In deze zaak heeft Kamps Sperziebonen B.V. en Kamps Beans Morocco SARL hoger beroep ingesteld tegen eerdere vonnissen van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de opheffing van een conservatoir beslag dat door Kamps c.s. was gelegd op de privéwoning van [geïntimeerde1]. De rechtbank had de vordering tot opheffing van het beslag afgewezen, wat Kamps c.s. niet accepteerde. De kern van de zaak draait om een beëindigingsovereenkomst tussen Kamps Sperziebonen en [geïntimeerde2] Retail, die in 2018 tot stand kwam, en de vraag of de vorderingen van Kamps c.s. ondeugdelijk zijn.
Het hof heeft in het incident geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vorderingen kennis te nemen, gezien het internationale karakter van de zaak. Het hof heeft vastgesteld dat er geen verdrag is tussen Nederland en Marokko dat de bevoegdheid van de burgerlijke rechter regelt, en dat de rechtsmacht moet worden beoordeeld aan de hand van de EEX-Vo II. Het hof heeft ook geoordeeld dat het Nederlands recht van toepassing is op de zaak, op basis van de Rome II-verordening.
Bij de beoordeling van de vordering tot opheffing van het conservatoire beslag heeft het hof de belangen van beide partijen tegen elkaar afgewogen. Het hof oordeelde dat de belangen van [geïntimeerde1] niet zodanig zwaarwegend zijn dat dit de opheffing van het beslag rechtvaardigt, vooral omdat het belang van Kamps c.s. is om te waarborgen dat, indien hun vorderingen worden toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn. Het hof heeft de vordering tot opheffing van het beslag afgewezen en [geïntimeerden] veroordeeld in de proceskosten.