB/PVV 2017 verminderd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 38.798. De Rechtbank heeft de aanslag IB/PVV 2018 verminderd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 40.402.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 februari 2023. Belanghebbende is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. Namens de Inspecteur zijn [naam1] en [naam2] verschenen. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Belanghebbende is door de griffier van de Rechtbank uitgenodigd voor een tweede onderzoek ter zitting op dinsdag 26 oktober 2021 om 16.20 uur te Arnhem. Op 26 oktober 2021 heeft belanghebbende om 7:49 uur een e-mail naar de griffie van de Rechtbank verzonden. In de e-mail heeft belanghebbende geschreven:
“Geachte heer, mevrouw
Vanmiddag om 16.20 uur wil ik graag aanwezig zijn bij een hoorzitting echter heb ik griepverschijnselen. Ik heb een zelftest gedaan en deze is gelukkig negatief. Vanmiddag nogmaals een zelftest omdat de verschijnselen overeen komen met de Coronaverschijnselen.
Ik voel me erg verzwakt en heb koorts. Graag zou ik willen dat de zitting van vanmiddag verplaatst kan worden. Indien dit niet kan heb ik één belangrijk punt. Ik zou graag willen dat zwart op wit komt te staan dat er een herziening komt van al mijn belastingaangiftes tot 2021, aangezien hier ook de verkeerde berekeningen hebben plaats gevonden.
In het vertrouwen u hiermee voldoende te hebben ingelicht,
Met vriendelijke groet,
[belanghebbende] ”
2.2.
In de uitspraak van de Rechtbank is vermeld:
“Het tweede onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 oktober 2021. Eiser is, hoewel behoorlijk opgeroepen blijkens de gegevens van PostNL, niet verschenen. Namens verweerder is [naam3] verschenen.
Nadat de rechtbank het onderzoek had gesloten, heeft eiser een nader bericht gestuurd. De
rechtbank heeft hierin geen aanleiding gezien het onderzoek te heropenen.”
2.3.
Op woensdag 8 februari 2023 om 20:06 uur heeft belanghebbende een e-mail naar de griffie van de Rechtbank verzonden. De griffie van de Rechtbank heeft de e-mail op donderdag 9 februari 2023 om 7:38 doorgezonden naar de griffie van het Hof. In de e-mail heeft belanghebbende onder meer geschreven:
“Donderdag 09 februari 2023 om 10.00 uur is er een mondelinge behandeling van bovengenoemde zaak, gerechtshof Arnhem, Walburgstraat 2 - 4.
Ik had graag hierbij aanwezig willen zijn echter door de staking bij het openbaarvervoer is het voor mij niet mogelijk om in Arnhem te komen. Ik heb geen auto ter beschikking en kan door de staking geen auto lenen omdat iedereen zelf zijn eigen auto nodig heeft.
Een auto huren of een taxi kan ik mij financieel gezien niet veroorloven.
Ik wil u vriendelijk vragen om mij de kans te geven om toch bij de mondelinge behandeling aanwezig zijn door deze te verplaatsen.”
2.4.
Op donderdag 9 februari 2023 om 7:51 uur heeft belanghebbende wederom een e-mail naar de griffie van de Rechtbank verzonden. De griffie van de Rechtbank heeft de e-mail op donderdag 9 februari 2023 om 7:58 uur doorgezonden naar de griffie van het Hof. In de e-mail heeft belanghebbende onder meer geschreven:
“Ter aanvulling op mijn mail van gisteravond kan ik u nog mededelen dat er deze ochtend wederom geen openbaarvervoer beschikbaar was. Ik ben op de fiets naar het treinstation gegaan echter werd mij bij navraag medegedeeld dat er geen treinen reden, en de treinen die er zouden rijden gingen niet rechtstreeks naar Arnhem zodat ik weer aangewezen was op busvervoer die er niet zou zijn.
In het vertrouwen er alles aan te hebben gedaan maar dat er voor mij sprake is van overmacht wilde ik u dit nog mededelen.”
2.5.
Om de verklaring van belanghebbende te verifiëren heeft het Hof op donderdag 9 februari 2023 de website van de Nederlandse Spoorwegen (
www.ns.nl) geraadpleegd. Op de site was de volgende informatie vermeld:
“Stakingen in het streekvervoer van maandag 6 t/m vrijdag 10 februari
Laatst gewijzigd: 05 februari 2023, 10.24 uur
Van maandag 6 t/m vrijdag 10 februari zijn er stakingen in het streekvervoer. Dit kan gevolgen hebben voor je reis. We raden je aan om de website van de vervoerder in de gaten te houden voor meer informatie. NS blijft volgens dienstregeling rijden. Plan je reis kort voor vertrek.”
2.6.
Volgens de informatie van de NS reisplanner was het centraal station van Arnhem per openbaar vervoer bereikbaar door middel van onderstaande treinreis:
“07:46 Enschede NS Intercity richting Den Haag Centraal) spoor 2
08:30 Deventer spoor 4
08:45 Deventer (NS Intercity richting Roosendaal) spoor 3
09:19 Arnhem Centraal spoor 7”

3.Geschil en standpunt van partijen

3.1.
In geschil is of de Rechtbank terecht het tweede onderzoek ter zitting heeft gehouden zonder de aanwezigheid van belanghebbende en vervolgens het onderzoek heeft gesloten. Voorts is de hoogte van de persoonsgebonden aftrek in geschil.
3.2.
Belanghebbende beantwoordt de eerste vraag ontkennend en verzoekt om de uitspraak van de Rechtbank te vernietigen en de zaak terug te wijzen naar de Rechtbank.
3.3.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
De eisen van een goede rechtspleging brengen mee dat ingeval een belanghebbende of zijn gemachtigde tijdig en onder aanvoering van gewichtige redenen waarom hij niet op de voor de behandeling van de zaak vastgestelde zittingsdag aanwezig kan zijn of zich op de behandeling kan voorbereiden, verzoekt die behandeling op een nader te bepalen latere dag te doen plaatsvinden, de rechter dat verzoek inwilligt tenzij hij oordeelt dat zwaarder wegende, bij de behandeling van de zaak betrokken belangen aan zodanig uitstel in de weg staan. Dit oordeel dient in zijn uitspraak met redenen te worden omkleed. [1]
Verzoek om uitstel van de zitting van het Hof
4.2.
Belanghebbende heeft in zijn e-mailberichten van 8 februari 2023 en 9 februari 2023 verzocht om uitstel van de zitting van het Hof. Dit verzoek heeft belanghebbende gegrond op de omstandigheid dat vanwege stakingen bij het openbaar vervoer geen treinen (rechtstreeks) naar Arnhem reden en hij geen alternatief vervoer tot zijn beschikking had.
4.3.
Volgens door het Hof ingewonnen informatie was op de dag van de zitting het centraal station van Arnhem per openbaar vervoer van de Nederlandse Spoorwegen bereikbaar. De stakingen vonden alleen plaats in het streekvervoer. Nog daargelaten dat deze stakingen al op 6 februari 2023 waren aangekondigd en belanghebbende, gelet hierop, het verzoek om uitstel derhalve eerder had kunnen indienen, vormt de door belanghebbende aangevoerde omstandigheid dat de trein (streekvervoer) vanuit [woonplaats] niet rechtstreeks naar Arnhem rijdt in dit geval voor hem geen gewichtige reden als bedoeld in de onder r.o. 4.1 genoemde jurisprudentie, nu er immers een aanvaardbaar alternatief voor belanghebbende bestond door met NS naar Arnhem te reizen (2.6). Het Hof heeft het verzoek van belanghebbende om uitstel van de behandeling ter zitting daarom niet ingewilligd.
Verzoek om uitstel van de zitting van de Rechtbank
4.4.
De Rechtbank heeft onderhavige zaak mondeling behandeld op een tweede zitting die is gehouden op 26 oktober 2021 om 16.20 uur. In de uitspraak is vermeld dat belanghebbende, zonder voorafgaande kennisgeving aan de Rechtbank, niet is verschenen. De Rechtbank heeft het onderzoek ter zitting om 16:32 uur gesloten.
4.5.
In hoger beroep stelt belanghebbende dat de Rechtbank het onderzoek ten onrechte heeft gesloten. Belanghebbende heeft bij e-mail van 26 oktober 2021, verzonden om 7:49 uur verzocht om de zitting vanwege ziekte te verplaatsen. Door de sluiting van het onderzoek door de Rechtbank is hij niet in de gelegenheid geweest om ‘nog enkele zwaarwegende feiten aan de orde te brengen’, aldus belanghebbende.
4.6.
Volgens de bestreden uitspraak heeft de Rechtbank de e-mail van belanghebbende aangemerkt als de inbreng van een nader stuk waarin belanghebbende heeft verzocht om heropening als bedoeld in artikel 8:68 van de Algemene wet bestuursrecht. Nu de Rechtbank het verzoek ruim voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft ontvangen had de Rechtbank het verzoek moeten opvatten als een verzoek om uitstel van de zitting. Onder verwijzing naar de in 4.1 vermelde jurisprudentie had de Rechtbank gemotiveerd dienen te beslissen op een dergelijk verzoek. Nu de uitspraak van de Rechtbank geen blijk geeft van deze motivering, slaagt de klacht van belanghebbende. Omdat belanghebbende niet zelf op de zitting van het Hof is verschenen kan het Hof niet zelf in de zaak voorzien en zal het Hof de zaak terugwijzen naar de Rechtbank. De Rechtbank zal belanghebbende opnieuw in de gelegenheid moeten stellen om een nadere zitting bij te wonen.
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

5.1.
Nu het Hof het hoger beroep gegrond verklaart, heeft belanghebbende recht op een vergoeding van het griffierecht. Doordat het hoger beroep gegrond is vanwege een onjuiste beslissing van de Rechtbank die niet is veroorzaakt door de Inspecteur zal de griffier, en niet de Inspecteur, aan belanghebbende het griffierecht in verband met het hoger beroep bij het Hof vergoeden.
5.2.
Niet gesteld of gebleken is dat belanghebbende voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten heeft gemaakt.

6.Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;
– wijst de zaken terug naar de Rechtbank om, na partijen in de gelegenheid te hebben gesteld aanwezig te zijn bij een nadere mondelinge behandeling door de Rechtbank, opnieuw uitspraak te doen op de beroepen van belanghebbende, en
– gelast dat de griffier van het Hof aan belanghebbende het betaalde griffierecht terugbetaalt, te weten € 136 in verband met het hoger beroep bij het Hof.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Breedveld, voorzitter, mr. R. den Ouden en mr. M.G.J.M. van Kempen, in tegenwoordigheid van mr. C.E. te Brake als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2023.
De griffier is verhinderd De voorzitter,
het proces-verbaal te ondertekenen
(E. Breedveld)
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op 8 maart 2023.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.Vgl. o.a.HR 4 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA4301 en HR 31 januari 2001, ECLI:NL:HR:2001:AA9724.