ECLI:NL:GHARL:2022:8967

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 oktober 2022
Publicatiedatum
19 oktober 2022
Zaaknummer
200.297.540/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over tekortkomingen bij de verkoop van een dierenartspraktijk met vorderingen tot schadevergoeding

In deze zaak gaat het om een geschil tussen Avecur B.V. en twee geïntimeerden, waaronder een dierenarts en zijn vennootschap, over de verkoop van een dierenartsenpraktijk. De appellante, Avecur, heeft de dierenartsenpraktijk overgenomen en verwijt de verkopende partijen tekortkomingen in de nakoming van de overeenkomsten die zijn gesloten in verband met de overname. De rechtbank heeft de vorderingen van Avecur afgewezen, omdat zij volgens de rechtbank niet voldoende feitelijke onderbouwing had gegeven voor haar claims. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat er bewijslevering nodig is om de stellingen van Avecur te onderbouwen. Het hof heeft bepaald dat Avecur bewijs moet leveren van de tekortkomingen die zij aan de verkopende partijen verwijt, waaronder het wegjagen van klanten en het verstoren van relaties met derden. Het hof heeft ook de mogelijkheid van getuigenverhoren overwogen en een roldatum vastgesteld voor de verdere behandeling van de zaak. De uitspraak van het hof is een tussenuitspraak, waarbij de definitieve beslissing over de vorderingen van Avecur nog moet volgen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.297.540/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 243397)
arrest van 18 oktober 2022
in de zaak van
Avecur B.V.,
gevestigd te Hardenberg,
appellante,
bij de rechtbank: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna:
Avecur,
advocaat: mr. J. de Jong van Lier, die kantoor houdt te Enschede,
tegen

1.[geïntimeerde1] ,

gevestigd te [woonplaats1] ,
hierna:
[geïntimeerde1],
2. [geïntimeerde2] B.V.,
gevestigd te Staphorst,
hierna:
[geïntimeerde2],
geïntimeerden,
bij de rechtbank: gedaagden in conventie en eisers in reconventie,
hierna gezamenlijk te noemen:
[geïntimeerden],
advocaat: mr. L.C. van der Veer, die kantoor houdt te Giethoorn.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 28 december 2021 hier over. In dat arrest is een mondelinge behandeling van de zaak bepaald, die heeft plaatsgevonden op
1 september 2022. Avecur heeft daaraan voorafgaand de producties 2 tot en met 5 aan het hof en [geïntimeerden] verstrekt. Van de mondelinge behandeling is een proces-verbaal (verslag) opgemaakt dat aan het dossier is toegevoegd. Partijen hebben het hof verzocht een uitspraak te doen.

2.Waar gaat de zaak over en wat beslist het hof?

2.1
[geïntimeerde1] is een dierenarts die zijn door zijn vennootschap [geïntimeerde2] (waarvan hij indirect enig aandeelhouder en bestuurder is) gedreven praktijk heeft overgedragen aan Avecur. Partijen hebben diverse meningsverschillen gehad over de wederzijdse nakoming van de overeenkomsten die partijen in verband met de overname hebben gesloten. Partijen hebben die toen bestaande meningsverschillen opgelost met een vaststellingsovereenkomst. Daarmee was echter de kou nog niet uit de lucht. Avecur verwijt [geïntimeerden] dat zij op diverse punten in de nakoming van de overeenkomsten tekort zijn geschoten dan wel onrechtmatig hebben gehandeld. Dat heeft geresulteerd in een vordering tot schadevergoeding van Avecur jegens [geïntimeerden] van ruim € 1,3 miljoen. De rechtbank heeft die vorderingen afgewezen en Avecur in de proceskosten van [geïntimeerden] veroordeeld, omdat - kort gezegd - Avecur volgens de rechtbank de grondslagen voor haar vorderingen onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd en daarmee volgens de rechtbank niet aan haar stelplicht heeft voldaan. De rechtbank heeft Avecur niet toegelaten tot bewijslevering. Avecur is het niet eens met de beslissingen van de rechtbank, zodat zij hoger beroep heeft ingesteld. Haar hoger beroep strekt ertoe dat het vonnis van de rechtbank wordt vernietigd en dat haar vorderingen jegens [geïntimeerden] alsnog worden toegewezen.
2.2
[geïntimeerden] hebben bij de rechtbank een tegenvordering ingesteld, die eveneens door de rechtbank is afgewezen. [geïntimeerden] hebben daartegen geen hoger beroep ingesteld, zodat het hof die vordering hierna verder buiten beschouwing laat.
2.3
Het hof komt tot het oordeel dat het in dit stadium nog niet op alle punten een eindbeslissing kan geven en dat Avecur bewijs moet leveren van een aantal van haar stellingen. Een deel van de vorderingen zal niet kunnen worden toegewezen. Het hof zal zijn beslissingen hierna toelichten. Het hof zal eerst de voor de beslissing in hoger beroep relevante feiten vermelden om vervolgens (onder 4) de bezwaren van Avecur tegen het vonnis te behandelen. Daarna volgt (onder 5) de beslissing van het hof.

3.De relevante feiten

3.1
Avecur houdt zich bezig met veterinaire dienstverlening.
3.2
[geïntimeerde1] oefende een dierenartsenpraktijk uit via [geïntimeerde2] , waarvan hij (indirect) aandeelhouder en bestuurder is.
3.3
In 2017 hebben partijen onderhandeld over de verkoop van de dierenartsenpraktijk
van [geïntimeerde2] aan Avecur. Met ingang van 1 augustus 2017 hebben Avecur en [geïntimeerde2] in dat kader een aantal met elkaar samenhangende overeenkomsten gesloten:
-een koopovereenkomst activa;
-een overeenkomst van opdracht;
-een huurovereenkomst in verband met het bedrijfspand.
3.4
Door middel van de koopovereenkomst heeft Avecur activa van [geïntimeerde2] gekocht. In de tussen [geïntimeerde2] en Avecur gesloten koopovereenkomst activa (hierna te noemen: de koopovereenkomst) staat onder meer het volgende vermeld:
Artikel 1 – Koop en levering
1.1
Verkoper [ [geïntimeerde2] , toevoeging hof] verkoopt aan Koper [Avecur, toevoeging hof], gelijk Koper van Verkoper koopt de navolgende goederen:
(…)
(d) de goodwill en alle overige immateriële activa die behoort bij de Onderneming, waaronder het klantenbestand, de orderportefeuille, overige informatiebestanden, het recht op de (handels)naam, het recht op de domeinnaam www. [geïntimeerde2] .nl en de daarbij behorende website, bij Verkoper in gebruik zijnde telefoonnummers, faxnummers en e-mailadressen, software, licentierechten, administratie, etc. (Immateriële activa), (…).
(…)
Artikel 11 – Non-concurrentie
11.1
Het is Verkoper verboden gedurende twee (2) jaren na ondertekening van deze Overeenkomst in Nederland op enigerlei wijze betrokken te zijn of werkzaamheden te (doen) verrichten, direct dan wel indirect, die op enigerlei wijze zouden kunnen concurreren met de aan de Koper overgedragen Onderneming, met uitzondering van de werkzaamheden die de heer [geïntimeerde1] in opdracht van Koper verricht en zoals vastgelegd in de managementovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 9 van deze Overeenkomst.
11.2
Het is Verkoper verboden gedurende twee (2) jaren na het einde van de in artikel 9 van deze Overeenkomst bedoelde overeenkomst van opdracht klanten en/of relaties van Koper te bedienen, daarmee contacten te leggen en/of te onderhouden of hen op andere wijze rechtstreeks of zijdelings te benaderen, met uitzondering van de werkzaamheden die de heer [geïntimeerde1] in opdracht van Koper verricht en zoals vastgelegd in de overeenkomst van opdracht, zoals bedoeld in artikel 9 van deze Overeenkomst. Onder klanten en/of relaties wordt verstaan de klanten en/of relaties die de heer [geïntimeerde1] gedurende twee (2) jaar voor het einde van de overeenkomst van opdracht zelf heeft bediend. Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing op klanten en/of relaties die Koper om welke reden dan ook niet wil of kan bedienen.
11.3
Bij overtreding van bepaalde in dit artikel verbeurt Koper een direct opeisbare boete van EUR 25.000 (vijfentwintig duizend euro) per overtreding en een boete van EUR 500 (vijfhonderd euro) voor iedere dag dat de overtreding na sommatie tot beëindiging daarvan voortduurt, onverminderd het recht van Koper volledige schadevergoeding te vorderen.
3.5
In de overeenkomst van opdracht heeft Avecur aan [geïntimeerde2] de opdracht gegeven om werkzaamheden van diergeneeskundige aard te verrichten in de periode van
1 augustus 2017 tot en met 31 juli 2019. Die werkzaamheden zouden namens Avecur worden uitgevoerd door [geïntimeerde1] .
3.6
Tussen partijen is onenigheid ontstaan over de uitvoering van de
koopovereenkomst en de overeenkomst van opdracht. In oktober 2017 zijn partijen een
addendum op de koopovereenkomst overeengekomen. Op 1 augustus 2018 hebben partijen
een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarbij onder andere de samenwerking op grond
van de overeenkomst van opdracht is verkort tot 1 januari 2019.
3.7
De tussen (onder meer) [geïntimeerde2] en Avecur gesloten vaststellingsovereenkomst luidt, voor zover relevant, als volgt:
In aanmerking nemende dat:
a. [geïntimeerde2] en Avecur op 7 augustus 2017 een koopovereenkomst activa hebben gesloten (Koopovereenkomst) en op 24 oktober 2017 een addendum op de Koopovereenkomst (Addendum);
b. Tussen [geïntimeerde2] en Avecur op 7 augustus 2017 tevens een huurovereenkomst is gesloten (Huurovereenkomst) alsmede een overeenkomst van opdracht (Overeenkomst van Opdracht);
c. [geïntimeerde2] zich op het standpunt stelt dat Avecur niet (tijdig) heeft voldaan aan de (betalings)verplichtingen uit de hiervoor genoemde overeenkomsten;
(…)
j. Partijen uiteindelijk overeenstemming hebben bereikt over een allesomvattende regeling, welke overeenstemming zij in deze overeenkomst willen vastleggen.
Komen overeen als volgt:
(…)
7. Met betrekking tot hetgeen is bepaald in artikel 1.8 van de Koopovereenkomst verklaren [geïntimeerde2] en Avecur dat een nadere regeling niet nodig is.
8.
[geïntimeerde2] en Avecur komen het volgende overeen in verband met uitvoering van de Overeenkomst van Opdracht:
(…)
( b) [geïntimeerde2] en Avecur werken beide loyaal en actief mee aan overdracht van klanten;
(…)
(…)
12. Tussen [geïntimeerde2] en Avecur wordt ter vervanging van het relatie- en concurrentiebeding zoals opgenomen in de Koopovereenkomst en de Overeenkomst van opdracht het volgende relatie- en concurrentiebeding overeengekomen:
( a) Het is [geïntimeerde1] verboden tot 1 augustus 2019 in Nederland op enigerlei wijze betrokken te zijn of werkzaamheden te (doen) verrichten, direct dan wel indirect, die op enigerlei wijze kunnen concurreren met de onderneming van Avecur;
( b) Het is [geïntimeerde1] verboden tot 1 april 2021 klanten en/of relaties van Avecur te bedienen, daarmee contacten te leggen en/of te onderhouden of hen op andere wijze rechtstreeks of zijdelings te benaderen, voor zover zulks betrekking heeft op (de uitvoering van) diergeneeskundige activiteiten, met uitzondering van de werkzaamheden die de heer [geïntimeerde1] in opdracht van Avecur verricht en zoals vastgelegd in de overeenkomst van opdracht. Onder klanten en/of relaties wordt verstaan de klanten en/of relaties die de heer [geïntimeerde1] tussen 1 januari 2017 en 1 januari 2019 heeft bediend. Een lijst met klanten en/of relaties die de heer [geïntimeerde1] gedurende de periode 1 januari 2017 en 31 juli 2018 zelf heeft bediend, is als bijlage 1 aangehecht. Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing op klanten en/of relaties die Avecur om welke reden dan ook niet wil of kan bedienen.
(…)
18. [geïntimeerde2] en Avecur verlenen elkaar finale kwijting over en weer ter zake alle nu bestaande geschilpunten.
3.8
[geïntimeerde1] heeft op basis van de overeenkomst van opdracht farmaceutica en aanverwante zaken verkocht aan klanten van Avecur.
3.9
Meneghin is een in Italië gevestigde producent van, onder meer, konijnenhokken. Tussen [geïntimeerde2] en Meneghin heeft een overeenkomst bestaan op grond waarvan [geïntimeerde2] ten behoeve van Meneghin bemiddelde bij de totstandkoming van contracten met betrekking tot de plaatsing van konijnenhokken door Meneghin bij konijnenfokkerijen.
3.1
Op 1 januari 2018 heeft Meneghin een agentuurovereenkomst gesloten met Avecur. In verband daarmee is voornoemde overeenkomst tussen [geïntimeerde2] en Meneghin op enig moment beëindigd. Op 15 en 16 september 2018 heeft [geïntimeerde1] een bezoek gebracht aan Meneghin. Op 17 september 2018 heeft Meneghin de agentuurovereenkomst met Avecur opgezegd.

4.De beoordeling van de grieven en de vordering

4.1
Avecur heeft [geïntimeerden] een viertal verwijten gemaakt, die het hof hierna thematisch zal behandelen en waarbij het de grieven van Avecur tegen het vonnis van de rechtbank zal betrekken. Het hof zal waar nodig ook rekening houden met de door [geïntimeerden] in eerste aanleg gevoerde verweren die de rechtbank niet heeft behandeld en met hun verweren in hoger beroep. Het hof merkt in verband met het laatste alvast op dat [geïntimeerden] op de zitting bij het hof een beroep hebben gedaan op enkele bepalingen in de koopovereenkomst (7.4 tot en met 7.6), welke artikelen aansprakelijkheid van [geïntimeerden] zouden uitsluiten dan wel beperken. Dat beroep op die artikelen hebben [geïntimeerden] in eerste aanleg bij de rechtbank en ook in de memorie van antwoord in hoger beroep niet gedaan. Op grond van de zogenaamde ‘twee-conclusieregel’ was die memorie van antwoord het laatste moment waarop dat had gekund. Avecur heeft op de zitting er bezwaar tegen gemaakt dat deze nieuwe verweren in de beoordeling worden betrokken. [geïntimeerden] hebben niet duidelijk gemaakt dat deze verweren niet eerder hadden kunnen worden gevoerd of dat er bijzondere omstandigheden zijn die maken dat deze verweren toch beoordeeld moeten worden, zodat het hof die verweren bij de beoordeling buiten beschouwing zal laten.
4.2
Het hof legt de stellingen van Avecur over de grondslag van haar vorderingen zo uit dat de aan [geïntimeerden] gemaakte verwijten een tekortkoming opleveren van [geïntimeerde2] in de nakoming van de diverse overeenkomsten die Avecur in verband met de overdracht van de praktijk heeft gesloten. In geval van een tekortkoming is in beginsel alleen [geïntimeerde2] aansprakelijk voor de schade die Avecur als gevolg daarvan heeft geleden. [geïntimeerde1] is naast [geïntimeerde2] eventueel hoofdelijk aansprakelijk voor de schade, indien hij dat tekortschieten heeft bewerkstelligd en hem daarvan gelet op de omstandigheden van het geval persoonlijk een ernstig verwijt valt te maken. Het hof gaat er dus niet vanuit dat Avecur heeft bedoeld te stellen – de onderbouwing schiet op dat punt ook tekort – dat [geïntimeerde1] persoonlijk een onrechtmatige daad heeft gepleegd buiten zijn hoedanigheid van bestuurder van [geïntimeerde2] die aan [geïntimeerde2] c.s. kan worden toegerekend en waarbij niet de ‘ernstig verwijt’ maatstaf zou gelden.
4.3
Zoals Avecur terecht onderkent rust op haar de stelplicht en de bewijslast van de feiten en omstandigheden op grond waarvan [geïntimeerden] aansprakelijk kunnen worden gehouden voor de door Avecur gestelde schade. Avecur beklaagt zich er meer in algemene zin over dat de rechtbank te hoge eisen aan de stelplicht van Avecur heeft gesteld over de feitelijke verwijten aan het adres van [geïntimeerden] , maar het hof volgt haar daarin niet. Dat zij de grondslag van haar vorderingen mogelijk niet steeds voldoende feitelijk kan onderbouwen komt processueel voor haar risico en kan ook niet, en zeker niet zonder meer, een reden zijn om hogere eisen te stellen aan de onderbouwing van het verweer van [geïntimeerden] of, indien Avecur dat bedoelt, de bewijslast om te keren. Avecur heeft onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan daarover anders zou moeten worden geoordeeld. Het hof zal hierna per verwijt beoordelen of Avecur aan haar stelplicht heeft voldaan.
Verwijt A: wegjagen van 10 klanten, schade: € 641.088,-
4.4
Op zich heeft Avecur gelijk met haar stelling dat [geïntimeerden] jegens haar gehouden zijn zich in het kader van de overdracht van de praktijk loyaal op te stellen en mee te werken aan het behoud van klanten. Dat is een gehoudenheid die voortvloeit uit de redelijkheid en billijkheid en zorgvuldigheid die [geïntimeerde2] jegens haar contractspartij Avecur in acht heeft te nemen bij de loyale nakoming van de overeenkomsten.
De stellingen van Avecur komen er op neer dat [geïntimeerde1] in het bijzijn van klanten
( [naam1] , [naam2] ) de professionele kwaliteiten van zijn beoogd opvolgster als dierenarts bij konijnenbedrijven ( [naam3] , in dienst van Avecur) zodanig in twijfel heeft getrokken en haar zodanig heeft gekleineerd dat deze twee klanten geen klant van Avecur zijn gebleven. Ook zeven andere konijnenhouders zijn om die reden bij Avecur vertrokken, mede omdat [geïntimeerde1] negatieve verhalen over de kwaliteiten van [naam3] heeft laten circuleren in het kleine wereldje van de konijnenhouders. Indien feitelijk juist, levert dat naar het oordeel van het hof in beginsel een tekortkoming van [geïntimeerde2] op wegens schending van de hiervoor genoemde gedragsnorm.
4.5
[geïntimeerden] hebben gemotiveerd betwist dat [geïntimeerde1] zich kleinerend of denigrerend over [naam3] heeft uitgelaten in het bijzijn van de klanten [naam1] en [naam2] en betwist dat deze en de andere klanten om die reden bij Avecur zijn vertrokken.
4.6
Het hof is van oordeel dat Avecur met de verklaring van [naam3] over haar contacten met [geïntimeerde1] in het bijzijn van de klanten [naam1] en [naam2] die zij in het geding heeft gebracht en wat zij heeft gesteld over de mededelingen van de andere door Avecur bedoelde klanten aan haar dierenarts [naam4] ( dat zij door mededelingen van [geïntimeerde1] een slechte indruk hadden gekregen van Avecur en [naam3] en de continuïteit van de dienstverlening en daardoor zijn vertrokken) voldoende heeft gesteld om tot het bewijs van haar stellingen te worden toegelaten. Avecur heeft ook een bewijsaanbod gedaan.
4.7
Het hof zal aldus Avecur in de gelegenheid stellen te bewijzen dat [geïntimeerde1] zich in het bijzijn van [naam1] en [naam2] zodanig kleinerend/denigrerend over [naam3] heeft uitgelaten dat zij om die reden geen klant bij Avecur zijn gebleven en dat de andere zeven klanten ook vanwege negatieve uitlatingen van [geïntimeerde1] over Avecur en [naam3] en de continuïteit van de dienstverlening van Avecur bij Avecur zijn vertrokken.
4.8
Aparte aandacht verdient de klant [naam5] . Dat is een pluimveehouder, die volgens Avecur niet langer klant bij haar is omdat [geïntimeerde1] deze in strijd met het geldende relatie-en concurrentiebeding is blijven bedienen waardoor hij de relatie tussen Avecur en [naam5] heeft verstoord. [geïntimeerden] hebben – en dat is in zoverre door Avecur niet betreden – aangevoerd dat [geïntimeerde1] op verzoek van een derde enige entingen heeft verricht voor de maatschap Braam-de Vries. Die maatschap staat niet op de lijst van relaties waarvoor het relatiebeding gold, wel de maatschap [naam6] , die een andere onderneming in een andere plaats voerde. In het licht van dit een en ander heeft Avecur haar stelling over schending van het relatiebeding niet voldoende onderbouwd. Bovendien heeft Avecur de aan [geïntimeerden] toegeschreven verstoorde verhouding van deze [naam5] met Avecur niet met feiten onderbouwd en daarvoor evenmin een specifiek en voldoende concreet bewijsaanbod (bijvoorbeeld: het horen van [naam5] ) gedaan. Het aan [geïntimeerden] gemaakte verwijt over het weglopen van deze klant mist daarom voldoende grond en voor bewijslevering is geen ruimte.
Verwijt B verkopen onder de prijs, schade € 80.883,-
4.9
Het hof stelt ook bij dit verwijt voorop dat het aan Avecur is om te stellen en zo nodig te bewijzen dat [geïntimeerden] jegens haar aansprakelijk zijn voor de schade, die is ontstaan doordat [geïntimeerde1] op eigen houtje, zonder toestemming van Avecur (met ingang van
1 januari 2018, na de overdracht van de praktijk) aan klanten kortingen op geleverde producten heeft gegeven en daartoe wijzigingen heeft laten doorvoeren in het boekhoudsysteem waarmee de facturering plaatsvindt. Het gaat daarbij volgens Avecur om de kortingen die zijn weergegeven op het overzicht in productie 4 van de voorafgaand aan de mondelinge behandeling bij het hof overgelegde stukken. Avecur heeft over de gang van zaken een verklaring van [naam7] , administratief medewerkster van Avecur, in het geding gebracht. Indien de stellingen van Avecur feitelijk juist zijn, levert dat een tekortkoming van [geïntimeerde2] in de nakoming van de overeenkomsten op.
4.1
[geïntimeerde1] betwist niet dat hij soms een prijs liet wijzigen, maar hij deed dat, zo begrijpt het hof zijn verweer, omdat de afspraak was dat na de overname door Avecur aan klanten dezelfde prijzen moesten worden aangehouden als die eerder door [geïntimeerde2] werden gehanteerd. Volgens [geïntimeerde1] is daarom niet duidelijk of het overzicht prijswijzigingen laat zien die zijn geïnitieerd door [geïntimeerde1] (aanpassing aan [geïntimeerde2] -prijzen) of dat het gaat om door Avecur zelf gegeven kortingen, waarover namens Avecur bij de rechtbank is verklaard dat zij inderdaad in sommige gevallen pakketkortingen gaf.
4.11
De feiten waarop Avecur haar stellingen en dit deel van haar vordering baseert staan naar het oordeel van het hof nog niet voldoende vast. Avecur zal gezien de onderbouwing van haar stellingen met het overzicht en de verklaring van [naam7] mogen bewijzen dat [geïntimeerde1] de dames [naam8] en [naam7] prijzen heeft laten wijzigen, aldus dat hij eigenmachtig kortingen heeft gegeven op de door Avecur met ingang van 1 januari 2018 geldende prijzen zonder dat hij daarvoor goedkeuring had van de bevoegde personen binnen van Avecur ( [naam9] en/of [naam10] ).
Verwijt C concurrerende veterinaire diensten, schade € 280.000,-
4.12
Het hof begrijpt de stellingen van Avecur op dit punt zo, dat het aan [geïntimeerde1] gemaakte verwijt in twee delen uiteenvalt. Enerzijds dat [geïntimeerde1] klanten heeft bezocht en voor die klanten veterinaire diensten heeft verricht zonder de opbrengsten daarvan te verantwoorden door contant ontvangen geld niet af te dragen of de dienst niet in de administratie van Avecur te (doen) verwerken, waardoor zij omzet heeft gemist in de orde van grootte van € 84.000,-. Anderzijds doordat [geïntimeerde1] klanten heeft bezocht die niet aan Avecur zijn overgedragen, waardoor hij, mede gezien het relatie-en concurrentiebeding, op onrechtmatige wijze concurrerende activiteiten heeft ontplooid, met (toekomstige) schade van € 280.000,- tot gevolg.
4.13
Avecur heeft in haar memorie van grieven in nummer 7 aangegeven dat zij vele tientallen mensen heeft gebeld om informatie te krijgen over de bezoeken die [geïntimeerde1] volgens de kilometerregistratie zou hebben afgelegd, maar dat dit niet heeft geleid tot concrete en specifieke informatie daarover, omdat die mensen zich niets konden herinneren of daarover niet wilden spreken. Dat brengt mee dat de stelling van Avecur dat [geïntimeerde1] concurrerende activiteiten heeft verricht het ook in hoger beroep zonder toereikende onderbouwing moet stellen, omdat uit de door Avecur in dit verband overgelegde lijsten (productie 9 bij dagvaarding in eerste aanleg en productie 1 in hoger beroep) als zodanig en zonder toelichting niets blijkt van concurrerende activiteiten. De stelling van Avecur dat uit het bezoeken van klanten door [geïntimeerde1] zonder administratieve verantwoording van betalingen en verrichte diensten – als daarvan al sprake is – al volgt dat sprake is van ongeoorloofde concurrentie is daarmee zodanig speculatief en concreet, dat Avecur niet tot bewijslevering daarover wordt toegelaten.
4.14
Ten aanzien van het verwijt over niet verantwoorde veterinaire diensten schiet de onderbouwing door Avecur te kort. Zij heeft geen concrete informatie verschaft om welke klanten het gaat, welke diensten [geïntimeerde1] heeft verricht en tegen welke feitelijke of gebruikelijke tarieven. Avecur heeft geen toelichting gegeven op de in het geding gebrachte rittenlijsten en het overzicht van bezochte klanten (die eerder in 4.14 genoemde producties) en geen aansluiting tussen beide lijsten gemaakt, opdat een en ander inzichtelijk wordt gemaakt. Het is niet aan het hof om eigener beweging aan de hand van die lijsten zelf dat inzicht
(te trachten) te verkrijgen. Avecur heeft weliswaar bewijs aangeboden door het horen van vijf tot tien getuigen, maar zij ziet er daarbij aan voorbij dat zij eerst voldoende moet stellen om tot bewijslevering te kunnen worden toegelaten. Zij heeft bovendien niet onderbouwd dat [geïntimeerde1] voor de genoemde getuigen ( [getuige1] , [getuige2] , [getuige3] , [getuige4] en [getuige5] ) veterinaire diensten heeft verricht en zo ja welke, dat zij [geïntimeerde1] daarvoor hebben betaald en dat [geïntimeerde1] die ontvangen betalingen niet of de diensten niet heeft verantwoord. Zo beschouwd krijgt de wens tot het horen van deze en mogelijk nog veel meer getuigen in wezen het karakter van een ‘fishing expedition’, aldus dat pas na het horen van getuigen duidelijk wordt op welke feiten en omstandigheden Avecur haar stellingen baseert.
4.15
De rechtbank heeft de op deze grondslag gestoelde vorderingen terecht en op goede gronden afgewezen. De grieven van Avecur daarover slagen niet.
Verwijt D verstoren relatie met Meneghin, schade € 375.000,-
4.16
Indien [geïntimeerde1] door handelingen of gedragingen heeft bewerkstelligd dat Meneghin de agentuurovereenkomst zou beëindigen zoals hen door Avecur wordt verweten levert dat een tekortkoming van [geïntimeerde2] in de nakoming van de overeenkomsten met Avecur op.
4.17
Voor zover [geïntimeerden] met hun betwisting van de stelling van Avecur dat zij de relatie met Meneghin hebben verstoord, hebben willen betogen dat Meneghin ‘hun klant’ zou blijven na de overdracht en niet in de overeenkomsten met Avecur was betrokken, verwerpt het hof dat verweer omdat het onvoldoende is gemotiveerd. Avecur heeft in haar memorie van grieven, met verwijzing naar wat zij daarover bij conclusie van repliek bij de rechtbank al had gesteld op feiten en omstandigheden gewezen waaruit blijkt dat dit anders is. Avecur heeft bijvoorbeeld gewezen op de aan de hoogte van de goodwill ten grondslag liggende omzetcijfers waarbij geen omzet is uitgezonderd en, sterker nog, de omzet uit ‘kooien’ in de onderhandelingen is betrokken (volgens verklaring van [geïntimeerde1] op de zitting bij het hof kan ‘kooienomzet’ betrekking hebben op omzet die bij Meneghin werd behaald) en de introductie van Avecur door [geïntimeerde1] bij Meneghin die heeft geleid tot een nieuwe agentuurovereenkomst. [geïntimeerden] hebben geen feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zou kunnen worden aangenomen dat deze stellingen van Avecur niet juist zouden zijn.
4.18
Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat Avecur met haar stellingen dat i) [geïntimeerde1] op 15/16 september 2018 buiten Avecur om een bezoek heeft gebracht aan Meneghin en ii) dat een dag later Meneghin de agentuurovereenkomst ( productie 21 van Avecur) heeft opgezegd en iii) dat [geïntimeerde1] vervolgens weer zaken is gaan doen met Meneghin, haar verwijt aan [geïntimeerden] voldoende heeft onderbouwd om te mogen bewijzen dat de opzegging van de agentuurovereenkomst door Meneghin een gevolg is geweest van op die opzegging gerichte gedragingen en handelingen van [geïntimeerde1] c.s tijdens het bezoek van [geïntimeerde1] aan Meneghin op
15/16 september 2018. De stelling van [geïntimeerden] dat Meneghin de overeenkomst op eigen initiatief heeft opgezegd omdat zij ontevreden was over Avecur maakt dat niet anders, al was het maar omdat de e-mailwisseling van na de opzegging waarop [geïntimeerden] in dat verband wijst niet bewijst dat de opzegging niet mede een gevolg is van gedragingen van [geïntimeerden]
Schade?
4.19
Vooruitlopend op de resultaten van de bewijslevering en dus op het antwoord op de vraag of er een grondslag voor schadevergoeding is, overweegt het hof over de schade alvast dat vooralsnog niet vaststaat dat als gevolg van de verweten handelingen en gedragingen schade in de door Avecur gestelde omvang is geleden. Avecur zal moeten aantonen dat zij schade heeft geleden, waarbij een vermogensvergelijking moeten worden gemaakt tussen de situatie zoals die nu is en de situatie zonder de tekortkoming of onrechtmatig handelen van [geïntimeerden] Avecur zal tevens feiten en omstandigheden moeten stellen op grond waarvan de omvang van de schade door het hof kan worden begroot of geschat (artikel 6:97 BW). Dat daarbij een factor 8 moet worden gehanteerd bij iedere schadepost acht het hof voorshands niet aannemelijk.
4.2
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

5.De beslissing

Het hof:
laat Avecur toe te bewijzen dat:
a. a) [geïntimeerde1] zich in het bijzijn van [naam1] en [naam2] zodanig kleinerend/denigrerend over [naam3] heeft uitgelaten dat zij om die reden geen klant bij Avecur zijn gebleven en dat de andere zeven klanten vanwege negatieve uitlatingen van [geïntimeerde1] over Avecur en [naam3] en de continuïteit van de dienstverlening van Avecur bij Avecur zijn vertrokken, en
b) [geïntimeerde1] de dames [naam8] en [naam7] prijzen heeft laten wijzigen aldus dat hij eigenmachtig kortingen heeft gegeven op de door Avecur met ingang van 1 januari 2018 geldende prijzen zonder dat hij daarvoor goedkeuring had van de bevoegde personen binnen van Avecur ( [naam9] en/of [naam10] ), en
c) de opzegging van de agentuurovereenkomst door Meneghin een gevolg is van op die opzegging gerichte gedragingen en handelingen van [geïntimeerde1] c.s tijdens het bezoek van [geïntimeerde1] aan Meneghin op 15/16 september 2018;
bepaalt dat, indien Avecur
uitsluitendbewijs door bewijsstukken wenst te leveren zij die stukken op de
roldatum 15 november 2022in het geding dient te brengen,
bepaalt dat, indien Avecur dat bewijs (ook) door middel van getuigen wenst te leveren, het verhoor van deze getuigen zal geschieden ten overstaan van het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. P.S. Bakker, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan het Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden en wel op een nader door deze vast te stellen dag en tijdstip;
bepaalt dat partijen bij het getuigenverhoor aanwezig dienen te zijn opdat hen naar aanleiding van de getuigenverklaringen vragen kunnen worden gesteld;
bepaalt dat Avecur het aantal voor te brengen getuigen alsmede de verhinderdagen van
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zal opgeven op de
roldatum
1 november 2022, waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;
bepaalt dat Avecur overeenkomstig artikel 170 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de namen en woonplaatsen van de getuigen tenminste een week voor het verhoor aan de wederpartij en de griffier van het hof dient op te geven;
bepaalt dat indien een partij bij gelegenheid van het getuigenverhoor nog een proceshandeling wenst te verrichten of producties in het geding wenst te brengen, deze partij ervoor dient te zorgen dat het hof en de wederpartij uiterlijk twee weken voor de dag van de zitting een afschrift van de te verrichten proceshandeling of de in het geding te brengen producties hebben ontvangen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J. Smit, P.S. Bakker en M.M. Lorist en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op
18 oktober 2022.