ECLI:NL:GHARL:2023:10819

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
200.316.362
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopig deskundigenbericht in civiele procedure tussen ABN Cleanroom Technology N.V. en Lamers High Tech Systems B.V.

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 december 2023 uitspraak gedaan in een hoger beroep tussen ABN Cleanroom Technology N.V. (hierna: ABN) en Lamers High Tech Systems B.V. (hierna: Lamers). ABN had een gietvloer geleverd aan Lamers, die vervolgens schadevergoeding eiste wegens gebreken aan de vloer. De rechtbank had een deel van de vordering van Lamers toegewezen, waarna Lamers in hoger beroep ging. ABN verzocht het hof om een voorlopig deskundigenbericht, omdat er nieuwe feiten zouden zijn die haar aansprakelijkheid zouden kunnen beïnvloeden. Het hof heeft dit verzoek afgewezen, omdat de hoofdzaak zich in een vergevorderd stadium bevond en het verzoek in strijd was met de eisen van de goede procesorde. Het hof oordeelde dat ABN geen nieuwe rechtsgronden meer kon aanvoeren en dat het verzoek tot deskundigenbericht de voortgang van de hoofdzaak zou belemmeren. Lamers had ook gevorderd dat ABN in de proceskosten werd veroordeeld, maar het hof oordeelde dat er geen sprake was van misbruik van procesbevoegdheid door ABN. Uiteindelijk werd ABN veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan Lamers.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.316.362/02
beschikking van 20 december 2023
in de zaak van
de rechtspersoon naar Belgisch recht
ABN Cleanroom Technology N.V.
die is gevestigd in Munsterbilzen, België
verzoekster
hierna: ABN
advocaat: mr. M.M.M. Rooijen
tegen:
Lamers High Tech Systems B.V.
die is gevestigd in Nijmegen
verweerster
hierna: Lamers
advocaat: mr. M. van Tuijl

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen;
  • het verweerschrift met producties;
  • de brief van mr. Rooijen met bijlagen 36 tot en met 38.
1.2.
Op 11 oktober 2023 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Partijen hebben de standpunten toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen.

2.De kern van de zaak

ABN heeft een gietvloer geleverd aan Lamers en Lamers heeft schadevergoeding gevorderd omdat de gietvloer gebreken vertoont. Die vordering heeft de rechtbank voor een deel toegewezen. Lamers is in hoger beroep gegaan. ABN vraagt nu bij het hof om een deskundigenbericht omdat er nieuwe feiten zijn gebleken die maken dat zij mogelijk toch niet aansprakelijk is. Het hof wijst het verzoek af.

3.Het oordeel van het hof

3.1.
Lamers vordert een schadevergoeding van ABN voor de schade die Lamers heeft geleden door een volgens Lamers gebrekkige gietvloer. De levering en installatie van de gietvloer was onderdeel van de overeenkomst waarbij door ABN een cleanroom is gerealiseerd in de bedrijfsruimte van Lamers. Een cleanroom is een zuivere werkomgeving die wordt gebruikt om besmetting bij een productieproces te beperken/voorkomen.
3.2.
Voor het leggen van de gietvloer heeft ABN Resitec N.V. (hierna: Resitec) als onderaannemer ingeschakeld. In oktober 2017 heeft Resitec de gietvloer in de cleanroom aangebracht en op 22 december 2017 is de cleanroom door Lamers in gebruik genomen. Rond april/mei 2019 heeft Lamers geconstateerd dat in de vloer blazen ontstonden die na verloop van tijd openscheurden. In juni 2019 heeft Lamers de gebreken bij ABN gemeld, waarna ABN en Resitec onderzoek hebben gedaan naar de vloer. Bij brief van 4 oktober 2019 heeft Lamers ABN in gebreke gesteld.
3.3.
Lamers heeft Mijtech Kunstvloeradvies (hierna: Mijtech) en TechnoConsult B.V. (hierna: TechnoConsult) ingeschakeld om onderzoek te doen naar de oorzaak van de gebreken aan de vloer. ABN heeft op 4 december 2019 bij de rechtbank een verzoekschrift tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht ingediend. Op 7 februari 2020 heeft ABN haar verzoekschrift weer ingetrokken, omdat Lamers tot verwijdering van de vloer is overgegaan en een daadwerkelijk, zinvol en feitelijk onderzoek daarom volgens ABN niet meer mogelijk zou zijn.
3.4.
Lamers heeft ABN in rechte betrokken ter vergoeding van de schade (herstelkosten en gevolgschade) die zij heeft geleden ten gevolge van de gebreken aan de gietvloer. De rechtbank heeft ABN bij vonnis van 1 juni 2022 onder meer veroordeeld tot vergoeding van de herstelkosten van de vloer. ABN is niet veroordeeld tot vergoeding van de door Lamers geleden gevolgschade. Lamers heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Dat hoger beroep is bij dit hof bekend onder zaaknummer 200.316.362/01 (hierna: de hoofdzaak).
3.5.
ABN heeft opnieuw verzocht om een voorlopig deskundigenbericht te bevelen omdat zij kennis heeft genomen van een nieuw feit. Volgens haar is het relevant dat er nieuw onderzoek plaatsvindt, omdat bij de rechtbank en in de reeds uitgevoerde onderzoeken is uitgegaan van onjuiste gegevens. Volgens ABN is sprake van een epoxyvloer in plaats van een PU-vloer, zodat dat mogelijk tot een onjuiste vaststelling van de oorzaken van de gebrekkige vloer heeft geleid en er mogelijk geen sprake was van een tekortkoming aan de zijde van ABN.
Juridisch kader
3.6.
Een partij kan een voorlopig deskundigenonderzoek als bedoeld in artikel 202 lid 2 Rv verzoeken om zekerheid te verkrijgen over feiten en omstandigheden die voor de beslissing van een geschil relevant kunnen zijn. Dit verzoek moet worden afgewezen als de rechter van oordeel is dat:
- het verzoek in strijd is met de eisen van een goede procesorde,
- van de bevoegdheid om dit verzoek te doen misbruik wordt gemaakt (bijvoorbeeld omdat verzoeker wegens onevenredigheid van de over en weer betrokken belangen in redelijkheid niet tot het uitoefenen van die bevoegdheid kan worden toegelaten),
- het verzoek afstuit op een ander door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar.
Strijd met de eisen van de goede procesorde
3.7.
Het hof is van oordeel dat het verzoek in strijd is met de eisen van de goede procesorde. De hoofdzaak bevindt zich in een vergevorderd stadium. De memorie van grieven (ook in incidenteel appel) en de memorie van antwoord (ook in incidenteel appel) zijn al genomen. Partijen kunnen daarom in beginsel geen nieuwe rechtsgronden meer aanvoeren. In de hoofdzaak is door ABN, zoals zijzelf tijdens de mondelinge behandeling verklaarde, geen grief gericht tegen het uitgangspunt in eerste aanleg, en niet aangevoerd dat sprake is van een PU-vloer in plaats van een epoxyvloer. ABN heeft in de hoofdzaak dan ook niet op die grond haar aansprakelijkheid betwist. Over de toelaatbaarheid van het nieuwe verweer moet in de hoofdzaak worden beslist. De weg die ABN daar nu voor heeft bewandeld, namelijk de weg van het verzoek tot een voorlopig deskundigenbericht, is niet de aangewezen weg en toewijzing van dat verzoek kan de voortgang van de hoofdzaak bovendien belemmeren. Mocht het (nieuwe) standpunt van ABN in de hoofdzaak niet toelaatbaar zijn, dan kan de uitkomst van het voorlopig deskundigenbericht niet meer bijdragen aan de vaststelling van de voor het geschil relevante feiten. Het verzoek van ABN levert daarom, bij deze stand van zaken, strijd op met de goede procesorde.
3.8.
ABN heeft betoogd dat haar verzoek in elk geval moet worden toegewezen omdat het voorlopig deskundigenbericht uitsluitsel kan geven over hoe de schade tot stand is gekomen en wat daarvan de omvang is. Daarvoor geldt dat de hoofdzaak zich in een te ver gevorderd stadium bevindt. Het hof zal in de hoofdzaak beslissen of nadere bewijslevering (al dan niet door een deskundigenbericht) nodig is.
Geen misbruik van procesbevoegdheid
3.9.
Lamers heeft gevorderd dat ABN in de volledige proceskosten van deze procedure wordt veroordeeld. Op grond van vaste rechtspraak is een uitzondering op het regime van de artikelen 237- 240 Rv alleen mogelijk onder buitengewone omstandigheden, zoals wanneer sprake is van misbruik van procesrecht of het onrechtmatig instellen van een procedure. Daarvan is sprake als het instellen van een vordering (of verzoek), gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had moeten blijven. Daarvan kan sprake zijn als eiser zijn vordering (of verzoek) baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende of behoorde te kennen, of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid gelet op het recht tot toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 EVRM. [1]
3.10.
Naar het oordeel van het hof heeft ABN met haar verzoek om een voorlopig deskundigenbericht geen misbruik gemaakt van haar procesbevoegdheid. Lamers heeft de omstandigheid dat sprake is van misbruik van procesbevoegdheid onvoldoende gemotiveerd. Onvoldoende is gebleken dat ABN onjuiste feiten en omstandigheden heeft gesteld, terwijl zij de onjuistheid daarvan kende of behoorde te kennen. Dat Lamers de door ABN gestelde (nieuwe) feiten en omstandigheden betwist, maakt niet dat deze kennelijk onjuist zijn. Het hof ziet voor toewijzing van een volledige proceskostenveroordeling dan ook geen aanleiding.
Conclusie
3.11.
Het verzoek om een voorlopig deskundigenbericht zal worden afgewezen. Omdat ABN in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof haar tot betaling van de proceskosten veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak. [2]
3.12.
De proceskostenveroordeling in deze uitspraak kan ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
wijst het verzoek af;
4.2.
veroordeelt ABN tot betaling van de volgende proceskosten van Lamers:
€ 2.366,- aan salaris van de advocaat van Lamers (2 procespunten x appeltarief II);
4.3.
verklaart deze beschikking wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, Th.C.M. Willemse en H. van Loo en is in het openbaar uitgesproken op 20 december 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828; HR 15 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2366.
2.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.