Uitspraak
verweerder in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
Econocom Nederland B.V.,
verzoekster in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
1.1. Het verdere verloop van de procedure bij het hof
2.De verdere beoordeling door het hof
“Op 8/9 maart 2020 ontstond bij mij het gevoel dat aan [de werknemer] zoveel kon worden verweten dat onderzocht moest worden of hij niet zou moeten worden ontslagen. Ik heb toen contact gezocht met [de managing director] . In dat overleg is besloten onze advocaat mr. Bos in te schakelen. Ik ga ervan uit dat [de bedrijfsjurist] die afspraak heeft gemaakt. De afspraak met mr. Bos was op 12 maart 2020. Op 14 maart 2020 had mr. Bos een Engelstalig memorandum gereed, zodat ook de hoofddirectie in Parijs geïnformeerd kon worden. (…) Op 14 maart 2020 heb ik contact gehad met [de managing director] naar aanleiding van het memorandum. [de managing director] en ik hebben toen besloten dat [de managing director] de hoofddirectie zou informeren. U vraagt mij of wij toen al hadden besloten [de werknemer] op staande voet te ontslaan. Ik ben geen jurist. Voor mij stond voorop dat ik het verhaal van [de werknemer] wilde horen alvorens een besluit te nemen. De juristen, [de bedrijfsjurist] en mr. Bos, zetten het een en ander wel in de sleutel van een ontslag op staande voet. Maar het was belangrijk om [de werknemer] nog te horen, omdat nog niet alles helder was. Op dinsdag of woensdag erna hebben we een gesprek met Hoffmann gehad, die ons vertelde dat het nog wel even zou duren voordat het rapport gereed zou zijn. De donderdag erna, dat moet dan 19 maart 2020 zijn, hebben we een brief aan [de werknemer] gestuurd met een uitnodiging voor een gesprek.”
“U vraagt mij wanneer ik bekend raakte met de vraag of [de werknemer] al dan niet ontslagen zou moeten worden gezien de feiten. Ik antwoord dat dat was op 10 maart 2020. Toen bracht [de algemeen directeur] mij op de hoogte van onregelmatigheden die aan het licht waren gekomen. We hebben toen lang met elkaar gesproken. Ik heb [de algemeen directeur] gevraagd grondig en zorgvuldig onderzoek te doen naar de feiten en een advocaat te raadplegen over mogelijke acties. (…) Op 12 maart 2020 is er een bespreking geweest met de advocaat, [de algemeen directeur] , mijn Belgische HR-functionaris, [de bedrijfsjurist] en ik. Toen is afgesproken dat mr. Bos een memorandum zou schrijven. Dat was op 14 maart 2020 gereed. Op die dag hebben wij weer vergaderd. Ondertussen bleef Hoffmann nieuwe feiten sturen over het gedrag van [de werknemer] . Op maandag 16 maart 2020 heb ik overlegd met de juristen van Econocom Parijs en hun verteld over de situatie. Mr. Bos had ons geadviseerd om met [de werknemer] in een gesprek de belastende informatie te bespreken en op basis van de uitkomsten van dat gesprek nader te handelen. Het concept van de ontslagbrief van mr. Bos is door ons tussen 16 en 19 maart 2020 besproken en geamendeerd, waarna een uitnodigingsbrief op 19 maart 2020 is verstuurd.”
“Op 4 maart ontving ik de eerste link naar een site waarop bestanden met e-mails geplaatst waren. Ik kon deze bestanden downloaden en lezen. (...) Ik was enorm verrast en gechoqueerd over wat ik aantrof in de mails. Dat had ik in nog geen honderd jaar verwacht. Ik gaf de informatie door aan [de algemeen directeur] . We bespraken dan hoe we de mails moesten plaatsen en of er nog onderzoek nodig was in onze eigen administratie. (…) Ik denk dat ik al enkele dagen na 4 maart contact heb opgenomen met Bos over de situatie met [de werknemer] . Mijn vraag was in dit stadium vooral hoe ik hiermee om moest gaan.U vraagt mij wanneer duidelijk werd dat [de werknemer] zou moeten worden ontslagen. Ik antwoord dat dit op 16 maart moet zijn geweest. Bos zei toen tegen [de algemeen directeur] en mij dat we zoveel belastende informatie hadden ontvangen, dat we het ontslag moesten geven, omdat je daar niet te lang mee mag wachten. We moesten alleen nog de tijd nemen om alles goed op een rijtje te zetten met alle informatie die we hadden. Eigenlijk wilden we voor de ontslaggrond Potje Spie nog wat verder onderzoek doen, omdat we daarover nog geen volledige duidelijkheid hadden. Bos adviseerde ons dat dan maar te laten, omdat ook zonder die ontslaggrond de situatie ernstig genoeg was. Bos adviseerde ons ook om [de werknemer] te horen, alvorens het ontslag te geven, om de andere kant van het verhaal te horen. Op 18 maart hebben we het laatste bewijs gekregen voor de Ajax kaarten. Op 19 maart, aan het einde van de dag, is de brief aan [de werknemer] gestuurd met het voorstel om op 20 maart te spreken over wat wij te weten waren gekomen.”
Op 12 maart 2020 is er vervolgens een bespreking geweest met mr. Bos, die door [de bedrijfsjurist] al eerder, enkele dagen na 4 maart 2020, was benaderd met de vraag hoe om te gaan met de informatie die zij vanaf 4 maart 2020 van Hoffmann ontving. Econocom heeft niet toegelicht waarover tijdens deze bijeenkomst gesproken is. Op 14 maart 2020 heeft mr. Bos een memorandum opgesteld met als onderwerp ‘Memo on summary dismissal’. [de algemeen directeur] heeft hierover verklaard dat de juristen de feiten op dat moment plaatsten in de sleutel van het ontslag op staande voet. Het hof is niet gebleken dat en welk nader onderzoek naar de feiten op dat moment nog noodzakelijk was. Uit de verklaring van [de algemeen directeur] leidt het hof af dat het op dat moment enkel nog ging om het horen van [de werknemer] . Over de noodzaak en de inhoud van het overleg met Hoffman op 17 maart 2020 hebben de getuigen niets verklaard en heeft Econocom niets toegelicht.
3.Slotsom
4.De beslissing
€ 499,- aan griffierecht
€ 1.802,50 aan salaris gemachtigde (2,5 punten x liquidatietarief kanton € 721,-)
- € 338,- aan griffierecht
- € 14.224,- aan salaris advocaat (3,5 x tarief VI)