ECLI:NL:GHARL:2023:1293

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
200.307.980
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding over de ontvankelijkheid van een vereniging van huiseigenaren in vorderingen tegen een bungalowpark

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 februari 2023 uitspraak gedaan in een hoger beroep kort geding tussen Bospark Dennenrhode B.V. en de Vereniging van Huiseigenaren op Bospark Dennenrhode (VvH). Bospark B.V. is eigenaar van bungalowpark Bospark Dennenrhode en verhuurt 45 kavels, terwijl VvH de belangen van de eigenaren van recreatiewoningen behartigt. De zaak is ontstaan na de invoering van een nieuw verhuurreglement door Bospark B.V. in januari 2022, wat leidde tot onvrede onder de leden van VvH. VvH vorderde in eerste aanleg de deblokkering van slagboomsleutels voor haar leden, maar de voorzieningenrechter heeft deze vorderingen toegewezen, ondanks het verweer van Bospark B.V. dat VvH niet-ontvankelijk was wegens gebrek aan eigen belang.

In hoger beroep heeft het hof de ontvankelijkheid van VvH opnieuw beoordeeld. Het hof heeft vastgesteld dat de rechtbank Gelderland in een eerdere bodemzaak VvH niet-ontvankelijk had verklaard in haar vorderingen tegen Bospark B.V. wegens gebrek aan eigen belang. Het hof heeft de afstemmingsregel toegepast, wat inhoudt dat de rechter in kort geding zijn oordeel moet afstemmen op dat van de bodemrechter. Het hof concludeert dat VvH geen eigen belang heeft in de zin van artikel 3:303 BW, omdat zij zelf geen eigenaar is van een recreatiewoning of huurder van een perceel. Het hof vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter en verklaart VvH niet-ontvankelijk in haar vorderingen, met veroordeling in de proceskosten van beide instanties.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.307.980
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen 400012)
arrest in kort geding van 14 februari 2023
in de zaak van
Bospark Dennenrhode B.V.,
die is gevestigd in Doornspijk (gemeente Elburg),
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als gedaagde,
hierna: Bospark B.V.,
advocaat: mr. A. Hofman,
tegen
Vereniging van Huiseigenaren op Bospark Dennenrhode,
die is gevestigd in Doornspijk (gemeente Elburg),
en bij de rechtbank optrad als eiseres,
hierna: VvH,
advocaat: mr. D.F. Fransen.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 7 juni 2022 hier over. Het verdere verloop blijkt uit het proces-verbaal (een verslag) van de mondelinge behandeling van 4 oktober 2022. Daar is duidelijk geworden dat er vonnis zou worden gewezen in een tussen partijen lopende bodemzaak voordat het hof arrest zou wijzen in dit kort geding. Daarom is de zaak aangehouden en zijn partijen in de gelegenheid gesteld om zich (gelijktijdig) bij akte uit te laten over het vonnis in die bodemzaak, wat zij op 22 november 2022 hebben gedaan. Door Bospark B.V. is daarbij een afschrift overgelegd van het vonnis in de bodemzaak (vonnis rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen van 5 oktober 2022, zaaknummers 401776 en 403933). Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

2.Kern van de zaak en de beslissing

2.1
Bospark B.V. is eigenaar van bungalowpark Bospark Dennenrhode. Zij heeft 45 kavels in eigendom die zij verhuurt. Daarnaast omvat het bungalowpark 151 in eigendom uitgegeven kavels waarop door de eigenaren een recreatiewoning is gebouwd. Een aantal van die eigenaren heeft zich verenigd in VvH. In de loop der jaren is op het park de verhuur van recreatiewoningen toegenomen. Sinds 1 januari 2022 hanteert Bospark B.V. een nieuw verhuurreglement, met daarin onder meer een kostenverhoging per persoon per nacht en voorschriften voor de toestemming voor verhuur. De leden van VvH hebben het verhuurreglement niet voor akkoord getekend. In februari 2022 heeft Bospark B.V. van de eigenaren die niet akkoord zijn gegaan met het verhuurreglement en niet op de daarin vermelde wijze toestemming voor verhuur hebben gevraagd, de slagboomsleutels geblokkeerd, met uitzondering van een of twee exemplaren per eigenaar.
2.2
VvH vorderde in eerste aanleg, kort samengevat, een gebod tot deblokkering van de slagboomsleutels van de leden van VvH, op straffe van een dwangsom, en betaling van buitengerechtelijke kosten. Bospark B.V. heeft onder meer tot niet-ontvankelijkheid van VvH geconcludeerd wegens het ontbreken van (een eigen) belang (art. 3:303 BW). De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van VvH toegewezen, met veroordeling van Bospark B.V. in de proceskosten.
2.3
Bospark B.V. bestrijdt ook in hoger beroep de ontvankelijkheid van VvH. Het hof stelt vast dat de rechtbank in het vonnis van 5 oktober 2022 VvH nietontvankelijk heeft verklaard in haar vorderingen tegen Bospark B.V. wegens gebrek aan een eigen belang. Gelet op de in kort geding geldende afstemmingsregel sluit het hof zich bij het oordeel van de bodemrechter aan. Hieronder legt het hof uit hoe het tot dit oordeel komt.

3.De motivering van de beslissing in hoger beroep

3.1
De rechter die in kort geding beslist op een vordering tot het geven van een voorlopige voorziening nadat de civiele bodemrechter een vonnis in de hoofdzaak heeft gewezen, dient in beginsel zijn vonnis af te stemmen op het oordeel van die bodemrechter, ongeacht of dit oordeel is gegeven in een tussenvonnis of in een eindvonnis, in de overwegingen of in het dictum van het vonnis, en ongeacht of het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan. Onder omstandigheden kan er plaats zijn voor het aanvaarden van een uitzondering op dit uitgangspunt. Dit zal het geval kunnen zijn indien het vonnis van de civiele bodemrechter klaarblijkelijk op een misslag berust, alsook indien sprake is van een zodanige wijziging van omstandigheden dat moet worden aangenomen dat de bodemrechter, ingeval hij daarvan op de hoogte zou zijn geweest, tot een andere beslissing zou zijn gekomen. Aan deze “afstemmingsregel” ligt ten grondslag dat de rechtsverhouding tussen partijen in een contradictoir gevoerde civiele procedure, anders dan in kort geding, zo nodig na bewijslevering en rapportage door deskundigen, in beginsel bindend tussen partijen wordt vastgesteld, afgezien van de mogelijkheid daartegen een rechtsmiddel in te stellen. [1] Deze regel geldt ook ten aanzien van het hoger beroep in kort geding.
3.2
De rechtbank Gelderland heeft in de bodemzaak bij vonnis van 5 oktober 2022 VvH niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen jegens Bospark B.V. De rechtbank heeft in dat kader onder meer het volgende overwogen:

4.4 Bospark Dennenrhode B.V. heeft betwist dat Vereniging van huiseigenaren een eigen belang heeft bij de door haar ingestelde vorderingen. In het licht van deze betwisting heeft Vereniging van huiseigenaren naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld waaruit volgt dat zij een eigen belang heeft in de zin van artikel 3:303 BW. Allereerst staat immers vast dat Vereniging van huiseigenaren zelf geen eigenaar is van een recreatiewoning of huurder is van een perceel. Voorts volgt uit de tekst van de dagvaarding dat zij haar vorderingen heeft ingesteld ten behoeve van haar leden. Voor zover Vereniging van huiseigenaren heeft aangevoerd dat haar eigen belang is gelegen in het feit dat zij in haar statuten heeft opgenomen, dat zij de belangen van haar leden behartigt, wordt het volgende overwogen. Voor gevallen waarin een vereniging een rechtsvordering wil instellen die strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen van andere personen (zoals haar leden), geldt het bepaalde in artikel 3:305a BW. De statuten van Vereniging van huiseigenaren waarin is opgenomen dat een vereniging de belangen van haar leden in rechte kan behartigen, leidt niet tot het oordeel dat Vereniging van huiseigenaren een eigen belang heeft in de zin van artikel 3:303 BW. (…)
4.5
Omdat niet is gesteld of gebleken dat Vereniging van huiseigenaren op basis van volmacht of lastgeving namens haar leden of als cessionaris haar vorderingen heeft ingesteld en Vereniging van huiseigenaren niet aan de wettelijke vereisten van art. 3:305a BW heeft voldaan, zal Vereniging van huiseigenaren niet ontvankelijk wordt verklaard in haar vorderingen.
3.3
VvH heeft aangevoerd dat in de bodemprocedure de vorderingen van VvH zien op het onderhoud van het park en op een verklaring voor recht. In de visie van VvH dwingt de afstemmingsregel niet tot toepassing van het oordeel van de bodemrechter in dit kort geding, omdat sprake is van verschillende vorderingen. Het hof acht het ook in dit kort geding duidelijk dat VvH zelf geen eigenaar is van een recreatiewoning of huurder is van een perceel, dat zij de vorderingen tegen Bospark B.V. heeft ingesteld ten behoeve van haar leden (zoals blijkt uit de inleidende kortgeding dagvaarding), dat volmacht of lastgeving niet is gesteld of gebleken, en dat niet is voldaan aan de eisen van art. 3:305a BW (in verbinding met Titel 14a Rv; Bospark B.V. heeft onder meer gewezen op artikel 1018c Rv). Het gaat om dezelfde rechtsverhouding tussen dezelfde partijen als in de bodemzaak. Het hof zal daarom zijn oordeel over het belang van VvH en de ontvankelijkheid afstemmen op het oordeel in de bodemzaak. Dat VvH in de bodemzaak (deels) andere vorderingen heeft ingesteld dan in dit kort geding staat aan de toepassing van de afstemmingsregel niet in de weg, temeer omdat de vraag naar de ontvankelijkheid van VvH voorafgaat aan de inhoudelijke beoordeling van de vorderingen (waar het hof niet aan toe komt) en nog daargelaten dat VvH in de bodemprocedure onder I tot en met III verklaringen voor recht vorderde over het parkreglement of verhuurreglement, de bijdrage per bezoeker en de voorwaarden die Bospark B.V. aan verhuur verbindt. Grond voor een uitzondering op de afstemmingsregel is gesteld noch gebleken. Het hof is tot slot met de voorzieningenrechter van oordeel dat VvH geen vereniging van eigenaars is zoals bedoeld in artikel 5:124 BW en daarom ook niet op grond van artikel 5:126 BW bevoegd is haar leden te vertegenwoordigen.
3.4
VvH heeft nog aangevoerd dat Bospark B.V. geen belang, althans geen spoedeisend belang, heeft bij het hoger beroep omdat de slagbomen intussen zijn geopend en uit de bodemzaak blijkt dat Bospark B.V. voorwaarden mag stellen aan de verhuur van de kavels en/of chalets. Bospark B.V. heeft er echter terecht op gewezen dat zij alleen al belang bij het hoger beroep heeft vanwege de proceskostenveroordeling in eerste aanleg. Dat geldt tevens als spoedeisend belang ontbreekt bij de in hoger beroep te beoordelen vordering of als een ordemaatregel anderszins niet meer aan de orde is. [2]
3.5
De slotsom luidt dat het VvH ontbreekt aan een eigen belang in de zin van artikel 3:303 BW. De voorzieningenrechter in eerste aanleg heeft dus ten onrechte de vorderingen toegewezen waar VvH niet-ontvankelijk verklaard had moeten worden. De hierop gerichte grieven van Bospark B.V. slagen. Het bestreden vonnis zal worden vernietigd en VvH zal niet-ontvankelijk worden verklaard. Bij deze uitkomst past dat VvH wordt veroordeeld in de proceskosten van beide instanties.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep in kort geding:
vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 22 februari 2022, en doet opnieuw recht:
verklaart VvH niet-ontvankelijk in haar vorderingen jegens Bospark B.V.;
veroordeelt VvH in de proceskosten als volgt:
de kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van Bospark B.V. worden begroot op € 676 aan verschotten (voor griffierecht) en op € 1.016 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief,
de kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van Bospark B.V. worden begroot op € 891,41 aan verschotten (voor dagvaarding en voor griffierecht) en op € 2.366 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief (2 punten x tarief II);
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.C. Haasnoot, G.R. den Dekker en J.C.J. Luijten en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2023.

Voetnoten

1.Vgl. (o.a.) HR 24 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1128.
2.Vgl. (o.a.) HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1782.