Uitspraak
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De kern van de zaak
3.Het oordeel van het hof
een huurovereenkomst zal worden opgemaakt’ en dat partijen nog nader overleg gevoerd hebben over de indeling en de in het gehuurde aan te brengen voorzieningen. Naar het oordeel van het hof betreft dit de uitwerking van de op 5 juli 2017 tot stand gekomen huurovereenkomst. Lounge 3 is ook van de gebondenheid van partijen uitgegaan; zij wilde zekerheid om na de sloop en nieuwbouw weer op dezelfde plek te kunnen huren (zoals [appellant] zekerheid wilde over toekomstige huuropbrengsten in verband met de financiering door de bank) en heeft aanvankelijk op de (verdere) uitvoering van de overeenkomst aangedrongen.
uitgangspunt’van oplevering eind april/begin mei 2018 is, en ‘
de aanvang van de huur is bij oplevering. De exacte data zijn nog niet bekend.’ [appellant] is door Lounge 3 ook niet in gebreke gesteld in verband met de termijn van oplevering, terwijl Lounge 3 in elk geval al vanaf 1 februari 2018 (eerste concept van de uitgewerkte huurovereenkomst) wist dat de oplevering inmiddels was verschoven naar 1 september 2018. Na haar ontbindingsverklaring heeft Lounge 3 op 16 en 17 mei 2018 ook publiekelijk bekend gemaakt (facebookbericht, medewerking aan krantenbericht) definitief niet terug te zullen keren aan het [adres] . Vertraging in de oplevering was echter geen geldige reden voor Lounge 3 om de huurovereenkomst in mei 2018 te ontbinden. Het hof kan tegen deze achtergrond in het midden laten of het restaurantgedeelte in augustus 2018 gereed was voor (casco) oplevering zoals [appellant] stelt, of pas in januari 2019 zoals Lounge 3 stelt, en of de vertraging (door tegenslag bij de aanleg van nutsvoorzieningen) voor rekening komt van [appellant] dan wel een ‘calamiteit’ was waarvoor jegens Lounge 3 een voorbehoud gold.