In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 februari 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de waardevaststelling van een woning onder de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De heffingsambtenaar van de gemeente Wijdemeren had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 124.000 per waardepeildatum 1 januari 2019. Belanghebbende was het niet eens met deze waardebepaling en stelde dat de waarde van de woning lager zou moeten zijn, namelijk € 115.000. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 11 januari 2023 zijn de gemachtigde van belanghebbende en een taxateur namens de heffingsambtenaar gehoord. De heffingsambtenaar onderbouwde zijn waardebepaling met een waardematrix, opgesteld door een gediplomeerd WOZ-taxateur, waarin vergelijkingsobjecten werden gebruikt. Het hof oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog was, mede door te verwijzen naar een recente verkoopprijs van de onroerende zaak die aanzienlijk hoger was dan de vastgestelde WOZ-waarde. Het hof concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en de griffier was verhinderd de uitspraak te ondertekenen. De voorzitter heeft de uitspraak ondertekend. Beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.