Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader
- een vertegenwoordiger namens de raad;
- de gezinsvoogd namens de GI.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, die op 19 mei 2022 de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] had uitgesproken. De moeder verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen en het verzoek tot ondertoezichtstelling af te wijzen. De raad voor de kinderbescherming, verweerder in hoger beroep, had aanvankelijk verzocht om bekrachtiging van de bestreden beschikking, maar wijzigde zijn standpunt tijdens de mondelinge behandeling en concludeerde dat de ondertoezichtstelling niet meer nodig was.
Het hof heeft vastgesteld dat de situatie van [de minderjarige] sinds de uithuisplaatsing van haar tweelingzussen is verbeterd. De moeder heeft zelf hulp gezocht en is in staat om de zorg voor [de minderjarige] adequaat te regelen. De jeugdbeschermer heeft aangegeven dat er geen zorgen meer zijn over [de minderjarige] en dat zij goed functioneert in haar omgeving. Het hof oordeelde dat de ondertoezichtstelling ten tijde van de bestreden beschikking noodzakelijk was, maar dat de recente positieve ontwikkelingen in de thuissituatie de noodzaak voor voortzetting van de ondertoezichtstelling hebben doen vervallen.
Daarom heeft het hof de bestreden beschikking bekrachtigd voor de periode tot de uitspraak, maar de ondertoezichtstelling met ingang van de uitspraak opgeheven. De beslissing van het hof is genomen door een meervoudige kamer, waarbij de rechters de zaak in het openbaar hebben behandeld.