In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 november 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, een B.V. die eigenaar en gebruiker is van een crematorium/uitvaartcentrum. De heffingsambtenaar van de gemeente Stadskanaal had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 1.347.000 per waardepeildatum 1 januari 2018, wat leidde tot een aanslag onroerendezaakbelasting. Belanghebbende was het niet eens met deze waardebepaling en stelde dat de waarde lager zou moeten zijn, namelijk € 1.251.000. De rechtbank Noord-Nederland had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 27 september 2022 is de gemachtigde van belanghebbende verschenen, evenals de vertegenwoordiger van de heffingsambtenaar. Het Hof heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de bewijslast draagt om aan te tonen dat de door hem verdedigde waarde niet te hoog is. De heffingsambtenaar heeft een taxatierapport ingebracht dat een hogere waarde concludeert dan de vastgestelde waarde. Het Hof heeft de argumenten van belanghebbende en de heffingsambtenaar tegen elkaar afgewogen, waarbij het Hof oordeelde dat de kengetallen van de Taxatiewijzer Crematoria een goed uitgangspunt vormen voor de waardebepaling.
Uiteindelijk heeft het Hof geoordeeld dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de onroerende zaak niet te hoog is vastgesteld. Het hoger beroep van belanghebbende is ongegrond verklaard, en het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er is geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.