Uitspraak
[appellant],
Shipyard,
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.Waar gaat de zaak over?
3.De feiten
grief 1bezwaar tegen de feitenvaststelling door de kantonrechter. Het hof zal hierna zelfstandig de feiten vaststellen die het hof voor de beoordeling van belang vindt en daarmee heeft [appellant] geen belang meer bij deze grief. Voor zover [appellant] nog andere door hem gestelde feiten toegevoegd wenst te zien, miskent hij dat het aan de rechter is om een keuze te maken uit de feiten die de rechter van belang acht.
4.De grieven en de beoordeling door het hof
grief 7mist grond.
grieven 3 en 4stelt en Shipyard gemotiveerd betwist, kan daarmee in het midden blijven. Aan het daarop betrekking hebbende bewijsaanbod van [appellant] gaat het hof dan ook voorbij.
grief 5.
grief 6) Dat de antifouling is gaan loslaten, is volgens Shipyard het gevolg van de keuze van [appellant] . [appellant] heeft gekozen voor het licht opschuren van het onderwaterschip en niet, zoals Shipyard adviseerde, voor het volledig zandstralen van het onderwaterschip, omdat de kosten daarvan vele malen hoger waren. [appellant] was volgens Shipyard niet bereid om daarvoor een bedrag van € 3.000,- extra te betalen. Shipyard heeft, zo stelt zij, [appellant] erop gewezen dat zij, indien [appellant] zou kiezen voor het licht opschuren van het onderwaterschip, geen garantie kon geven op de houdbaarheid van de antifouling. [appellant] betwist de gestelde gang van zaken.
grief 11komt [appellant] op tegen de afwijzing van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. Ter onderbouwing van zijn vordering, verwijst [appellant] naar de overgelegde brieven van zijn advocaat van 18 april 2019 en 22 juli 2019.
Grieven 8, 9, 10 en 12zijn zogenoemde veeggrieven, die zonder zelfstandige betekenis voortbouwen op de andere grieven. Die grieven slagen niet, zodat ook grieven 8,9, 10 en 12 falen.