ECLI:NL:GHARL:2022:8865

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 augustus 2022
Publicatiedatum
18 oktober 2022
Zaaknummer
21-002834-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rijden onder invloed van THC en de strikte waarborgen van artikel 8, vijfde lid, Wegenverkeerswet 1994

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1997, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 34 uren, subsidiair 17 dagen hechtenis, voor het rijden onder invloed van cannabis. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd omdat het niet voldeed aan de wettelijke eisen omtrent de bewijsvoering. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 25 februari 2019 te Almere een voertuig bestuurde na gebruik van cannabis, met een bloedwaarde van 11 microgram THC per liter, wat boven de wettelijke grens ligt. De verdediging voerde aan dat er geen sprake was van een geldig onderzoek zoals bedoeld in artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994, omdat de waarborgen niet waren nageleefd. Het hof oordeelde echter dat het bloedmonster binnen een redelijke termijn was verzonden naar het laboratorium en dat de strikte waarborgen waren nageleefd. Het hof achtte het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en legde een taakstraf op van 34 uren, subsidiair 17 dagen hechtenis. De beslissing is genomen met inachtneming van de eerdere veroordelingen van de verdachte en de ernst van de feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002834-20
Uitspraak d.d.: 23 augustus 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 4 augustus 2020 met parketnummer 96-144536-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 9 augustus 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte voor het ten laste gelegde tot een taakstraf van 34 uren, subsidiair 17 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsvrouw, mr. J. Veenstra, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Midden-Nederland heeft bij vonnis van 4 augustus 2020 de verdachte veroordeeld voor het ten laste gelegde tot een taakstraf van 34 uren, subsidiair 17 dagen hechtenis.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het vonnis niet voldoet aan de wettelijke eis dat het proces-verbaal van de zitting, naast de uitwerking van de aantekening mondeling vonnis, tevens een uitwerking van de gehanteerde bewijsmiddelen dient te bevatten. Aldus leent dat vonnis zich niet voor bevestiging.
Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 25 februari 2019, te Almere een voertuig, te weten een personenauto heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 11 microgram THC per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsmiddelen

1. een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 25
februari 2019, genummerd PL0900-2019057168-6, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , werkzaam bij de politie Eenheid Midden-Nederland, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op maandag 25 februari 2019 kreeg ik, verbalisant [verbalisant] , de opdracht om te gaan naar de Rondebeltweg te Almere. Aldaar zou iemand gezien hebben dat er een aantal personen in een voertuig zouden zitten en aan het blowen zouden zijn. Op maandag 25 februari 2019, omstreeks 00.05 uur, kwam ik ter plaatse op de opgegeven locatie. Ik zag dat er een auto tussen twee vrachtwagens geparkeerd stond. Ik zag dat de auto voorzien was van kenteken [kenteken] . Ik zag dat er een aantal personen in de auto zaten. (…) Op maandag 25 februari 2019, omstreeks 00.20 uur, zag ik dat het voertuig ging rijden. Ik besloot om het voertuig een stopteken te geven. Ik zag dat de bestuurder hieraan voldeed en zijn voertuig stil hield op de Rondebeltweg. Ik vroeg aan de bestuurder of hij mij een geldig rijbewijs wilde overhandigen. Ik zag dat hij dit deed. Ik zag dat de persoon [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1997, bleek te zijn. Ik rook onmiddellijk een hele sterke henneplucht uit de auto komen. (…) Ik nam hierna de alcohol- en drugstest af. Ik zag dat de alcoholtest de indicatie P aangaf. Ik zag dat de drugstest positief reageerde op het gebruik van THC. (…) Op maandag 25 februari 2019, te 00.35 uur, hield ik [verdachte] aan in verband met de verdenking rijden onder invloed van drugs. Ik vroeg of hij mee wilde werken aan de bloedafname. Ik hoorde dat hij zei dat hij dit ging doen.
2. Een schriftelijk stuk, te weten een formulier “Aanvraag ten behoeve van Toxicologisch onderzoek van bloed” met BVH-nummer 2019057168, voor zover inhoudende:

In te vullen door de politie

Verbalisant: [verbalisant]
Rang: hoofdagent
Eenheid: Midden Nederland
Gegevens aanhouding
Datum: 25-02-2019.
Gegevens Bloedgever
Naam bloedgever: [verdachte]
Geboortedatum: [geboortedatum] 1997

In te vullen door arts of verpleegkundige

Ondergetekende arts/verpleegkundige verklaart 25-2-19 op de voorgeschreven wijze van bovenstaande persoon om 1.15 uur bloed te hebben afgenomen.
Naam: [arts] .

Op een identiteitszegel die op het formulier is geplaktTAAV4073NLNaam: [verdachte] .

3. een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal ‘rijden onder invloed’ van 15 april 2019, genummerd PL0900-2019057168-1, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , voornoemd, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

Medewerking bloedonderzoek

Op maandag 25 februari 2019 om 01:15 uur, heeft de arts, [arts] in aanwezigheid van mij de verdachte bloed afgenomen conform Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer.

Verpakken monster

Ik heb de bloedmonsters overeenkomstig het bepaalde in het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, gewaarmerkt, direct verpakt en verzegeld, alsmede het bloedafnameformulier voorzien van een genummerde en op naam gestelde SIN-sticker "Analyse" met het nummer TAAV4073NL en SIN-sticker "Tegen Onderzoek" met het nummer TAAV4074NL.
Ik heb mij ervan vergewist, dat de bloedmonsters overeenkomstig het bepaalde in het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer verzonden zijn naar het Labor Mönchengladbach te Mönchengladbach.
4. een schriftelijk bescheid, te weten een rapport van Labor Mönchengladbach MVZ Dr. Stein + Kollegen inzake drugs in het verkeer, opgemaakt op 1 april 2019 door forensisch toxicoloog
drs. [forensisch toxicoloog] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Onderzoeksmateriaal
Wijze ontvangst: Koerier
Datum: 04.03.2019

Items

TAAV4073NL Bloed van [verdachte]

Het bloed wordt voor en na de analyse bewaard bij -20 graden Celcius.

Resultaten:

Aangewezen stof: cannabis
Meetbare stof: THC
Eindresultaat in bloed (TAAV4073NL): 11
Rapportage eenheid: microgram per liter.
5. Een schriftelijk bescheid, te weten een brief van Dr. [forensisch onderzoeker] , Forensisch onderzoeker toxicologie NFI, d.d. 12 november 2019, onder meer inhoudend:

Onderwerp: Toelichting op transport van bloedbuizen

Om afbraak tegen te gaan worden de bloedbuizen in de vriezer (bij circa -20 graden Celcius) opgeslagen en getransporteerd. Eventueel aanwezige alcohol, drugs en medicijnen in bloed blijven minimaal zes maanden stabiel bij opslag in de vriezer. Onder die condities heeft een vertraagde aflevering bij het laboratorium geen invloed op de resultaten van het onderzoek.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Verdachte wordt kortgezegd verweten dat hij onder invloed van cannabis (THC) een voertuig heeft bestuurd. De verdenking is in belangrijke mate gestoeld op de resultaten van bloedonderzoek.
De raadsvrouw heeft, zakelijk weergegeven, bepleit dat geen sprake is van een onderzoek als bedoeld in artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW), nu niet is voldaan aan de strikte waarborg die is neergelegd in artikel 13 lid 1, aanhef en onder d van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer (hierna: Besluit). Daartoe is aangevoerd dat verzending van het bloed naar het laboratorium niet zo spoedig mogelijk heeft plaatsgevonden, terwijl geen concrete vaststellingen kunnen worden gedaan over de wijze van bewaren van het bloed op het politiebureau en ten tijde van het vervoer naar het laboratorium. Het vorenstaande dient te leiden tot vrijspraak van het tenlastegelegde, aldus de raadsvrouw.
Het hof overweeg als volgt.
Om tot een bewezenverklaring te komen van een feit waarin de tenlastelegging is toegesneden op artikel 8 lid 5 WVW moet onder meer kunnen worden vastgesteld dat er sprake is geweest van een ‘onderzoek’ als bedoeld in die bepaling. Van een dergelijk onderzoek is slechts sprake indien de waarborgen zijn nageleefd waarmee de wetgever dat onderzoek met het oog op de betrouwbaarheid van de resultaten daarvan heeft omringd (vgl HR 16 februari 1982, ECLI:NL:HR:1982:AD6952). Deze waarborgen worden ook wel aangeduid als de strikte waarborgen.
Tot die waarborgen behoren onder meer het voorschrift van artikel 13 lid 1, aanhef en onder d, Besluit, dat ertoe strekt dat na de bloedafname het buisje of de buisjes met bloed zo spoedig mogelijk naar een voor het bloedonderzoek geaccrediteerd laboratorium als bedoeld in artikel 14 lid 2 Besluit wordt of worden gezonden, en de voorschriften die betrekking hebben op het bewaren en het vervoeren van het afgenomen bloedmonster in verband met het uitvoeren van het bloedonderzoek (zie HR 27 oktober 2020, ECLI:NL:HR:2020:1684).
Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte op 25 februari 2019 is aangehouden nadat verbalisant [verbalisant] een sterke hennepgeur in een door verdachte bestuurde auto had geroken en een bij verdachte afgenomen drugstest positief reageerde op het gebruik van THC.
Bij verdachte is vervolgens op maandag 25 februari 2019 bloed afgenomen. Dit bloed is op maandag 4 maart 2019 in het laboratorium te Mönchengladbach ontvangen. Het hof constateert dat het bloedmonster is ontvangen na acht dagen (inclusief de dag van afname en de dag van ontvangst in het laboratorium), in welke acht dagen zich twee weekenddagen bevinden. Dit tijdsverloop kan naar het oordeel van het hof worden aangemerkt als ‘zo spoedig mogelijk.’ Naar het oordeel van het hof is het voorschrift van artikel 13 lid 1 sub d van het Besluit niet geschonden en is sprake van een onderzoek als bedoeld in artikel 8, vijfde lid, WVW.
Uit het rapport van het laboratorium van 1 april 2019 volgt dat uit het onderzoek is gebleken dat het bloed van verdachte 11 microgram THC per liter bevatte.
Het hof acht het ten laste gelegde op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 25 februari 2019 te Almere een voertuig, te weten een personenauto heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 11 microgram THC per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het rijden onder invloed van cannabis. Hiermee heeft de verdachte blijk gegeven van een miskenning van zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer en heeft hij de veiligheid van zichzelf en zijn medeweggebruikers in gevaar gebracht.
Het hof heeft gelet op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 8 augustus 2022, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld. Over de persoon van verdachte is verder weinig bekend geworden, nu hij bij de politie daaromtrent geen verklaring heeft afgelegd en hij in eerste aanleg noch in hoger beroep ter terechtzitting is verschenen. Van bijzondere omstandigheden die nopen tot strafmatiging dan wel strafverzwaring is het hof niet gebleken.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
34 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
17 (zeventien) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. W. Foppen en mr. A. Meester, raadsheren,
in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier,
en op 23 augustus 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.