In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte was beschuldigd van meermalen gepleegde oplichting, verduistering en het opzettelijk en wederrechtelijk gebruiken van identificerende persoonsgegevens van een ander. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, met aanvulling van gronden, maar vernietigde de beslissing omtrent de vordering van een benadeelde partij. De verdachte had eerder een gevangenisstraf van twaalf maanden opgelegd gekregen door de rechtbank, en het hof oordeelde dat de behandeling in hoger beroep niet tot een ander oordeel leidde. Het hof wees een verzoek tot aanhouding van de zaak af, omdat de verdachte zelf had gekozen om niet ter zitting aanwezig te zijn. De benadeelde partij had een vordering tot schadevergoeding ingediend, die gedeeltelijk werd toegewezen. Het hof oordeelde dat de benadeelde partij recht had op € 163,- aan materiële schade, maar verklaarde de vordering voor het overige niet-ontvankelijk. De verdachte werd verplicht om dit bedrag te betalen aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, en de duur van de gijzeling werd vastgesteld op maximaal drie dagen. De wettelijke rente over de materiële schade werd vastgesteld vanaf 16 februari 2019.