De strafkamer van de rechtbank Overijssel heeft bij vonnis van 19 juni 2015 geoordeeld dat belanghebbende zich niet bewust is geweest van een aanmerkelijke kans dat er enige valse opgave zou zijn gedaan in het taxatierapport van [naam6] (zie 2.2) dan wel in de akte van levering van 30 augustus 2010 (zie 2.3). In het proces-verbaal van de zitting van 20 mei 2015 is vermeld dat getuige [naam5] (hierna: [naam5] ) het volgende heeft verklaard over de verontreiniging van de grond:
“In antwoord op de vraag van de raadsman of het juist is dat ik werkzaamheden heb uitgevoerd aan de [adres1] 66, zeg ik dat dat juist is. Ik heb een bouwplaats uitgegraven met een bouwmachine. Dat was in 1993.
De raadsman vraagt mij of er vervuiling van de grond is geconstateerd. De eerste halve meter ging het goed. Daarna kwam er een bult puin naar boven. Dat was asbest, afval, vloerbedekking. Het hield niet op tot we op zo'n tweeënhalve meter diepte zaten. Het moest er allemaal uit. Ik heb het op een hoop gegooid en het hele spul is uitgegraven. Later is het aan de andere kant weer begraven op dezelfde locatie.
U vraagt mij of de grond is afgevoerd. Dat is niet te betalen. Het is achter op het land begraven. Het was zo'n tachtig tot negentig meter verderop. Exact weet ik het niet meer, want het is twintig jaren geleden.
In antwoord op de vraag van de officier van justitie welke bouwplaats ik bedoel, zeg ik dat dat de bouwput van de woning van de familie [naam4] was. De woning is daarna gebouwd. Desgevraagd zeg ik u dat toen de grond helemaal was uitgegraven, de grond schoon was. U vraagt mij of er iets met het asbest is gedaan. Over asbest was toen nog niet zo bekend dat het schadelijk was. Daar stond je niet zo bij stil.
U vraagt mij of ik voor de familie werkte of voor een aannemer. Ik werkte voor een aannemer, maar er is met hem geen overleg geweest. Het was mijn eigen werk. Ik had de graafmachine meegenomen en deed het in mijn vrije tijd. Nee, het was niet via de aannemer.
Ik deed het in mijn eigen tijd.
In antwoord op de vraag van de raadsman of ik, omdat ik in [woonplaats] woon, weet of de vervuilde grond later is weggehaald, zeg ik dat de grond niet is weggehaald.
In antwoord op de vraag van mr. Stam waar ik destijds in dienst was, zeg ik dat ik bij [naam15] in dienst was. U vraagt mij hoe ik weet of iets asbest is. Ik herken asbest.
Ik herken dat aan platen en gebouwen en ik kan aan een plaat zien of het asbest is. Vroeger werd het veel gebruikt, nu niet meer. In antwoord op de vraag of ik op grond van die wetenschap zeg dat ik daar asbest heb gezien, zeg ik, dat wat ik daar heb gezien, dat was asbest. Ik weet dat voor 100%.
In antwoord op de vraag van de voorzitter hoeveel ervaring ik heb, zeg ik dat ik destijds al op de kraanmachine zat en dat ik honderden putten heb uitgegraven. Ik ben kraanmachinist. Ik heb er geen opleiding voor gevolgd. Het is ervaring; toentertijd had ik dat zo'n vijfjaren.
In antwoord op de vraag van mr. Wentink waar het in de grond is gegaan, zeg ik dat dat verderop was. Het was op hetzelfde perceel. Het was op landbouwgrond en het was veel. Ik denk zo'n 300 à 400 kuub. Ik weet dat nu nog zo, want als ik kijk naar het huis en de diepte bereken, dan is het zoveel. Misschien is het zelfs wel 500 kuub.”