In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 november 2022 uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door [verzoekster] tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de verkoop van een Fries stamboekpaard door [verweerder], een paardenhandelaar, in opdracht van [verzoekster]. De kern van het geschil draait om de vraag wie recht heeft op de verkoopopbrengst en het prijzengeld van de hengst.
[Verzoekster] had in 2013 aan [verweerder] de opdracht gegeven om de hengst te verkopen voor een prijs van € 40.000. Na enige tijd trok zij de verkoopopdracht in, maar in 2014 vroeg zij opnieuw om de hengst te verkopen. Er werd een overeenkomst gesloten waarbij [verweerder] de hengst zou verkopen en [verzoekster] recht had op de verkoopprijs, met een extra bonus bij goedkeuring als dekhengst. De hengst werd uiteindelijk verkocht, maar [verzoekster] was ontevreden over de uiteindelijke uitbetaling en de kosten die in mindering waren gebracht.
De rechtbank had de vorderingen van [verzoekster] afgewezen, maar in hoger beroep heeft het hof geoordeeld dat het prijzengeld dat met de hengst is behaald, voor de helft aan beide partijen toekomt. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd voor wat betreft de betaling van een bedrag van € 140,- en heeft [verweerder] veroordeeld tot het verstrekken van een afschrift van de koopovereenkomst en de bijbehorende verkoopfactuur. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten dragen.
Het hof heeft verder geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat het Nederlandse recht van toepassing is, gezien de internationale context van de zaak. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken in contracten en de gevolgen van onduidelijkheden in de communicatie tussen partijen.