ECLI:NL:GHARL:2022:9526

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 november 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
200.300.429
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en tekortkoming in nakoming van vaststellingsovereenkomst in kredietrelatie

In deze zaak heeft Heli Holding B.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, dat op 17 februari 2021 is uitgesproken. De zaak betreft een vordering die Heli Holding heeft overgedragen gekregen van Rabobank, gericht tegen [naam1] Beheer B.V. De vordering betreft het onverhaalbare deel van een krediet dat Rabobank aan de Naturo-organisatie heeft verstrekt. Heli Holding stelt dat Rabobank onrechtmatig heeft gehandeld door te verklaren dat er geen causaal verband is tussen de door haar geleden schade en de informatie die door [naam1] is verstrekt. Heli Holding meent dat Rabobank tekort is geschoten in de nakoming van de vaststellingsovereenkomst die op 18 april 1997 is gesloten. De rechtbank heeft de vorderingen van Heli Holding afgewezen, wat heeft geleid tot het hoger beroep. Het hof heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de vaststellingsovereenkomst en de beoordelingsruimte die Rabobank had. Het hof oordeelt dat Heli Holding onvoldoende heeft onderbouwd dat Rabobank onrechtmatig heeft gehandeld of tekort is geschoten in haar verplichtingen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt Heli Holding in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.300.429/01
zaaknummer rechtbank C/16/492082 / HA ZA 19-181
arrest van 8 november 2022
in de zaak van
Heli Holding B.V.
die statutair is gevestigd en kantoor houdt in Koudekerk aan den Rijn
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als eiseres
hierna ‘Heli Holding’ te noemen
vertegenwoordigd door mr. H.J. Bakker
tegen
Coöperatieve Rabobank U.A.
die statutair is gevestigd in Amsterdam en kantoor houdt in Utrecht
en bij de rechtbank optrad als gedaagde
hierna ‘Rabobank’ te noemen
vertegenwoordigd door mr. R.M. Vermaire

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Heli Holding heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, op 17 februari 2021 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven met producties;
  • de memorie van antwoord;
  • het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 5 oktober 2022 is gehouden met de daaraan gehechte spreekaantekeningen van de advocaten van beide partijen.
1.2.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft het hof arrest bepaald.

2.De kern van de zaak

2.1.
Heli Holding heeft van Rabobank een vordering overgedragen gekregen, die is gericht tegen [naam1] Beheer B.V. (voorheen: de maatschap [naam1] Accountants & Consultants, hierna in beide gevallen ‘ [naam1] ’ genoemd), de administrateur/accountant van [naam3] Beheer B.V., Naturo Holding B.V. en Naturo Kurkexperts B.V. (hierna tezamen: de Naturo-organisatie). De vordering betreft het onverhaalbare deel van het krediet dat Rabobank aan de Naturo-organisatie heeft verstrekt. Heli Holding is na ontvangst van deze vordering van Rabobank een procedure tegen [naam1] begonnen bij de rechtbank Amsterdam. De rechtbank heeft de vordering afgewezen en het hof Amsterdam heeft dat in hoger beroep bekrachtigd. De rechtbank en het hof hebben hun beslissing mede gebaseerd op een mededeling van Rabobank in een eerder tussen partijen gevoerde kort gedingprocedure. Rabobank heeft in die procedure gezegd dat zij geen vordering op [naam1] heeft omdat naar de mening van Rabobank het causaal verband ontbreekt tussen de (volgens Heli Holding onjuiste) cijfers en overige financiële informatie met betrekking tot de Naturo-organisatie die Rabobank van [naam1] heeft ontvangen en de door Rabobank (gesteld) geleden schade. [naam1] heeft zich in de procedure van Heli Holding tegen [naam1] op deze mededeling van Rabobank beroepen. Heli Holding vindt dat Rabobank door die mededeling te doen onrechtmatig heeft gehandeld jegens haar, althans toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de vaststellingsovereenkomst (hierna: de vso) die partijen op 18 april 1997 hebben gesloten, omdat die mededeling van Rabobank volgens Heli Holding niet waar is. Ook zou Rabobank door die mededeling te doen volgens Heli Holding haar incasso van de vordering op [naam1] die zij van Rabobank heeft overgedragen gekregen met opzet hebben gefrustreerd en deze vordering feitelijk waardeloos hebben gemaakt. Heli Holding stelt daardoor schade te hebben geleden.
2.2.
Heli Holding heeft bij de rechtbank gevorderd dat:
primair
voor recht wordt verklaard dat Rabobank onrechtmatig heeft gehandeld jegens Heli Holding door te verklaren dat Rabobank zich bij de beslissing om het krediet te verstrekken en te continueren slechts in beperkte mate heeft laten leiden door de door [naam1] (in randnummer 2 van de dagvaarding in eerste aanleg omschreven) verstrekte stukken en dat geen causaal verband aanwezig is tussen de door haar geleden schade en de misleidende informatie van [naam1] ;
subsidiair
voor recht wordt verklaard dat Rabobank verwijtbaar tekort is gekomen in de nakoming van op haar rustende verplichtingen uit de vso, door te verklaren dat Rabobank zich bij de beslissing om het krediet te verstrekken en te continueren slechts in beperkte mate heeft laten leiden door de door [naam1] (in randnummer 2 van de dagvaarding in eerste aanleg omschreven) verstrekte stukken en dat geen causaal verband aanwezig is tussen de door haar geleden schade en de misleidende informatie van [naam1] ;
primair en subsidiair
wordt gelast dat Rabobank gehouden is alle schade te vergoeden die Heli Holding dientengevolge heeft geleden, met inbegrip van kosten tot verweer en verhaal die Heli Holding daartoe heeft moeten maken, een en ander zoals nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
met veroordeling van Rabobank in de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten, deze kosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na het wijzen van het vonnis tot aan de dag van volledige betaling.
2.3.
De rechtbank heeft deze vorderingen afgewezen en heeft Heli Holding veroordeeld in de proceskosten en in de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente. De bedoeling van het hoger beroep is dat de afgewezen vorderingen alsnog worden toegewezen. Verder heeft Heli Holding gevorderd dat Rabobank wordt veroordeeld in de proceskosten van beide instanties, de nakosten daaronder begrepen, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf veertien dagen na het wijzen van het arrest tot aan de dag van volledige betaling.
De grieven die Heli Holding daartoe heeft geformuleerd zal het hof hierna gezamenlijk behandelen.

3.Het oordeel van het hof

beoordelingskader
3.1.
Partijen hebben geen grieven of bezwaren gericht tegen de door de rechtbank geformuleerde uitgangspunten voor de beoordeling van deze zaak. De rechtbank heeft daartoe met juistheid het volgende overwogen (r.o. 4.3. van het vonnis).
3.2.
Bij de beoordeling van de vorderingen van Heli Holding dient de vso van partijen uitgangspunt te zijn. Daarin staat in artikel 2 (onder meer):
“De Rabobank onderzoekt de mogelijkheid om een vordering in te stellen op [naam1] & Co Accountants te Amsterdam, zulks uit hoofde van door dit accountantskantoor mogelijk onjuist verstrekte inlichtingen, onder andere in de vorm van de door haar opgemaakte jaarrekeningen met betrekking tot de Naturo-organisatie, welke onder andere door de Naturo-organisatie aan de bank zijn voorgelegd. Zo de bank van mening is dat zij op bedoeld accountantskantoor een vordering heeft zal zij, na haar vordering schriftelijk bij het accountantskantoor aangemeld te hebben, deze vordering in eigendom overdragen aan Heli Holding BV tegen na te melden vergoeding. (…)”.
Op grond van die bepaling in de vso is Rabobank gehouden om een passend onderzoek te doen naar de feitelijke en juridische omstandigheden die van belang zijn voor het antwoord op de vraag of zij een vordering op [naam1] heeft en om aan de hand van de uitkomsten ervan naar eer en geweten aan Heli Holding te melden of zij meent die vordering te hebben. Zij zou in strijd met die bepaling (en onrechtmatig) handelen jegens Heli Holding wanneer zij dat onderzoek achterwege zou laten of onvoldoende zou uitvoeren en daarom niet tot een onderbouwd oordeel omtrent die vordering komt, of wanneer zij dat onderzoek wel voldoende doet en daaruit concludeert dat zij de vordering niet heeft, terwijl zij in redelijkheid niet tot die slotsom kon komen. Er is daarom door de bedoelde bepaling een bepaalde mate van beoordelingsruimte aan Rabobank gelaten.
3.3.
Heli Holding stelt dat de rechtbank heeft miskend dat Rabobank deze beoordelingsruimte heeft prijsgegeven, doordat Rabobank na het sluiten van de vso, in brieven van 7 mei 1997 en 27 mei 1998 aan mr. Dorrepaal (de toenmalige raadsman van Heli Holding) (producties 36 en 38 bij akte van Heli Holding van 7 december 2020) zou hebben erkend dat zij een vordering op [naam1] heeft. Het hof oordeelt dat een redelijke uitleg van de genoemde brieven niet tot die conclusie kan leiden. In de brief van 7 mei 1997 (productie 36) schrijft Rabobank:
“(…) Na bestudering van alle relevante informatie waaronder het rapport Moret Ernst & Young d.d. 18 februari 1997, heeft de bank besloten [naam1] & Co Actountants te Amsterdam niet aansprakelijk te zullen stellen voor de door de bank in het kader van de financiering van de Naturo-organisatie geleden schade. (…)”. Daarbij dient
“in het kader van de financiering van de Naturo-organisatie geleden schade”naar het oordeel van het hof in redelijkheid aldus te worden uitgelegd dat Rabobank door het faillissement van drie tot de Naturo-organisatie behorende vennootschappen niet haar volledige vordering op de Naturo-organisatie vergoed heeft gekregen. Daaruit kan naar het oordeel van het hof niet de conclusie getrokken worden dat Rabobank een vordering op [naam1] aanwezig achtte. In de brief van Rabobank van 27 mei 1998 (productie 38) erkent Rabobank naar het oordeel van het hof evenmin dat zij die vordering heeft, zoals Heli Holding stelt. Rabobank schrijft in die brief:
“(…) Wij constateerdendat het niet uit te sluiten is[onderstreping hof]
dat de bank schade heeft geleden als gevolg van door [naam1] & Co Accountants gemaakte fouten. Wij spraken af dat ik van u of de heer [naam2] nog stukken zal ontvangen aan de hand van de inhoud van welke de bank kan beoordelenof zij daadwerkelijk mogelijk[onderstreping hof]
schade heeft geleden als gevolg van enig handelen of nalaten van [naam1] & Co Accountants (…)”.Gezien de gebruikte, door het hof onderstreepte, bewoordingen kon en mocht Heli Holding naar het oordeel van het hof (ook) daaruit in redelijkheid niet opmaken dat Rabobank de beoordelingsruimte ingevolge de vso heeft prijsgegeven. Het hof zal de zaak derhalve aan de hand van de onder 3.2. genoemde uitgangspunten beoordelen.
standpunt Heli Holding
3.4.
Mede gelet op het oordeel van de rechtbank in r.o. 4.4. van het bestreden vonnis, waartegen geen grieven of bezwaren zijn gericht, dienen de stellingen van Heli Holding aldus te worden begrepen dat zich hier volgens Heli Holding het hiervoor onder 3.2. laatstgenoemde geval voordoet: Rabobank heeft voldoende onderzoek gedaan ter beantwoording van de vraag of zij een vordering op [naam1] heeft en heeft daaruit geconcludeerd dat zij die vordering niet heeft, terwijl zij in redelijkheid niet tot die slotsom kon komen.
causaal verband onvoldoende onderbouwd
3.5.
Het hof is van oordeel dat de stelling van Heli Holding dat Rabobank na onderzoek in redelijkheid niet tot de slotsom kon komen dat zij geen vordering op [naam1] heeft, in het licht van het door Rabobank gevoerde verweer, niet slaagt.
3.6.
Ook als het hof veronderstellenderwijs uitgaat van de juistheid van de stellingen van Heli Holding dat de door [naam1] aan Rabobank verstrekte cijfers en overige financiële informatie met betrekking tot de Naturo-organisatie onjuistheden bevatten en dat Rabobank daarop haar kredietbeslissingen (mede) heeft gebaseerd, dan nog heeft Heli Holding naar het oordeel van het hof haar stelling dat causaal verband aanwezig is tussen de door [naam1] verstrekte (onjuiste) cijfers en informatie en de door Rabobank geleden schade, in die zin dat Rabobank bij de juiste cijfers en informatie geen, dan wel minder krediet had verstrekt, althans het krediet eerder had opgezegd, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door Rabobank, onvoldoende onderbouwd.
3.7.
Het hof licht dat toe aan de hand van drie, ook door partijen onderscheiden, stadia in de kredietrelatie tussen Rabobank en de Naturo-organisatie: het verstrekken van het krediet in 1993, het voortzetten van het krediet in de jaren 1993-1996 en het opzeggen van het krediet op 22 augustus 1996.
het verstrekken van het krediet in 1993
3.8.
Medio 1992 heeft de heer [naam3] , bestuurder van de Naturo-organisatie, namens deze organisatie een financieringsaanvraag gedaan bij Rabobank. Rabobank heeft begin 1993 een krediet van fl. 1.675.000,00 aan de Naturo-organisatie verstrekt. Later in 1993 heeft Rabobank dat krediet verhoogd tot fl. 3.607.500,00.
3.9.
Ten behoeve van de informatieverstrekking in het kader van de financieringsaanvraag heeft [naam1] , namens de Naturo-organisatie, de geconsolideerde jaarrekening 1991 (van [naam3] Beheer B.V. per 31 december 1991) en de voorlopige (geconsolideerde) jaarrekening 1992 van de Naturo-organisatie aan Rabobank verstrekt. In deze beide jaarrekeningen is een rekening-courantvordering op [naam4] Vloerenbedrijven B.V. vermeld, die volgens Heli Holding in feite onverhaalbaar is. Heli Holding stelt dat als gevolg daarvan het groepsvermogen van de Naturo-organisatie in de geconsolideerde jaarrekening 1991 en in de voorlopige (geconsolideerde) jaarrekening 1992 van de Naturo-organisatie (veel) te hoog is weergegeven.
3.10.
Ook indien deze stellingen gevolgd zouden worden, geldt nog steeds dat Rabobank de beslissing om de kredietaanvraag te honoreren en de hoogte van het krediet niet alleen heeft gebaseerd op de cijfers over 1991 en de voorlopige cijfers over 1992. Uit het (intern) ‘samenvattend beoordelingsoverzicht’ van Rabobank van 16 april 1993 (productie 21 bij dagvaarding in eerste aanleg) (hierna: het samenvattend beoordelingsoverzicht) blijkt dat Rabobank een analyse van de financiële situatie van de Naturo-organisatie over drie jaren vóór het verstrekken van het krediet (de jaren 1990, 1991 en 1992) heeft gemaakt en dat zij daarnaast een prognose voor het jaar 1993 heeft opgesteld. Daar komt bij dat de cijfers over 1992
voorlopigejaarcijfers betreffen, waarmee Rabobank (vermoedelijk) rekening zal hebben gehouden, in die zin dat deze cijfers voor Rabobank van minder gewicht waren voor de beslissing om het krediet te verstrekken en bij het bepalen van de hoogte daarvan,
althans Heli Holding heeft het tegendeel niet (voldoende onderbouwd) gesteld. Verder is in het samenvattend beoordelingsoverzicht een sterkte/zwakte-analyse opgenomen, waarin Rabobank (onder meer) de beperkte omvang van het eigen vermogen van de Naturo-organisatie als zwak punt heeft benoemd. Hoewel Rabobank dus heeft geconstateerd dat sprake was van een laag eigen vermogen van de Naturo-organisatie en wel zodanig dat dit in de top 3 van zwakke punten terecht is gekomen, heeft Rabobank de kredietverstrekking aan de Naturo-organisatie (kennelijk) niettemin verantwoord geacht, mede gelet op de in de sterkte/zwakte-analyse genoemde sterke punten van de Naturo-organisatie.
3.11.
De stelling van Heli Holding dat Rabobank geen, dan wel minder krediet aan de Naturo-organisatie zou hebben verstrekt als Rabobank zou hebben geweten dat de Naturo-organisatie een (veel) lager eigen vermogen had dan in de geconsolideerde jaarrekening 1991 en in de voorlopige (geconsolideerde) jaarrekening 1992 is vermeld, wordt door Heli Holding gelet op het voorgaande onvoldoende onderbouwd.
3.12.
Heli Holding stelt verder dat Rabobank bij de beslissing om de financieringsaanvraag te honoreren en bij het bepalen van de hoogte van het te verstrekken krediet, zich daarnaast heeft gebaseerd op de waarde van de zekerheden die door de Naturo-organisatie aan Rabobank zouden worden verstrekt. Heli Holding verwijst (onder meer) naar het samenvattend beoordelingsoverzicht. De waarde van de door de Naturo-organisatie te verstrekken zekerheden die daarin is vermeld (fl. 3.607.500,00), komt overeen met de hoogte van het krediet dat Rabobank aan de Naturo-organisatie heeft verstrekt. Volgens Heli Holding zou [naam1] tegenover Rabobank een veel te rooskleurig beeld hebben gegeven van de waarde van deze zekerheden, waaronder de verpande vorderingen op debiteuren van fl. 2.000.000,00. Daartoe behoorde ook de hiervoor genoemde rekening-courantvordering op [naam4] Vloerenbedrijven B.V. De vorderingen op debiteuren legden volgens Heli Holding groot gewicht in de schaal voor Rabobank bij de beslissing om het krediet te verstrekken en bij het bepalen van de hoogte daarvan, getuige de ‘belasting tot totaalbedrag’ (dekking) van fl. 1.200.000,00 (1/3e van het totaal), die Rabobank volgens het samenvattend beoordelingsoverzicht aan deze verpande vorderingen heeft toegekend. In werkelijkheid bestonden deze vorderingen volgens Heli Holding uit “gebakken lucht”. Er was al op het moment van de kredietverstrekking sprake van een “enorme onderdekking”, zo stelt Heli Holding.
3.13.
Voorop stelt het hof dat het feit dat Rabobank in het samenvattend beoordelingsoverzicht – net als in enkele andere interne stukken van Rabobank – door [naam1] opgestelde en gecontroleerde cijfers (deels) ongewijzigd heeft overgenomen, niet zonder meer betekent dat Rabobank daarop haar kredietbeslissingen volledig heeft gebaseerd, zoals Heli Holding stelt onder verwijzing naar het rapport van feitelijke bevindingen van
9 november 2020 van drs. [naam5] RA RV van Syncount Accountants & Belastingadviseurs (productie 33 bij akte van Heli Holding van 7 december 2020). [naam5] is (alleen) nagegaan of de door Rabobank bij de kredietverstrekking en -revisie intern vervaardigde cijfers overeenkomen met de door [naam1] opgestelde (geconsolideerde) balans 1991 en (geconsolideerde) jaarrekeningen 1991, 1992, 1993 en 1994 van
[naam3] Beheer B.V. Wat de (feitelijke) bevindingen naar aanleiding van deze cijfermatige vergelijking betekenen voor de kredietverstrekking van Rabobank aan de Naturo-organisatie, daarover wordt in het rapport geen uitspraak gedaan (zie pag. 1-2 van het rapport van feitelijke bevindingen).
3.14.
Rabobank heeft gesteld dat bij het verstrekken van een financiering begin jaren ’90 de verhouding tussen de verlangde financiering en de te vestigen zekerheden, de zogenaamde ‘loan-to-value’ (LTV) waarde, die volgens Heli Holding eveneens gebaseerd was op de cijfers van [naam1] , een rol speelde: voor de hypothetische situatie dat een klant op enig moment in betalingsproblemen zou komen, was het voor Rabobank (uiteraard) van belang dat zij haar financiering zoveel mogelijk door zekerheden gedekt zag. Maar, anders dan waarvan Heli Holding uitgaat, was dit voor Rabobank niet doorslaggevend voor de beslissing om het krediet al dan niet te verstrekken en voor het bepalen van de hoogte daarvan. Daarbij moet, als door Rabobank niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken gesteld, van het volgende worden uitgegaan.
3.15.
Bij het nemen van de beslissing tot het verstrekken van een financiering begin jaren ’90 keek Rabobank weliswaar naar de inkomsten- en uitgavenstroom van de onderneming en naar wat er verdiend werd, maar toch in de eerste plaats naar de onderneming en naar het aangeboden product en of zij er vertrouwen in had dat daar in de toekomst voldoende geld mee kon worden verdiend om aan de financiële verplichtingen van de gevraagde financiering – het betalen van rente en aflossing – te kunnen voldoen.
3.16.
Rabobank heeft verder niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken gesteld dat het regelmatig voorkomt dat een door de bank verstrekte financiering niet geheel gedekt wordt door verstrekte zekerheden of dat deze zekerheden slechts op papier voldoende zijn, maar dat dit op zichzelf geen probleem is, zolang de bank maar voldoende vertrouwen in de onderneming (en ondernemer) heeft. Rabobank heeft (onweersproken) gesteld dat zij ten tijde van de kredietverstrekking in 1993 een positieve indruk van en (voldoende) vertrouwen in de Naturo-organisatie had. Dit komt tot uitdrukking in het samenvattend beoordelingsoverzicht, waarin Rabobank als sterk punt van de Naturo-organisatie heeft genoemd:
“grote betrokkenheid van de directeur/grootaandeelhouder”.
3.17.
Het hof voegt hier nog aan toe dat Rabobank in de sterkte/zwakte-analyse in het samenvattend beoordelingsoverzicht het ontbreken van exacte informatie over de waarde van het onderpand als zwak punt van de Naturo-organisatie heeft benoemd, maar dat Rabobank de kredietverstrekking aan de Naturo-organisatie (kennelijk) niettemin verantwoord heeft geacht.
3.18.
In het licht van het voorgaande heeft Heli Holding naar het oordeel van het hof onvoldoende onderbouwd gesteld dat Rabobank geen, dan wel minder krediet zou hebben verstrekt als zij van de werkelijke waarde van de zekerheden op de hoogte was geweest.
het voortzetten van het krediet in de jaren 1993-1996
3.19.
Ten aanzien van de periode vanaf 1993 tot medio/eind 1995 heeft Heli Holding – behalve de algemene stelling dat Rabobank, wanneer zij de werkelijke financiële situatie van de Naturo-organisatie had gekend, het krediet tussentijd had beëindigd – niets naders gesteld wat haar vordering ten aanzien van die deelperiode rechtvaardigt. In zoverre faalt daarom de vordering van Heli Holding.
3.20.
Wat de periode vanaf medio/eind 1995 betreft, heeft naar het oordeel van het hof het volgende te gelden.
3.21.
Op 13 juni 1995 en op 8 september 1995 heeft Rabobank gesprekken gevoerd met de Naturo-organisatie ter beoordeling door Rabobank of het krediet kon worden voortgezet. Tijdens die gesprekken zijn de jaarcijfers 1993 en de (voorlopige) jaarcijfers 1994 van de Naturo-organisatie besproken. Heli Holding stelt dat deze cijfers een veel te rooskleurig beeld gaven van de financiële positie van de Naturo-organisatie en van de waarde van de door haar aan Rabobank verstrekte zekerheden.
3.22.
Ook als het hof veronderstellenderwijs uitgaat van de juistheid van deze stellingen van Heli Holding, dan nog heeft Heli Holding naar het oordeel van het hof, gelet op wat Rabobank heeft aangevoerd, onvoldoende onderbouwd dat Rabobank het krediet niet zou hebben voortgezet indien de jaarcijfers 1993 en de (voorlopige) jaarcijfers 1994 een waarheidsgetrouw beeld zouden hebben gegeven van de financiële positie van de Naturo-organisatie en van de waarde van de verstrekte zekerheden zoals Heli Holding stelt. Het hof legt dat hieronder uit.
3.23.
Rabobank stelt dat zij de jaarcijfers van de Naturo-organisatie slechts ‘ter controle achteraf’ gebruikte en dat deze cijfers voor haar niet maatgevend waren, mede gezien het feit dat de jaarstukken als afsluiting van een boekjaar – die Rabobank in het algemeen (naar zij onweersproken heeft gesteld) pas vele maanden of zelfs een jaar of later na afloop van het betreffende boekjaar ontving – alleen de waarde per 31 december weergeven en daarmee slechts een momentopname betreffen en alleen iets zeggen over het verleden. Naast de verkregen zekerheden, waren voor Rabobank van groter belang, zo stelt zij: de debiteurenlijsten die zij maandelijks, en op een gegeven moment wekelijks, van de Naturo-organisatie ontving, de ontwikkelingen op de bankrekening en het vertrouwen dat zij in het businessmodel van de onderneming had.
3.24.
Heli Holding heeft haar stelling dat de jaarcijfers 1993 en de (voorlopige) jaarcijfers 1994 voor Rabobank van doorslaggevend belang zijn geweest voor de beslissing om het krediet te continueren, tegenover deze gemotiveerde weerspreking door Rabobank, onvoldoende onderbouwd. Het hof licht dat hieronder toe.
3.25.
Heli Holding wijst op een verklaring van 19 maart 2020 van de heer [naam6] , [functie] van Rabobank Hazerswoude in de jaren 1990-2000 (productie 43 bij akte van Heli Holding van 7 december 2020). De heer [naam6] verklaart:
“Het door de advocaat gestelde isnietin overeenstemming met de destijds bij de Rabo organisatie geldende bankregels. De jaarrekeningcijfers van een onderneming vormen, zowel bij de kredietaanvraag als bij de jaarlijkse verlengingsrevisie, een essentieel onderdeel. Jaarstukken zijn voor de bank des te meer van waarde indien deze stukken zijn voorzien van een goedkeurende accountantsverklaring.”. Naar Rabobank niet, dan wel onvoldoende weersproken heeft gesteld, bestond de Rabobank-organisatie in de jaren ’90 uit verschillende lokale banken met elk een eigen bankdirecteur en een eigen bancair beleid. De Naturo-organisatie werd gefinancierd door Rabobank Amsterdam en in 1993 geherfinancierd door Rabobank Utrecht. Gelet op het voorgaande komt aan de verklaring van de heer [naam6] , die [functie] was van Rabobank Hazerswoude in de jaren 1990-2000, in dit geval geen doorslaggevende betekenis toe.
3.26.
De door Heli Holding aangehaalde passage uit het (interne) revisiememorandum van Rabobank van 30 augustus 1995 (productie 4 bij dagvaarding in eerste aanleg, pag. 3 onder ‘resumé’)
“De geconsolideerde omzet steeg in 1993, met een verbeterde brutomarge (…). De solvabiliteit verbeterde en de betalingscapaciteit was toereikend. (…)”ondersteunt evenmin haar stelling dat de jaarcijfers 1993 en de (voorlopige) jaarcijfers 1994 voor Rabobank van doorslaggevend belang zijn geweest voor de beslissing om het krediet te continueren. Zoals hiervoor is overwogen, betekent het feit dat Rabobank de cijfers uit de (door [naam1] aangeleverde) jaarrekening 1993 en (voorlopige) jaarrekening 1994 in haar (interne) revisiememorandum heeft overgenomen, niet zonder meer dat Rabobank haar beslissing om het krediet te continueren daarop in hoofdzaak heeft gebaseerd.
3.27.
Het hof wijst er verder op dat de conclusie van voornoemd revisiememorandum luidt:
“De betalingscapaciteiten zekerheden[onderstreping hof]
zijn toereikend. Continuering van de faciliteiten is mijns inziens verantwoord”. Rabobank heeft zich bij de beslissing om het krediet te continueren dus (mede) laten leiden door de waarde van de zekerheden die zij van de Naturo-organisatie heeft verkregen en niet (alleen) door de jaarrekeningen van [naam1] . Het betoog van Heli Holding aangaande deze zekerheden spitst zich toe op de waarde van (het pandrecht van Rabobank op) de debiteurenvorderingen en de waarde van (het hypotheekrecht van Rabobank op) het bedrijfspand. In 1993 kreeg Rabobank als zekerheid voor de terugbetaling van de financiering die zij aan de Naturo-organisatie verstrekte, echter ook een pandrecht op inventaris en voorraden, volledige staatsgaranties (van fl. 225.000,00 en fl. 512.500,00), een achterstelling van de pensioenvoorziening, een borgstelling voor een bedrag van fl. 400.000,00 door
[naam3] (indirect eigenaar/bestuurder van de Naturo-organisatie) en een vermogensinstandhouding-verklaring van 30% met bijstortingsplicht (productie 53 bij memorie van grieven). Rabobank heeft niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken, gesteld dat zij zich voor het bepalen van de waarde van haar pandrechten op debiteuren, voorraden en inventaris baseerde op de debiteurenlijsten, voorraadlijsten, crediteurenlijsten en inventarislijsten die zij periodiek (rechtstreeks) van de Naturo-organisatie ontving, en (dus) niet op de jaarrekeningen die volgens Heli Holding onjuistheden bevatten. Heli Holding stelt alleen ten aanzien van de debiteurenlijsten dat die onjuistheden bevatten, maar zij heeft die stelling niet nader onderbouwd.
3.28.
De door Heli Holding uit het (interne) revisiememorandum van Rabobank van
18 september 1995 (productie 55 bij memorie van grieven) aangehaalde passage:
“Verlenging van de faciliteit op basis van de jaarcijfers 1993 is, (…) m.i. akkoord”ondersteunt de stelling van Heli Holding dat de jaarcijfers 1993 voor Rabobank van doorslaggevend belang zijn geweest voor de beslissing om het krediet te continueren evenmin, nu de woorden
“gelet op de sterke punten”door Heli Holding daaruit zijn weggelaten. In het betreffende revisiememorandum is een sterkte/zwakte analyse opgenomen, waarin als sterke punten zijn vermeld:
“zekerheidspositie, ontwikkeling rentabiliteit van de groep, betalingscapaciteit”. De jaarcijfers 1993 zijn dus (opnieuw) niet van doorslaggevend belang geweest voor de beslissing van Rabobank om het krediet te continueren.
3.29.
Heli Holding heeft verder nog gewezen op de procedure van Rabobank tegen de accountant van Eurocommerce (Rb. Den Haag 27 oktober 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021: 11799, r.o. 2.10-2.11), waarin Rabobank zou hebben benadrukt dat jaarrekeningen voor haar van groot belang zijn voor het aangaan en het handhaven van een krediet. De vergelijking van die procedure met de onderhavige procedure gaat om meerdere redenen mank. De procedure van Rabobank tegen de accountant van Eurocommerce werd gevoerd door een ander filiaal van Rabobank dan het filiaal dat in de onderhavige procedure partij is. Dit is van belang omdat, zoals hiervoor is overwogen, de Rabobank-organisatie tot 2016 bestond uit lokale banken met elk een eigen bancair beleid. Rabobank heeft de accountant van Eurocommerce aangesproken omdat Rabobank van mening was dat de stukken van deze accountant niet klopten. Ook daarin verschilt die procedure van de onderhavige procedure. Verder was Rabobank in de zaak die ten grondslag ligt aan de procedure tegen de accountant van Eurocommerce niet de enige financier en werd Rabobank betaald uit de huur van door andere banken gefinancierde panden. Rabobank had, zoals zij ter zitting van het hof (onweersproken) heeft verklaard, om die reden meer behoefte aan externe stukken, terwijl in de onderhavige situatie Rabobank de huisbankier van de Naturo-organisatie was, waardoor Rabobank een beter beeld had van de financiële situatie van deze onderneming.
3.30.
Als door Rabobank niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken gesteld, moet verder van het volgende worden uitgegaan. Rabobank gaat niet ‘zomaar’ tot opeising van haar financiering over in het geval een klant in financieel zwaar weer blijkt te verkeren of wanneer Rabobank een onderdekking bij een klant constateert. Rabobank zal in dat geval in de eerste plaats met de klant in gesprek gaan. Indien vervolgens blijkt dat het inderdaad financieel minder goed gaat met deze klant, zal Rabobank de klant gaan begeleiden vanuit de afdeling BBK, zoals in het geval van de Naturo-organisatie ook is gebeurd. Ook het vestigen van aanvullende zekerheden zal in dat geval aan de orde kunnen komen. Mocht blijken dat het echt financieel de verkeerde kant op gaat met de betreffende klant, dan zal Rabobank haar verliesrisico inschatten voordat zij het krediet zal opeisen.
3.31.
Gelet op het voorgaande heeft Heli Holding – veronderstellenderwijs aangenomen dat de jaarcijfers 1993 en de (voorlopige) jaarcijfers 1994 een vertekend beeld gaven van de financiële positie van de Naturo-organisatie en van de waarde van de door haar aan Rabobank verstrekte zekerheden – naar het oordeel van het hof onvoldoende onderbouwd
dat Rabobank het krediet niet zou hebben voortgezet indien de jaarcijfers 1993 en de (voorlopige) jaarcijfers 1994 een waarheidsgetrouw beeld zouden hebben gegeven van de financiële positie van de Naturo-organisatie en van de waarde van de door haar verstrekte zekerheden, zoals Heli Holding stelt.
het opzeggen van het krediet op 22 augustus 1996
3.32.
Op 22 augustus 1996 vormde het door de Naturo-organisatie aangevraagde
faillissement voor Rabobank de reden om het aan de Naturo-organisatie verstrekte krediet per direct op te zeggen. Rabobank heeft vervolgens haar zekerheden uitgewonnen. Daarna resteerde een vordering van Rabobank op de Naturo-organisatie van (omgerekend)
fl. 333.074,52.
3.33.
Heli Holding stelt dat de Naturo-organisatie tijdens de kredietrelatie met Rabobank regelmatig betalingsachterstanden heeft laten ontstaan. Rabobank zou die achterstanden hebben omgezet in kredietoverstanden. Volgens Heli Holding was Rabobank daartoe bereid omdat zij dacht dat deze overstanden door voldoende zekerheden werden gedekt. Om dezelfde reden zou Rabobank op 23 januari 1996 een overstand van fl. 400.000,00 hebben goedgekeurd. Heli Holding stelt dat [naam1] tegenover Rabobank een (veel) te rooskleurig beeld heeft geschetst van de waarde van de zekerheden. In werkelijkheid zouden de zekerheden voor een groot deel hebben bestaan uit niet-verhaalbare vorderingen met als gevolg een aanzienlijk tekort aan zekerheden. Als Rabobank dat had geweten, had zij het krediet veel eerder opgezegd, zo stelt Heli Holding.
3.34.
Ook als het hof veronderstellenderwijs uitgaat van de juistheid van de stellingen van Heli Holding over de waarde van de zekerheden, dan nog heeft Heli Holding naar het oordeel van het hof, gelet op wat Rabobank heeft aangevoerd, onvoldoende onderbouwd dat Rabobank het krediet (veel) eerder dan op 22 augustus 1996 zou hebben opgezegd indien zij van het (beweerdelijke) tekort aan zekerheden op de hoogte was geweest, zoals Heli Holding stelt.
3.35.
Als door Rabobank niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken gesteld, moet van het volgende worden uitgegaan.
Het komt regelmatig voor dat een door een bank verstrekte financiering niet geheel gedekt wordt door verstrekte zekerheden of dat deze zekerheden slechts op papier voldoende zijn ter dekking van de financiering. Voor Rabobank gold (en geldt) als uitgangspunt dat zij bij het constateren van een ‘onderdekking’ van zekerheden niet tot opeising van het krediet zal overgaan zolang de klant – ondanks deze onderdekking – aan de maandelijkse rente- en aflossingsverplichtingen kan blijven voldoen en Rabobank (onder meer) voldoende vertrouwen in (de toekomstige verdiencapaciteit van) de onderneming (en ondernemer) heeft. Rabobank zal in dat geval (in het algemeen) in de eerste plaats met de klant in gesprek gaan om de mogelijkheid van het vestigen van aanvullende zekerheden te bespreken. Ook kan Rabobank de klant in dat geval intensiever gaan begeleiden vanuit de afdeling BBK. Blijkt het niet mogelijk om samen met de klant een oplossing te vinden, dan zal Rabobank op zorgvuldige wijze trachten haar positie af te bouwen (in welk geval de schade veelal kleiner is dan wanneer Rabobank tot abrupte beëindiging van de financiering overgaat).
3.36.
Heli Holding heeft daartegenover haar stelling dat Rabobank het krediet (veel) eerder dan op 22 augustus 2016 zou hebben opgezegd indien zij van de (veronderstellenderwijs aangenomen) onderdekking van zekerheden op de hoogte was geweest, niet, dan wel onvoldoende onderbouwd.
samenvattend
3.37.
Samenvattend is het hof van oordeel dat Heli Holding, tegenover de gemotiveerde betwisting door Rabobank, onvoldoende heeft onderbouwd dat Rabobank geen, dan wel minder krediet zou hebben verstrekt aan de Naturo-organisatie of het krediet eerder dan in augustus 1996 zou hebben opgezegd, indien Rabobank toen op de hoogte was geweest van de (daadwerkelijke) financiële positie van de Naturo-organisatie en van de (daadwerkelijke) waarde van de aan Rabobank verstrekte zekerheden, zoals Heli Holding stelt. Er kan daarom niet worden gezegd dat Rabobank onrechtmatig jegens Heli Holding heeft gehandeld of dat zij toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de vso door te verklaren dat zij geen vordering op [naam1] heeft omdat geen causaal verband aanwezig is tussen de door Rabobank (gesteld) geleden schade en de van [naam1] afkomstige (volgens Heli Holding onjuiste) cijfers en overige financiële informatie met betrekking tot de Naturo-organisatie, mede gelet op de hiervoor genoemde beoordelingsruimte van Rabobank, die zij niet heeft prijsgegeven.
bewijsaanbiedingen
3.38.
De bewijsaanbiedingen van Heli Holding worden gepasseerd omdat er geen – niet vaststaande – stellingen en verweren zijn die – indien die na bewijslevering zouden komen vast te staan – tot een ander oordeel zouden kunnen leiden.
slotsom
3.39.
De slotsom is dat het hoger beroep niet slaagt zodat het vonnis van 17 februari 2021 waarvan beroep moet worden bekrachtigd.
proceskosten
3.40.
Het hof zal Heli Holding als de in het ongelijk te stellen partij tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen. De door Rabobank gevorderde betaling van de wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen, aangezien daartegen geen verweer is gevoerd.
3.41.
Rabobank vordert daarnaast veroordeling van Heli Holding in de nakosten. Volgens vaste rechtspraak (HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853) levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. Het hof zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

4.De beslissing

Het hof:
1. bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van
17 februari 2021;
2. veroordeelt Heli Holding tot betaling van de volgende proceskosten van Rabobank:
- € 772,00 aan griffierecht
- € 2.228,00 aan salaris van de advocaat van Rabobank (2 procespunten x appeltarief II)
Al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
3. verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
4. wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. O.G.H. Milar, H.K.N. Vos en J.G.J. Rinkes, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de rolraadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 8 november 2022.