ECLI:NL:GHARL:2022:960
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bepaling van de rechtsgeldigheid van een schuldbekentenis en de vraag of er sprake is van een overeenkomst van geldlening tussen ex-partners
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, staat de rechtsgeldigheid van een schuldbekentenis tussen ex-partners centraal. De appellant, [de man], heeft een procedure aangespannen tegen de geïntimeerde, [de vrouw], met als doel de nakoming van een overeenkomst van geldlening te vorderen. De partijen hebben tijdens hun relatie kosten gemaakt voor werkzaamheden aan de huurwoning van [de vrouw]. Na de beëindiging van hun relatie hebben zij op 1 februari 2016 een schuldbekentenis ondertekend, waarin [de vrouw] verklaart een lening van € 15.000,- van [de man] te hebben ontvangen. Deze lening was bedoeld om een openstaande factuur van JCP Benelux B.V. te voldoen. [de vrouw] heeft echter nooit de lening of rente terugbetaald.
De kantonrechter heeft de vorderingen van beide partijen afgewezen, waarna [de man] in hoger beroep is gegaan. Het hof heeft de inhoud van de schuldbekentenis beoordeeld en geconcludeerd dat deze geen dwingende bewijskracht heeft. [de vrouw] betwist de inhoud van de schuldbekentenis en stelt dat zij nooit een lening heeft ontvangen. Het hof oordeelt dat [de man] onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat hij de kosten van de verbouwing heeft voorgeschoten en dat er een terugbetalingsverplichting bestaat. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de vordering van [de man] af, waarbij hij in de proceskosten wordt veroordeeld.
De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in civiele zaken, vooral in gevallen waar de inhoud van een schuldbekentenis ter discussie staat. Het hof stelt dat binnen een relatie kosten vaak door een van de partners worden gedragen zonder dat er een terugbetalingsverplichting bestaat, wat de beoordeling van de rechtsgeldigheid van de schuldbekentenis verder compliceert.