ECLI:NL:GHARL:2023:10832

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
200.315.220/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg en betekenis van een testament in het kader van erfopvolging en familieverhoudingen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 december 2023, staat de uitleg van een testament centraal. De appellant, geboren in 1987, vordert een verklaring voor recht dat het testament van zijn moeder, die in 2021 overleed, geen betekenis heeft voor de vererving van haar nalatenschap. Het testament, opgesteld in 1987, benoemt de appellant als enige erfgenaam, maar de appellant stelt dat de moeder niet de bedoeling had om de huidige familieverhoudingen te regelen, aangezien zij inmiddels getrouwd was en twee andere kinderen had. De rechtbank had eerder de vordering van de appellant afgewezen, maar het hof oordeelt dat de moeder met haar testament enkel de situatie ten tijde van het opmaken ervan heeft willen regelen. Het hof verwijst naar relevante jurisprudentie en concludeert dat het testament niet van toepassing is op de situatie ten tijde van het overlijden van de moeder. Het hof vernietigt het eerdere vonnis en verklaart voor recht dat het testament geen betekenis heeft voor de vererving van de nalatenschap, waardoor het versterferfrecht van toepassing is. De proceskosten worden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.315.220/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 182459)
arrest van 19 december 2023
in de zaak van
[appellant] ,
die woont in [woonplaats1] ,
appellant,
bij de rechtbank: eiser,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. F. Hofstra, die kantoor houdt te Leeuwarden,
tegen

1.[geïntimeerde1] ,

die woont in [woonplaats2] ,
bij de rechtbank: gedaagde,
2. [geïntimeerde2],
die woont in [woonplaats3] ,
3. [geïntimeerde3],
die woont in [woonplaats3] .
geïntimeerden,
hierna achtereenvolgens:
[geïntimeerde1] , [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3],
advocaat: mr. F. Hofstra, die kantoor houdt te Leeuwarden.

1.De verdere procedure bij het hof

1.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit het tussenarrest van
8 augustus 2023, waarin een mondelinge behandeling van de zaak is bevolen. Nadien zijn door [appellant] op de voet van artikel 118 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de broer en zus van [appellant] , [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] , in het geding geroepen.
1.2
[geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] zijn verschenen op de op 15 december 2023 gehouden mondelinge behandeling en hebben daar (mondeling) een memorie van antwoord genomen, waarin zij zich hebben geschaard achter de inhoud van de memorie van grieven. Ook [appellant] en
[geïntimeerde1] zijn op deze mondelinge behandeling verschenen. Van deze zitting is een verslag (proces-verbaal) gemaakt dat zich bij de stukken bevindt.
1.3
Vervolgens is het hof gevraagd arrest te wijzen. Het hof heeft de datum van arrest bepaald op heden, op basis van het voorafgaand aan het arrest overgelegde procesdossier, aangevuld met genoemd verslag.

2.De feiten van de zaak

2.1
[appellant] is geboren [in] 1987, voorafgaand aan het huwelijk van [naam1] (hierna: erflaatster) en [geïntimeerde1] . Hun huwelijk werd, zonder het opmaken van huwelijkse voorwaarden, gesloten [in] 1988.
2.2
Na het sluiten van het huwelijk werden nog ( [in] 1988) [geïntimeerde2] en
( [in] 1990) [geïntimeerde3] geboren.
2.3
Erflaatster is [in] 2021 plotseling overleden. Na haar overlijden is gebleken dat zij op 18 februari 1987, enkele weken voor de geboorte van eiser, een testament had laten opmaken dat naderhand niet meer is herroepen (hierna: het testament). Het testament bepaalt, voor zover hier van belang:
Erfstelling
II. Ik benoem tot enige en algehele erfgenaam mijner nalatenschap het kind waarvan ik zwanger ben.
Voogdijregelinq
III. Voor het geval mijn kind ten tijde van mijn overlijden nog minderjarig mocht zijn:
a.
benoem ik tot voogd over mijn kind de heer [geïntimeerde1] , wonende te [plaats1] , [adres1]
(…)

3.De vorderingen van [appellant] en de beslissing van de rechtbank

[appellant] heeft in eerste aanleg een verklaring voor recht gevorderd, inhoudende dat aan het testament de erfstelling komt te ontvallen. De rechtbank heeft bij vonnis van 20 april 2022 het gevorderde afgewezen en [appellant] in de proceskosten veroordeeld.

4.De beoordeling van de grieven en de vorderingen in hoger beroep

De vorderingen en grieven in hoger beroep
4.1
[appellant] vordert in het hoger beroep vernietiging van het onder 3 genoemde vonnis en toewijzing alsnog van het door hem in eerste aanleg gevorderde.
4.2
[appellant] heeft in hoger beroep een viertal bezwaren (‘grieven’) tegen het vonnis geformuleerd. Het hof zal deze grieven hierna zoveel mogelijk tezamen en thematisch behandelen.
Regelt het ‘vergeten testament’ ook de huidige (familie-)verhoudingen?
4.3
Kern van de stellingen van [appellant] – die door de overige procespartijen worden onderschreven – vormt het betoog dat erflaatster met haar testament enkel heeft beoogd haar nalatenschap bij testament te regelen voor de situatie waarin zij nog ongehuwd was en zwanger van [appellant] , maar niet de bedoeling heeft gehad dat ook te doen voor de situatie die nadien is ontstaan, te weten dat zij getrouwd is met [geïntimeerde1] en naast moeder van [appellant] ook moeder is geworden van [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] .
4.4
Het hof stelt het volgende voorop. Bij de uitlegging van een uiterste wilsbeschikking dient te worden gelet op de verhoudingen die de uiterste wil kennelijk wenst te regelen, en op de omstandigheden waaronder de uiterste wil is gemaakt (art. 4:46 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek). Bij het vaststellen van de omstandigheden waaronder de uiterste wil is gemaakt, kunnen feiten en omstandigheden van na het opmaken van de uiterste wil van belang zijn, omdat daaraan bewijs kan worden ontleend van een omstandigheid waaronder de uiterste wil is gemaakt. Ten tijde van het opmaken van de uiterste wil bij de erflater bestaande verwachtingen over toekomstige gebeurtenissen zullen in aanmerking kunnen komen als omstandigheid waaronder de uiterste wil is gemaakt.
4.5
Verwachtingen van de erflater over de toekomst kunnen ook van belang zijn bij het vaststellen van de verhoudingen die de erflater met de uiterste wil kennelijk wenst te regelen. In het arrest van de Hoge Raad van 11 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:911, ligt besloten dat voor de vaststelling van de verhoudingen die de erflater met de uiterste wil kennelijk wenst te regelen, mede acht geslagen kan worden op verklaringen van getuigen omtrent hetgeen de erflater heeft beoogd. Doen zich na het opmaken van de uiterste wil feiten en omstandigheden voor waardoor de feitelijke verhoudingen niet langer aansluiten bij hetgeen de erflater kennelijk wenste te regelen, dan kan de uiterste wil zo worden uitgelegd dat de desbetreffende beschikking alleen gold voor de situatie die bestond voordat de bedoelde feiten en omstandigheden zich hadden voorgedaan. Voor een zodanige uitleg is niet vereist dat de erflater bij het opmaken van de uiterste wil op de bedoelde feiten en omstandigheden is vooruitgelopen.
4.6
Uit de stukken en uit hetgeen ter zitting door [appellant] , [geïntimeerde1] , [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] naar voren is gebracht, leidt het hof af dat erflaatster inderdaad met haar testament enkel de verhoudingen heeft willen regelen, die bestonden ten tijde van het opmaken daarvan, maar niet heeft beoogd de situatie ten tijde van haar daadwerkelijk overlijden te regelen, te weten de situatie dat zij getrouwd is met [geïntimeerde1] en naast moeder van [appellant] ook moeder is geworden van [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] . Gegeven die laatste situatie ziet het hof aanleiding om – onder verwijzing naar Hoge Raad 10 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1531 – het testament van erflaatster aldus uit te leggen dat hetgeen daarin is geregeld alleen heeft gegolden voor de situatie die bestond in de periode vanaf haar ongehuwd zwanger zijn van [appellant] tot haar huwelijk met [geïntimeerde1] en niet voor de situatie die zich nadien heeft voorgedaan, te weten dat zij met [geïntimeerde1] is getrouwd en nog twee kinderen heeft gekregen. Dat betekent dat aan het ‘vergeten testament’ geen betekenis toekomt voor wat betreft de vererving van de nalatenschap van erflaatster en dat daarop het versterferfrecht van toepassing is.
4.7
Wat verder door partijen in eerste aanleg en in hoger beroep is aangevoerd, kan gelet op het voorgaande onbesproken blijven.
De slotsom: het hoger beroep slaagt
4.8
De conclusie van het voorgaande is dat het hoger beroep van [appellant] slaagt en dat het vonnis niet in stand kan blijven. Het hof zal, gelet op de familiebanden van partijen, de proceskosten compenseren op de wijze zoals in het dictum bepaald.

5.De beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep,
doet opnieuw recht,
verklaart voor recht dat aan het testament van [naam1] , geboren [in] 1956 en overleden [in] 2021, de werking is komen te ontvallen, aldus dat daaraan geen betekenis toekomt voor wat betreft de vererving van de nalatenschap van erflaatster en dat daarop het versterferfrecht van toepassing is,
bepaalt dat elk der partijen de eigen kosten van het geding draagt,
wijst het anders of meer gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.S. Bakker, O.E. Mulder en C. Coster en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
19 december 2023.