Uitspraak
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord;
- het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 5 oktober 2022 is gehouden met de daaraan gehechte spreekaantekeningen van de advocaten van beide partijen.
2.De kern van de zaak
met veroordeling van Rabobank in de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten, deze kosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na het wijzen van het vonnis tot aan de dag van volledige betaling.
3.Het oordeel van het hof
“De Rabobank onderzoekt de mogelijkheid om een vordering in te stellen op [naam1] & Co Accountants te Amsterdam, zulks uit hoofde van door dit accountantskantoor mogelijk onjuist verstrekte inlichtingen, onder andere in de vorm van de door haar opgemaakte jaarrekeningen met betrekking tot de Naturo-organisatie, welke onder andere door de Naturo-organisatie aan de bank zijn voorgelegd. Zo de bank van mening is dat zij op bedoeld accountantskantoor een vordering heeft zal zij, na haar vordering schriftelijk bij het accountantskantoor aangemeld te hebben, deze vordering in eigendom overdragen aan Heli Holding BV tegen na te melden vergoeding. (…)”.
“(…) Na bestudering van alle relevante informatie waaronder het rapport Moret Ernst & Young d.d. 18 februari 1997, heeft de bank besloten [naam1] & Co Actountants te Amsterdam niet aansprakelijk te zullen stellen voor de door de bank in het kader van de financiering van de Naturo-organisatie geleden schade. (…)”. Daarbij dient
“in het kader van de financiering van de Naturo-organisatie geleden schade”naar het oordeel van het hof in redelijkheid aldus te worden uitgelegd dat Rabobank door het faillissement van drie tot de Naturo-organisatie behorende vennootschappen niet haar volledige vordering op de Naturo-organisatie vergoed heeft gekregen. Daaruit kan naar het oordeel van het hof niet de conclusie getrokken worden dat Rabobank een vordering op [naam1] aanwezig achtte. In de brief van Rabobank van 27 mei 1998 (productie 38) erkent Rabobank naar het oordeel van het hof evenmin dat zij die vordering heeft, zoals Heli Holding stelt. Rabobank schrijft in die brief:
“(…) Wij constateerdendat het niet uit te sluiten is[onderstreping hof]
dat de bank schade heeft geleden als gevolg van door [naam1] & Co Accountants gemaakte fouten. Wij spraken af dat ik van u of de heer [naam2] nog stukken zal ontvangen aan de hand van de inhoud van welke de bank kan beoordelenof zij daadwerkelijk mogelijk[onderstreping hof]
schade heeft geleden als gevolg van enig handelen of nalaten van [naam1] & Co Accountants (…)”.Gezien de gebruikte, door het hof onderstreepte, bewoordingen kon en mocht Heli Holding naar het oordeel van het hof (ook) daaruit in redelijkheid niet opmaken dat Rabobank de beoordelingsruimte ingevolge de vso heeft prijsgegeven. Het hof zal de zaak derhalve aan de hand van de onder 3.2. genoemde uitgangspunten beoordelen.
voorlopigejaarcijfers betreffen, waarmee Rabobank (vermoedelijk) rekening zal hebben gehouden, in die zin dat deze cijfers voor Rabobank van minder gewicht waren voor de beslissing om het krediet te verstrekken en bij het bepalen van de hoogte daarvan,
“grote betrokkenheid van de directeur/grootaandeelhouder”.
“Het door de advocaat gestelde isnietin overeenstemming met de destijds bij de Rabo organisatie geldende bankregels. De jaarrekeningcijfers van een onderneming vormen, zowel bij de kredietaanvraag als bij de jaarlijkse verlengingsrevisie, een essentieel onderdeel. Jaarstukken zijn voor de bank des te meer van waarde indien deze stukken zijn voorzien van een goedkeurende accountantsverklaring.”. Naar Rabobank niet, dan wel onvoldoende weersproken heeft gesteld, bestond de Rabobank-organisatie in de jaren ’90 uit verschillende lokale banken met elk een eigen bankdirecteur en een eigen bancair beleid. De Naturo-organisatie werd gefinancierd door Rabobank Amsterdam en in 1993 geherfinancierd door Rabobank Utrecht. Gelet op het voorgaande komt aan de verklaring van de heer [naam6] , die [functie] was van Rabobank Hazerswoude in de jaren 1990-2000, in dit geval geen doorslaggevende betekenis toe.
“De geconsolideerde omzet steeg in 1993, met een verbeterde brutomarge (…). De solvabiliteit verbeterde en de betalingscapaciteit was toereikend. (…)”ondersteunt evenmin haar stelling dat de jaarcijfers 1993 en de (voorlopige) jaarcijfers 1994 voor Rabobank van doorslaggevend belang zijn geweest voor de beslissing om het krediet te continueren. Zoals hiervoor is overwogen, betekent het feit dat Rabobank de cijfers uit de (door [naam1] aangeleverde) jaarrekening 1993 en (voorlopige) jaarrekening 1994 in haar (interne) revisiememorandum heeft overgenomen, niet zonder meer dat Rabobank haar beslissing om het krediet te continueren daarop in hoofdzaak heeft gebaseerd.
“De betalingscapaciteiten zekerheden[onderstreping hof]
zijn toereikend. Continuering van de faciliteiten is mijns inziens verantwoord”. Rabobank heeft zich bij de beslissing om het krediet te continueren dus (mede) laten leiden door de waarde van de zekerheden die zij van de Naturo-organisatie heeft verkregen en niet (alleen) door de jaarrekeningen van [naam1] . Het betoog van Heli Holding aangaande deze zekerheden spitst zich toe op de waarde van (het pandrecht van Rabobank op) de debiteurenvorderingen en de waarde van (het hypotheekrecht van Rabobank op) het bedrijfspand. In 1993 kreeg Rabobank als zekerheid voor de terugbetaling van de financiering die zij aan de Naturo-organisatie verstrekte, echter ook een pandrecht op inventaris en voorraden, volledige staatsgaranties (van fl. 225.000,00 en fl. 512.500,00), een achterstelling van de pensioenvoorziening, een borgstelling voor een bedrag van fl. 400.000,00 door
“Verlenging van de faciliteit op basis van de jaarcijfers 1993 is, (…) m.i. akkoord”ondersteunt de stelling van Heli Holding dat de jaarcijfers 1993 voor Rabobank van doorslaggevend belang zijn geweest voor de beslissing om het krediet te continueren evenmin, nu de woorden
“gelet op de sterke punten”door Heli Holding daaruit zijn weggelaten. In het betreffende revisiememorandum is een sterkte/zwakte analyse opgenomen, waarin als sterke punten zijn vermeld:
“zekerheidspositie, ontwikkeling rentabiliteit van de groep, betalingscapaciteit”. De jaarcijfers 1993 zijn dus (opnieuw) niet van doorslaggevend belang geweest voor de beslissing van Rabobank om het krediet te continueren.