In deze tussenuitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 25 oktober 2022, wordt het verzoek om beperkte kennisneming behandeld in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2016, waarbij de inspecteur van de Belastingdienst een vermindering van de aanslag heeft doorgevoerd. Belanghebbende heeft in hoger beroep gesteld dat de controle van zijn aangifte voortvloeide uit zijn dubbele nationaliteit, wat volgens hem een schending van zijn grondrechten inhoudt.
De geheimhoudingskamer van het Hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een verzoek van de inspecteur om bepaalde gegevens geheim te houden, ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van betrokken belastingambtenaren. Tijdens de mondelinge behandeling is belanghebbende verschenen, evenals vertegenwoordigers van de inspecteur. De geheimhoudingskamer heeft de ongeschoonde versie van de bijlage ingezien en geconcludeerd dat het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer zwaarder weegt dan het belang van belanghebbende om kennis te nemen van de namen van de betrokken ambtenaren. De geheimhoudingskamer heeft daarom het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd geacht.
De beslissing is openbaar uitgesproken en belanghebbende is in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken te reageren op de beslissing van het Hof. De uitspraak benadrukt de afweging van belangen bij verzoeken om beperkte kennisneming en de rol van de bestuursrechter in deze afweging.