In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van belanghebbende tot vergoeding van proceskosten na de intrekking van zijn hoger beroep tegen een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2012. De belanghebbende had eerder bezwaar gemaakt tegen de aanslag, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard door de Inspecteur. De rechtbank Noord-Nederland had de belanghebbende in een eerdere uitspraak veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade en proceskosten, maar de belanghebbende trok zijn hoger beroep in nadat de Inspecteur had aangegeven deels tegemoet te komen aan zijn bezwaren in het kader van de Regeling Tijdelijke Tegemoetkoming Rijnvarenden.
Het Hof overwoog dat, gezien de omstandigheden, de intrekking van het hoger beroep en de tegemoetkoming in het kader van de Regeling onlosmakelijk met elkaar verweven zijn. De belanghebbende had recht op een proceskostenvergoeding, omdat de Inspecteur in het kader van de Regeling aan de grieven van de belanghebbende tegemoet was gekomen. Het Hof stelde de proceskosten vast op € 3.241,50, na aftrek van een eerdere proceskostenvergoeding van de rechtbank. Daarnaast werd de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 134 aan de belanghebbende.
De uitspraak benadrukt de toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, dat bepaalt dat een bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten van de indiener van een hoger beroep, indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener tegemoetkomt. Het Hof concludeerde dat de belanghebbende recht had op vergoeding van zowel de proceskosten als het griffierecht, en dat de Inspecteur deze vergoedingen diende te betalen.