In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over het ontslag op staande voet van een werknemer van DHL Express (Netherlands) B.V. De werknemer, hierna [appellant], was op 26 november 2021 op staande voet ontslagen wegens dringende redenen. DHL stelde dat [appellant] misbruik had gemaakt van zijn taken en bevoegdheden, wat had geleid tot de faciliteit van criminele activiteiten, waaronder drugshandel. De kantonrechter had eerder de verzoeken van [appellant] om het ontslag ongedaan te maken en om wedertewerkstelling afgewezen, en had vastgesteld dat het ontslag rechtsgeldig was.
In hoger beroep heeft [appellant] zijn verzoeken gewijzigd en vroeg hij om betaling van achterstallig loon, schadevergoeding, een transitievergoeding en een billijke vergoeding. Het hof heeft vastgesteld dat er geen dringende reden was om het ontslag op staande voet te rechtvaardigen, en dat DHL ernstig verwijtbaar had gehandeld. Het hof heeft echter geoordeeld dat [appellant] in zijn functie bij DHL de regels en richtlijnen had overtreden, wat had geleid tot het faciliteren van criminele activiteiten. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter bevestigd en het hoger beroep van [appellant] verworpen, waarbij hij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van naleving van interne richtlijnen en procedures binnen een organisatie, vooral in sectoren waar criminele activiteiten kunnen plaatsvinden. Het hof heeft geoordeeld dat de gedragingen van [appellant] niet slechts als onzorgvuldig kunnen worden gekwalificeerd, maar als ernstige schendingen van de vertrouwensrelatie tussen werkgever en werknemer, waardoor het voortzetten van de arbeidsovereenkomst niet meer mogelijk was.