ECLI:NL:GHARL:2023:10744

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
200.302.151/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentele vordering inzake inzage originele documenten in het kader van deskundigenonderzoek

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, betreft het een incidentele vordering op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De vordering is ingesteld door [geïntimeerde], die zich in hoger beroep bevindt tegen [appellante]. Het hof heeft in een tussenarrest van 25 oktober 2022 een handschriftdeskundige benoemd, die op 23 juni 2023 een rapport heeft uitgebracht. [geïntimeerde] heeft verzocht om inzage in de originele documenten die door [appellante] zijn achtergelaten bij de deskundige, teneinde een contra-expertise uit te voeren. Het hof heeft de vordering van [geïntimeerde] toegewezen, waarbij het hof oordeelt dat aan de vereisten van artikel 843a Rv is voldaan. Het hof heeft vastgesteld dat [geïntimeerde] een rechtmatig belang heeft bij de inzage van de originele stukken, die relevant zijn voor de beoordeling van het geschil. Het hof heeft [appellante] opgedragen om de partijdeskundige inzage te geven in de originele documenten, maar heeft ook rekening gehouden met de bezwaren van [appellante] met betrekking tot mogelijke manipulatie van de stukken. De kosten van het incident zijn voor rekening van [appellante]. De zaak is verwezen naar de rol voor akte aan de zijde van [geïntimeerde].

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.302.151/01
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 157733
arrest van 19 december 2023 in het incident ex artikel 843a Rv
in de zaak van
[appellante],
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld,
zich verweert tegen de incidentele vordering,
en bij de rechtbank optrad als gedaagde en eiseres in verzet,
hierna:
[appellante],
advocaat: mr. K.E. Wielenga te Leeuwarden,
tegen
[geïntimeerde],
die woont in [woonplaats2] ,
die zich verweert in hoger beroep,
een incidentele vordering heeft ingesteld,
en bij de rechtbank optrad als eiser,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. J.T. Fuller te Zwolle.

1.Het verdere verloop van de procedure bij het hof

1.1
Na het tussenarrest van 25 oktober 2022 heeft de in dat arrest benoemde (handschrift)deskundige [naam1] , verbonden aan het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau (hierna: de deskundige) op 23 juni 2023 een rapport uitgebracht.
1.2
[geïntimeerde] heeft vervolgens een “memorie na deskundigenbericht tevens houdende incidentele vordering tot het overleggen van originele stukken ex artikel 843a Rechtsvordering” ingediend. [appellante] heeft daarop gereageerd met een “antwoord conclusie in incident”.
1.3 Vervolgens hebben beide partijen de processtukken vanaf het tussenarrest van 25 oktober 2022 ingediend en is een datum vastgesteld waarop een arrest in het incident zal worden gewezen.
1.4 [geïntimeerde] vordert in het incident dat het hof [appellante] zal bevelen aan [geïntimeerde] dan wel aan de door [geïntimeerde] ingeschakelde deskundige ter beschikking te stellen “
alle originele documenten die [appellante] heeft achtergelaten bij deskundige [naam1] , en welke conform het verzoek d.d. 26 september 2023 door [naam1] retour gezonden zijn aan [appellante].”
2.
Het oordeel van het hof
Inleiding
2.1
Het hof zal oordelen dat de incidentele vordering toewijsbaar is. Dat wordt hierna uitgelegd.
De bespreking van de incidentele vordering2.2 Partijen verschillen over de vraag of de handtekening onder een onderhandse akte van geldlening van [appellante] afkomstig is. De deskundige heeft onderzoek gedaan naar het antwoord op die vraag. Hij heeft daartoe de onderhandse akte vergeleken met referentiemateriaal dat voortkomt uit een door hem afgenomen schrijfproef en, zoals hij het in zijn rapport omschrijft, “het reguliere referentiemateriaal”, materiaal dat afkomstig is van [appellante] . Op bladzijden 5 en 6 van zijn rapport heeft hij beide categorieën referentie-materiaal omschreven en genummerd. Het referentiemateriaal dat voortkomt uit de schrijfproef heeft hij genummerd van 1 t/m 9, het reguliere referentiemateriaal van 10 t/m 24.
2.3
[geïntimeerde] heeft een partijdeskundige ingeschakeld, [naam2] van Forensicon (hierna: de partijdeskundige). De partijdeskundige heeft naar aanleiding van het concept-rapport van de deskundige een groot aantal vragen gesteld en opmerkingen gemaakt. In het definitieve rapport (blz. 19-24) heeft de deskundige puntsgewijs gereageerd op al die vragen en opmerkingen. Het hof volgt [geïntimeerde] dan ook niet in het betoog dat de deskundige “niet of nauwelijks” heeft gereageerd op wat door de partijdeskundige is opgemerkt. Kennelijk lijkt hij de reactie van de deskundige over het hoofd te hebben gezien.
2.4
Nadat de deskundige zijn definitieve rapport had uitgebracht, heeft de advocaat van [geïntimeerde] de deskundige verzocht om de door [appellante] afgegeven originelen aan de partijdeskundige te verstrekken. Nadat de advocaat van [appellante] de deskundige liet weten dat [appellante] geen toestemming gaf voor het verstrekken van deze stukken aan de partijdeskundige heeft de deskundige aan de advocaat van [geïntimeerde] laten weten dat hij de stukken niet kon verstrekken aan de partijdeskundige en zou retourneren aan [appellante] .
2.5
Volgens [geïntimeerde] heeft de partijdeskundige de desbetreffende stukken nodig om het deskundigenonderzoek “aan een second opinion te onderwerpen”. Hij beroept zich op een schriftelijke toelichting van de partijdeskundige op de noodzaak/wenselijkheid van de beschikbaarheid van de originele stukken voor het door hem te verrichten onderzoek. De partijdeskundige schrijft in dat verband:

Ten behoeve van dit contraexpertise-onderzoek zouden wij echter graag over de originele documenten beschikken en verzoeken u dan ook zorg te dragen voor de overdracht van deze documenten (zoals omschreven in de rapportage van deskundige [naam1] ) voor de uitvoering van een contraexpertise-onderzoek.
Bij een onderzoek naar de authenticiteit van schrift en/of handtekening(en) worden verschillende kenmerken van het schrift onderzocht. Enkele van deze schriftkenmerken- zoals de schrijfdruk, schrijfrichting en verschillende (mogelijk schrijverspecifieke) microkenmerken - zijn in veel mindere mate en soms zelfs niet zichtbaar op een reproductie. Met reproducties wordt hier bedoeld: een print, een scan of een kopie van een origineel of eerdere reproductie van een origineel document.
Bij een onderzoek op een reproductie kunnen de hierboven beschreven schriftkenmerken derhalve niet of in veel mindere mate worden onderzocht en niet in de interpretatie worden meegenomen. Hierdoor kan de schriftdeskundige met minder zekerheid een conclusie trekken aangaande de authenticiteit van de betwiste handtekening.
Een onderzoek aan reproducties is door mij dan ook sterk afgeraden. Ten eerste vanwege het feit dat er reeds onderzoek is gedaan aan de originele stukken door deskundige [naam1] . De deskundige welke een contraexpertise-onderzoek dient uit te voeren zal dit dan dienen te doen op basis van dezelfde stukken, zonder de eerder genoemde beperkingen aan deze stukken. Ten tweede vanwege het feit dat een onderzoek aan reproducties door de eerder genoemde beperkingen automatisch zal leiden tot een lagere bewijskracht, juist door de beperkingen die kleven aan het onderzoeksmateriaal. Een onderzoek aan reproducties zal dus geen representatieve onderzoeksresultaten opleveren welke kunnen worden gespiegeld aan de bevindingen van deskundige [naam1] . Alleen een onderzoek wat aan dezelfde documenten (in originali) wordt uitgevoerd door een andere deskundige kan worden gezien als een volwaardig contraexpertise-onderzoek.”
2.6
Volgens [geïntimeerde] is aan de vereisten voor toewijzing van een vordering op grond van artikel 843a Rv voldaan. [appellante] is het daar niet mee eens. Zij stelt dat [geïntimeerde] geen rechtmatig belang heeft bij afgifte van de originele stukken. In dat verband wijst zij erop dat de partijdeskundige in zijn reactie op het concept-rapport geen aandacht heeft besteed aan de schriftkenmerken, die in zijn toelichting wel centraal staan. Bovendien heeft [appellante] geen vertrouwen in de partijdeskundige; zij is er niet gerust op dat de originele stukken niet gemanipuleerd zullen worden. Ten slotte is de vordering volgens haar te onbepaald; de stukken waar het om gaat, zijn onvoldoende omschreven.
2.7
Op grond van artikel 843a Rv kan degene die daarbij een rechtmatig belang heeft (1) op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden (2) aangaande een rechtsbetrekking waarin hij partij is (3) van degene die over deze bescheiden beschikt, tenzij gewichtige redenen daaraan in de weg staan (4) of kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder het verschaffen van de gevraagde gegevens gewaarborgd is (5). Hierna zal worden nagegaan of aan de hiervoor onderscheiden vereisten is voldaan.
2.8
[geïntimeerde] is het niet eens met het door de deskundige uitgebrachte rapport. Een partij die het rapport van de door een rechter benoemde deskundige op inhoudelijke gronden wil bekritiseren, moet goede argumenten hebben. Als het rapport op zich consistent en begrijpelijk is en de deskundigheid van de deskundige niet ter discussie staat, zal de rechter het rapport meestal volgen. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad geldt voor de rechter die de conclusies van de door haar benoemde deskundige volgt, een beperkte motiveringsplicht [1] . Gelet daarop heeft [geïntimeerde] er belang bij een partijdeskundige in te schakelen. Hij heeft er ook belang bij dat die partijdeskundige over alle informatie beschikt die noodzakelijk is om een gedegen onderzoek te doen. Dat de partijdeskundige in dat verband wil beschikken over de stukken waarover de deskundige beschikt heeft en die de deskundige (mede) ten grondslag heeft gelegd aan zijn conclusies, is alleszins voorstelbaar. [geïntimeerde] heeft er dan ook rechtmatig belang bij om over deze stukken te beschikken (vereiste 1).
2.9
Anders dan [appellante] meent, is duidelijk op welke bescheiden de vordering betrekking heeft. Het gaat om de door de deskundige in zijn rapport omschreven bescheiden, genummerd 1 t/m 24. Uit de omschrijving van de vordering volgt ook dat de vordering gericht is op die bescheiden. De vordering is dan ook voldoende bepaald (vereiste 2).
2.1
Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat de bescheiden relevant kunnen zijn voor de beoordeling van het geschil met het oog waarop de inzage van de bescheiden wordt gevraagd. Dat is voldoende om te voldoen aan het vereiste dat het bescheiden betreft aangaande een rechtsbetrekking waarbij [appellante] partij is [2] (vereiste 3).
2.11
Met haar stelling dat zij bang is dat de bescheiden zullen worden gemanipuleerd, beroept [appellante] zich op gewichtige redenen. Het hof volgt haar in zoverre, dat van haar niet gevergd kan worden om originele stukken ter beschikking te stellen aan de door haar wederpartij ingeschakelde deskundige. Wel kan van haar gevergd worden dat zij de deskundige inzage verstrekt in deze stukken. Het hof zal, gebruik makend van de in artikel 843a lid 2 Rv toegekende bevoegdheid, bepalen dat [appellante] de partijdeskundige
(en dus niet [geïntimeerde] zelf) inzage moet verstrekken op het kantoor van haar advocaat. Daarmee is voldaan aan het vereiste dat geen gewichtige redenen in de weg staan aan toewijzing van de vordering (vereiste 4).
2.12
Het hof heeft een deskundigenonderzoek gelast naar de authenticiteit van de handtekening onder het contract omdat duidelijkheid over die authenticiteit van groot belang is voor het antwoord op de vraag die partijen verdeeld houdt, of [geïntimeerde] [appellante] nu wel of niet geld heeft geleend. Zoals gezegd heeft [geïntimeerde] belang bij een gedegen onderzoek van zijn partijdeskundige en is onderzoek van de originele bescheiden daarvoor wenselijk. Alleen om die reden al kan niet redelijkerwijs worden aangenomen dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder het verstrekken van inzage in de gevraagde gegevens gewaarborgd is (vereiste 5).
De conclusie
2.13
De conclusie is dat de vordering in de kern toewijsbaar is. Omdat [appellante] vanaf het begin geweigerd heeft mee te werken aan een onderzoek door de partijdeskundige van de desbetreffende bescheiden en ook onvoorwaardelijk verweer heeft gevoerd tegen de vordering, is zij bij deze beslissing in het ongelijk gesteld. Het hof zal haar veroordelen in de kosten van het incident (1 punt, tarief 2).
2.14
Het hof gaat ervan uit dat de partijdeskundige nadat hij de originele stukken heeft onderzocht een rapport zal schrijven. Uit het oogpunt van proceseconomie heeft het de voorkeur dat [geïntimeerde] dat rapport bij akte in het geding brengt en in die akte aan de hand van het rapport zijn memorie na deskundigenbericht aanvult. [appellante] kan vervolgens in een processtuk zowel op die memorie als op de akte reageren. Om die reden zal het hof de zaak naar de rol verwijzen voor akte aan de zijde van [geïntimeerde] .

3.De beslissing

Het hof:
beveelt [appellante] om in het kantoor van haar advocaat aan de partijdeskundige van Lensink inzage te geven in de op bladzijde 5 en 6 van het deskundigenrapport met nummers 1 t/m 24 aangeduide originele bescheiden;
veroordeelt [appellante] in de kosten van dit incident en stelt deze kosten vast op € 1.183,- voor salaris van de advocaat;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
verwijst de zaak naar de rol van 30 januari 2024 voor akte aan de zijde van [geïntimeerde] ;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. H. de Hek, mr. W.F. Boele en mr. M.M. Lorist, en is door de rolraadsheer in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
19 december 2023.

Voetnoten

1.Zie HR 3 mei 2013, ECLI:NL:HR:BZ1468, met verwijzing naar eerdere rechtspraak.
2.Zie voor deze ruime uitleg ook HR 29 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK2007.