In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 februari 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de vaststelling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak gelegen aan [adres1] 25 te [woonplaats]. De heffingsambtenaar had de waarde voor het jaar 2020 vastgesteld op € 382.000 en een aanslag onroerendezaakbelasting opgelegd. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt, maar de heffingsambtenaar handhaafde zijn beslissing. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 19 januari 2023 heeft belanghebbende zijn standpunt toegelicht, waarbij hij zijn eigen taxatierapport heeft ingebracht ter onderbouwing van zijn stelling dat de waarde op € 344.000 zou moeten worden vastgesteld. Het Hof heeft de argumenten van beide partijen gewogen en vastgesteld dat de heffingsambtenaar niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. Het Hof heeft de waarde van de onroerende zaak uiteindelijk vastgesteld op € 370.000, waarbij het Hof ook de proceskosten en het griffierecht heeft vergoed aan belanghebbende. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd en het beroep van belanghebbende is gegrond verklaard.