Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Leeuwarden(hierna: de Inspecteur)
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Vaststaande feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
- de juistheid van het door de Rechtbank voor de toezending van de uitspraak gebruikte adres is niet in geschil;
- in de uitspraak is vermeld dat de uitspraak op 29 december 2016 is gedaan en op 30 december 2016 naar partijen is verzonden;
- in het dossier is een afschrift opgenomen van de begeleidende brief van toezending van de uitspraak op 30 december 2016, waarop een sticker met een (inmiddels niet meer raadpleegbare) Track & Trace code van PostNL is te zien;
- in het Rechtbankdossier zijn geen gegevens opgenomen over retourontvangst van de aangetekend verzonden uitspraak;
- in het administratieve systeem van de Rechtbank zijn geen gegevens te vinden over de nazending van de onderhavige uitspraak per niet-aangetekende post, terwijl normaliter wordt geregistreerd wanneer een retour gekomen aangetekende uitspraak (opnieuw) niet-aangetekend wordt verzonden;
- op 16 april 2015 heeft de laatste zitting bij de Rechtbank plaatsgevonden, op 18 mei 2015 zijn de laatste stukken gewisseld en vervolgens heeft de Rechtbank het onderzoek gesloten. Belanghebbende heeft pas zes jaren later bij de Rechtbank geïnformeerd naar de uitspraak, terwijl in ieder geval vanwege het dwangbevel van 16 mei 2018 bekend was dat er een uitspraak was gedaan en normaliter aan een dwangbevel andere correspondentie voorafgaat, zoals een – naar aanleiding van de uitspraak – aangepaste aanslag van de Inspecteur, alsmede aanmaningen van de ontvanger;
- belanghebbende heeft in de brief van 7 juni 2018 aan de ontvanger geschreven dat de Rechtbank ten gunste van haar heeft beslist (zie 2.6). De echtgenoot heeft hierover ter zitting van het Hof desgevraagd verklaard dat belanghebbende hiermee niet heeft erkend dat ze de uitspraak had ontvangen, maar dat deze frase berust op de aanname dat wanneer er geen uitspraak is ontvangen, er vanuit mag worden gegaan dat in je voordeel is beslist;
- de echtgenoot, wiens zaken gelijktijdig bij de Rechtbank zijn behandeld, heeft ter zitting van het Hof verklaard dat hij vanwege door hem ontvangen ambtshalve verminderingen bij de Rechtbank navraag heeft gedaan naar de uitspraak die hemzelf betreft – en die hij (ook) niet had ontvangen – en dat hij toen een afschrift heeft gekregen. Hij zou daarbij – terwijl hij, naar eigen verklaring, reeds 40 jaren als de belastingadviseur van belanghebbende optreedt – niet hebben geïnformeerd naar de uitspraak die betrekking heeft op belanghebbende;
- belanghebbende heeft in de e-mail van 16 juni 2021 aan de Rechtbank verzocht om toezending van de uitspraak van 30 december 2016, terwijl dit de toezenddatum van de uitspraak – en niet de uitspraakdatum – betreft. Deze datum van toezending is alleen opgenomen in de uitspraak. De echtgenoot heeft hierover ter zitting verklaard dat het een verschrijving betreft;
- de echtgenoot heeft ter zitting van het Hof voorts verklaard dat hij cliënten altijd adviseert stil te zitten en af te wachten, in de hoop dat een vordering van de Belastingdienst verjaart. Vanwege het dwangbevel van 16 mei 2018 was wel duidelijk dat er iets betaald moest worden maar heeft hij met belanghebbende besloten er niets mee te doen “in de hoop dat het zou overwaaien”. Belanghebbende kon het stilzitten volgens de echtgenoot echter niet volhouden omdat ze teveel stress ervoer, zodat ze om die reden uiteindelijk toch is overgegaan tot het opvragen van de uitspraak bij de Rechtbank, om zich tegen de aanslagen te kunnen verweren.
5.Griffierecht en proceskosten
6.Beslissing
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).