Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
mits vergunning Gemeente”. De stichting heeft op 4 december 2017 een exploitatievergunning aangevraagd voor een boulangerie in de winkel en deze is op 25 april 2018 verleend.
3.het oordeel van het hof
Het is zakelijk ook in het begin is dat geaccepteerd ook door [naam1] . Dat weet zij ook wel, zoals het was”, antwoordt [naam1] : “
Ja, ik heb het ook geaccepteerd zoals het was, maar goed.”). Het hof vindt in het feit dat [geïntimeerde] het pand voor het aangaan van de huurovereenkomst uit de pilot heeft teruggetrokken, bevestiging dat [geïntimeerde] zich daadwerkelijk niet bewust was van het belang van de pilot voor de stichting. Anders is niet verklaarbaar waarom hij het pand uit de pilot heeft teruggetrokken. Het hof overweegt ten slotte dat in haar getuigenverklaring in de procedure bij de kantonrechter [naam1] heeft verklaard dat het ook niet per se nodig was om het appartement te verhuren om de exploitatie van de winkel financieel mogelijk te maken. Ook dat ondersteunt dat [geïntimeerde] mocht aannemen dat het bewonen van het appartement voor de stichting niet essentieel was bij het aangaan van de huurovereenkomst.
mits vergunning gemeente”, die [geïntimeerde] op verzoek van [naam1] boven de handtekeningen op de huurovereenkomst had geschreven, blijkt dat bewoning beoogd was. Omdat er ook sprake was van een exploitatievergunning, volgt uit de toevoeging van deze woorden niet dat [geïntimeerde] had moeten begrijpen dat bewoning de bedoeling van de stichting was. Ten slotte wijst de stichting (in haar conclusie van antwoord in reconventie in de procedure bij de rechtbank) er op dat zij de exploitatievergunning uitsluitend voor de winkel heeft aangevraagd en niet ook voor het appartement. Voor zover daaruit al afgeleid moet worden dat het appartement bewoond zou worden, is niet gesteld of gebleken dat [geïntimeerde] van deze aanvraag voor het aangaan van de huurovereenkomst op de hoogte was, zodat het geen rol kan spelen bij de beoordeling of [geïntimeerde] er bij het aangaan van de overeenkomst vanuit mocht gaan dat de stichting de winkel en het appartement ook zonder pilot zou hebben gehuurd.
mits vergunning gemeente” zagen op de exploitatievergunning van de boulangerie. Bij de uitleg van deze bepaling komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs daaraan mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Het hof oordeelt dat partijen niet redelijkerwijs over en weer mochten verwachten dat dit zag op een woonvergunning. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft [naam1] verteld dat in de conversatie voorafgaand aan het toevoegen van deze woorden niet specifiek over de pilot of bewoning is gesproken, maar in algemene zin over wat nodig was van de gemeente. Dat er specifiek over bewoning ten aanzien van deze bepaling is gesproken is ook anderszins niet gebleken. Om dezelfde redenen als hierboven in rechtsoverweging 3.2 tot en met 3.5 uiteengezet, komt het hof tot het oordeel dat [geïntimeerde] er niet vanuit hoefde te gaan dat dit zag op een vergunning om te wonen. Het argument dat er geen reden was dat de exploitatievergunning niet verleend zou worden maakt dat niet anders, omdat [naam1] onvoldoende onderbouwd heeft gesteld dat [geïntimeerde] had moeten begrijpen dat de exploitatievergunning met zekerheid verkregen zou worden.