Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van de procedure bij het hof
2.De kern van de zaak
3.De feiten3.1 [appellante] is architect, illustrator en meercamera-regisseur. In oktober 2000 heeft zij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd gesloten met de AVRO. In januari 2001 is [appellante] met burn-outklachten uitgevallen. Aansluitend aan een ziektewetuitkering ontving zij vanaf 2003 een WAO-uitkering op basis van 80-100% arbeidsongeschiktheid.
“4.BeschouwingAlgemeenBh is door diep dal gegaan op psychische vlak, na een ingrijpende aandoening blaascarcinoom gehad te hebben. Langzamerhand herstel, er is toch wel te verwachten, dat er binnen afzienbare tijd weer voll herstel zal optreden. Thans is conditie nog zo wisselend, dat er geen sprake is van enige benutbare mogelijkheden, maar ˂3 maanden dit wel te verwachten. Een vervolgafspraak voor begin juli 2002 wordt dan ook gemaakt. (…)5.Conclusiebij het onderzoek werden afwijkende bevindingen vastgesteld. Deze bevindingen zijn een rechtstreeks gevolg van een ziekte of gebrek. Hierdoor heeft belanghebbende geen benutbare mogelijkheden. Binnen drie maanden is echter een aanmerkelijke verbetering te verwachten. Situatie 1B van de standaard ‘geen duurzaam benutbare mogelijkheden’ is van toepassing.
“U ontvangt een wao-uitkering die gebaseerd is op een arbeidsongeschiktheid van 80-100%. (…) Wij hebben beoordeeld of uw mate van arbeidsongeschiktheid en de hoogte van uw uitkering dienen te worden gewijzigd. In de wet is namelijk geregeld dat binnen één jaar na ingang van de uitkering dient te worden onderzocht of deze herzien of ingetrokken moet worden.Gelet op de resultaten van ons onderzoek op 15 december 2003 zijn wij van mening dat uw arbeidsongeschiktheid ongewijzigd dient te worden vastgesteld en dat er geen redenen zijn uw uitkering te wijzigen.(…)”
“Vroegere ziekten/andere ziekten:(…)- In 2000 kreeg zij een burnout als programmamaker bij de AVRO, waarbij zij ook een straatfobie ontwikkelde. De huisarts verwees haar naar de psychiater verbonden aan de GGZ Buitenamstel te Amsterdam en na een wachttijd van een jaar heeft zij aldaar gesprekken gevoerd; de ermee gepaard gaande “geagiteerde depressie” is tijdelijk met medicatie behandeld. Ze heeft soms nog contact met de psychotherapeut verbonden aan het centrum. Het ongeval van 13 december 2004 heeft haar depressie geactiveerd, met name omdat het tekenen (en andere activiteiten) niet meer gaat.(…)Samenvatting medische gegevens, bij vraagstelling gevoegd(…)5. Schrijven van [de neuroloog2] , neurologe, (…) d.d. 14 juli 2005. Betrokkene werd op 17 mei 2005 gezien in verband met posttraumatische nekklachten en toename van preëxistente rugklachten. Een CT-scan van de hersenen liet geen afwijkingen zien. Er werd revalidatie voorgesteld, maar in verband met agorafobie zag zij daar vooralsnog van af.(…)14. Schrijven van GGZ Buitenamstel bij monde van [de psychiater1] , psychiater, d.d. 25 mei 2004. Betrokkene is in 2001 depressief geworden en vertoonde een straatfobie. Ze zal worden behandeld door middel van cognitieve gedragstherapie.15. Schrijven van dezelfde psychiater d.d. 4 februari 2005, waarin gesteld wordt, dat betrokkene in verband met haar depressie destijds met medicamenten werd behandeld.16. Schrijven van [de gedragstherapeut] , gedragstherapeut angststoornissen, verbonden aan GGZ Buitenamstel te Amsterdam, d.d. 6 november 2006, waarin gesteld wordt dat betrokkene intensieve thuisbehandeling heeft ondergaan vanaf het najaar van 2004 tot het najaar van 2006, geactiveerd door het haar overkomen ongeval op 13 december 2004.
“Op verzoek van [appellante] (…) geef ik de weergave van haar medisch dossier (inclusief meenemen van mijn persoonlijke aantekeningen) in de periodes 2001-juli 2002 en 2006.
“ [appellante] kan ik mij nog herinneren van huisbezoeken vanuit GGZinGeest (…). Haar somberheid en motorische onrust klachten deden mij denken aan geagiteerde depressie. Zij kreeg gedragstherapie aan huis met de bedoeling meer bewegingsvrijheid te vinden en verlichting van klachten. Mijn beroepstitel was destijds sociaal psychiatrisch verpleegkundige en ik was in opleiding tot gedragstherapeut. Ik mocht zelf geen diagnose stellen, daarvoor moet de hulpverlener bijvoorbeeld BIG geregistreerd psycholoog zijn, dat was ik toen niet. De behandeling vond plaats onder supervisie. Van ernstige psychiatrie herinner ik mij niets, wel van sterke emoties als angst, boosheid en somberheid.”
4.De beoordeling door het hof
4.6 Bovemij heeft gemotiveerd betwist dat [appellante] ten tijde van het ongeval in staat was om te werken. Zij heeft erop gewezen dat [appellante] sinds 2001 geen betaalde werkzaamheden verrichtte en vanaf 2003 een WAO-uitkering ontving op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80-100%. Bovemij wijst op de informatie van het UWV, de medische informatie die [de neuroloog1] in zijn rapport noemt (die niet in het dossier zit) en op een brief van psychiater [de psychiater2] van 25 mei 2004 (die ook niet in het dossier zit) waaruit blijkt dat [appellante] vanaf 11 augustus 2003 werd gezien op de angstpolikliniek, dat psychiatrisch onderzoek is verricht en dat een psychiater de depressie zal behandelen. Dit wijst volgens Bovemij op een in december 2004 en daarna nog steeds bestaande psychische problematiek die – nu op basis daarvan een WAO-uitkering is toegekend op basis van 80-100% arbeidsongeschiktheid – in de weg stond aan het verrichten van loonvormende werkzaamheden.
Dat [appellante] in weerwil van de beschikking van 14 januari 2004 ten tijde van het ongeval (zo goed als) hersteld was van haar psychische klachten en arbeidsgeschikt was, heeft [appellante] , kortom, onvoldoende onderbouwd.
burn-outtot medio 2002 heeft geduurd. Hieruit kan echter in het licht van de hiervoor besproken informatie niet zonder meer worden afgeleid dat [appellante] daarna niet (langer) leed aan angststoornissen en een depressie. Uit de informatie van [de psycholoog] en [de gedragstherapeut] kan dit evenmin worden afgeleid. Het had op de weg van [appellante] gelegen om ter onderbouwing van haar stelling dat zij medio 2002 en in ieder geval ten tijde van het ongeval (zo goed als) hersteld was van haar psychische klachten en (bijna weer) in staat was loonvormende arbeid te verrichten, concreet toe te lichten hoe dat standpunt te rijmen valt met de hiervoor weergegeven (ook bij de rechtbank al door Bovemij aangehaalde) medische informatie. Door dit na te laten heeft [appellante] haar standpunt ook op dit punt onvoldoende onderbouwd. [appellante] heeft weliswaar meermalen benadrukt dat zij nooit door een psychiater is behandeld, maar – daargelaten of dat klopt – maakt het voor het antwoord op de vraag of [appellante] medio 2002 danwel ten tijde van het ongeval, zoals zij stelt, volledig hersteld was en in staat was tot de arbeidsmarkt toe te treden op zich niet uit of [appellante] al dan niet door een psychiater of door andere hulpverleners is behandeld.