ECLI:NL:GHARL:2022:8637

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 oktober 2022
Publicatiedatum
10 oktober 2022
Zaaknummer
200.312.405
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens criminele activiteiten van werknemer bij DHL

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over het ontslag op staande voet van een werknemer van DHL Express (Netherlands) B.V. De werknemer, hierna [appellant], was op 26 november 2021 op staande voet ontslagen wegens dringende redenen. DHL stelde dat [appellant] misbruik had gemaakt van zijn taken en bevoegdheden, wat had geleid tot de faciliteit van criminele activiteiten, waaronder drugshandel. De kantonrechter had eerder de verzoeken van [appellant] om het ontslag ongedaan te maken en om wedertewerkstelling afgewezen, en had vastgesteld dat het ontslag rechtsgeldig was.

In hoger beroep heeft [appellant] zijn verzoeken gewijzigd en vroeg hij om betaling van achterstallig loon, schadevergoeding, een transitievergoeding en een billijke vergoeding. Het hof heeft vastgesteld dat er geen dringende reden was om het ontslag op staande voet te rechtvaardigen, en dat DHL ernstig verwijtbaar had gehandeld. Het hof heeft echter geoordeeld dat [appellant] in zijn functie bij DHL de regels en richtlijnen had overtreden, wat had geleid tot het faciliteren van criminele activiteiten. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter bevestigd en het hoger beroep van [appellant] verworpen, waarbij hij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van naleving van interne richtlijnen en procedures binnen een organisatie, vooral in sectoren waar criminele activiteiten kunnen plaatsvinden. Het hof heeft geoordeeld dat de gedragingen van [appellant] niet slechts als onzorgvuldig kunnen worden gekwalificeerd, maar als ernstige schendingen van de vertrouwensrelatie tussen werkgever en werknemer, waardoor het voortzetten van de arbeidsovereenkomst niet meer mogelijk was.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.312.405
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht 9662512
beschikking van 10 oktober 2022
in de zaak van
[appellant]
die woont in [woonplaats1]
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als verzoeker
hierna [appellant] te noemen
vertegenwoordigd door mr. N.R. Coffi
tegen
DHL Express (Netherlands) B.V.
die is gevestigd in Utrecht
en bij de kantonrechter optrad als verweerster
hierna DHL te noemen
vertegenwoordigd door mr. M. de Jong.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking die de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, op 23 maart 2022 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • het beroepschrift
  • het verweerschrift
  • producties 6 tot met 9 die [appellant] nog heeft ingebracht
  • producties 20 tot en met 24 die DHL nog heeft ingebracht
  • het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 21 september 2022 is gehouden.

2.De kern van de zaak

2.1
DHL heeft [appellant] op 26 november 2021 op staande voet ontslagen wegens een dringende reden. De gronden van die dringende reden heeft DHL omschreven in een op 26 november 2021 aan [appellant] persoonlijk overhandigde brief (de ontslagbrief):
“(…) 1) het in uw hoedanigheid als werknemer van DHL maken van misbruik van de u gegeven taken en bevoegdheden en (op grove wijze) overtreden van de binnen DHL geldende regels en procedures waardoor criminele activiteiten zijn mogelijk gemaakt, althans zijn gefaciliteerd;
2) de betrokkenheid bij, althans het verlenen van medewerking aan ernstige criminele feiten waaronder de handel in verdovende middelen (harddrugs) vanuit uw hoedanigheid als werknemer van DHL. Of dat bewust was of niet, doet niet ter zake nu u de illegale aard van de activiteiten kende of had moeten kennen;
3) het in weerwil van de trainingen die u heeft gevolgd op het gebied van compliance en security en het belang waarvan u weet dat er daaraan binnen DHL wordt gehecht, grovelijk schenden van de binnen DHL geldende gedragsregels en gedragscodes waardoor u het in u gestelde vertrouwen onwaardig bent geworden;
4) het op ernstig verwijtbare wijze betrekken van DHL bij illegale en strafbare activiteiten en het op het spel zetten en/of schaden van de goede naam en reputatie van DHL.
5) het niet verklaren van de waarheid in het gesprek dat met u op 5 oktober jl. heeft plaatsgevonden door onder andere uw betrokkenheid bij de door de politie onderzochte zaak te ontkennen en te verklaren dat u zich van geen kwaad bewust was en gewoon uw werk had gedaan, ondanks dat u nadrukkelijk op de gevolgen daarvan bent gewezen. (…)”In de ontslagbrief wordt ook nog vermeld dat al deze gronden zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang beschouwd een dringende reden voor ontslag vormen en dat de persoonlijke omstandigheden van [appellant] zijn meegewogen.
2.2
[appellant] heeft bij de kantonrechter verzocht om ongedaanmaking van het ontslag op staande voet, wedertewerkstelling en betaling van achterstallig loon.
2.3
De kantonrechter heeft deze verzoeken afgewezen en het verzoek van DHL om in rechte vast te stellen dat sprake is van een rechtsgeldig ontslag waardoor de arbeidsovereenkomst is beëindigd, toegewezen. In hoger beroep heeft [appellant] zijn verzoeken voor een deel veranderd omdat hij inmiddels berust in het ontslag op staande voet. [appellant] vraagt om betaling van achterstallig loon, schadevergoeding, een transitievergoeding en een billijke vergoeding.

3.Het oordeel van het hof

De beslissing van het hof
3.1
Het hoger beroep slaagt niet en het hof zal dit daarom verwerpen. Ook zal het hof [appellant] in de kosten van de procedure in hoger beroep veroordelen. Het hof legt deze beslissing hierna uit.
Wie de verwerende partij is
3.2
Voordat wordt ingegaan op de inhoud van de zaak stelt het hof vast dat tussen partijen niet in geding is dat [appellant] in dienst is geweest bij DHL Express (Netherlands) B.V. en dat de vennootschap DHL Express B.V., die door [appellant] als partij in de procedure is betrokken, niet bestaat. DHL Express (Netherlands) B.V voert het verweer in deze procedure en daarom wordt zij in de kop van deze beschikking als verwerende partij in hoger beroep vermeld.
Dringende reden
3.3
[appellant] vindt dat er geen dringende reden is om hem op staande voet te ontslaan en dat daarmee gegeven is dat DHL ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. De kantonrechter heeft al uitgelegd welk toetsingskader geldt voor de vraag of een ontslag op staande voet rechtsgeldig is omdat er een dringende reden is (zie overwegingen 4.3 en 4.4 van de beschikking van de kantonrechter). Het hof gaat ook uit van dit juiste toetsingskader. Dat betekent dat het hof aan de hand van alle omstandigheden van het geval, waaronder de persoonlijke omstandigheden van [appellant] , bekijkt of sprake is van de door DHL gestelde en door haar te bewijzen dringende reden voor het ontslag op staande voet. De feiten en omstandigheden die het hof relevant vindt voor het oordeel worden hierna vanaf overweging 3.5 genoemd.
3.4
In de beoordeling van die dringende reden zal het hof ook het op 24 november 2021 naar aanleiding van het tussen DHL en [appellant] gevoerde gesprek op die dag opgemaakte verslag betrekken. Op dezelfde dag heeft [appellant] het verslag ondertekend en daarvan een kopie ontvangen. [appellant] brengt voor het eerst in hoger beroep naar voren dat dit verslag een onjuiste weergave van het gesprek is en dat hij onder druk is gezet bij het ondertekenen daarvan. [appellant] heeft echter niet concreet uitgelegd op welke punten dit verslag dan niet klopt. Verder kan het hof zich best voorstellen dat [appellant] druk heeft ervaren tijdens dit gesprek, want het ging over zijn rol als werknemer van DHL bij het faciliteren van criminele activiteiten. Maar [appellant] heeft niet uitgelegd op welke manier hij concreet door DHL onder druk is gezet om het verslag te ondertekenen, terwijl DHL uitgebreid heeft beschreven hoe dat gesprek en het opmaken van het verslag is gegaan en onder welke omstandigheden dat gesprek heeft plaatsgevonden. Omdat [appellant] het hof dus geen concrete aanwijzingen heeft gegeven, gaat het hof voorbij aan de door hem beschreven druk en gaat het hof er van uit van dat het door hem ondertekende verslag een juiste weergave van het gevoerde gesprek is.
Het verslag zal hierna het verslag van 24 november 2021 worden genoemd en de inhoud van dit gespreksverslag zal worden besproken in overweging 3.11.
De feiten van de zaak en de omstandigheden van het geval
3.5
[appellant] is zo’n 21 jaar werkzaam geweest bij DHL, op het laatst als [functie] bij het Service Center van DHL in [plaats1] .
3.6
DHL verzorgt onder andere wereldwijd het internationale expres vervoer per vliegtuig van pakketten voor klanten naar en vanuit Nederland. In Nederland gaat dit via negen Service Centra. Ieder pakket wordt gedurende het verzendproces gevolgd en geregistreerd (track and trace). Binnen DHL gelden richtlijnen en regelingen voor het innemen en uitgeven van pakketten, waaronder de ‘Policy and Standards Global SOP Network Operations’ (hierna ook wel de Policy genoemd). De regelingen houden onder meer in dat te allen tijde moet worden vastgesteld wat de identiteit van een klant is en of deze de geadresseerde is. Als een klant een wijziging in het afleveradres verzoekt of een verzoek doet om een pakket niet af te leveren maar door een met name genoemd persoon bij het Service Center te laten ophalen (een zogeheten ‘hold-for-collection’-verzoek) moet dit worden doorgevoerd via Customer Services of het daarvoor bestemde DHL-systeem (on demand delivery platform). Het opgeven van een mobiel telefoonnummer van de geadresseerde is daarbij verplicht. De geadresseerde wordt dan bericht wanneer en waar hij het pakket kan ophalen. Degene die het pakket vervolgens afhaalt bij DHL moet zich identificeren.
3.7
DHL laat haar medewerkers veel verplichte trainingen volgen, die elke twee jaar herhaald moeten worden. Deze trainingen zijn ook door [appellant] gevolgd en gehaald, zodat hij op de hoogte is van de inhoud daarvan. Het gaat daarbij onder meer om de Certified International Specialist Introductie, inclusief de module Security Awareness. Het volgen van deze training geeft duidelijk inzicht in de basisprincipes en instructies met betrekking tot het inspecteren van zendingen: dat er drugs in verstopt kan zitten, hoe je dat kunt vinden en welke signalen er kunnen zijn dat daar mogelijk sprake van is. Andere trainingen die [appellant] heeft gevolgd zijn de trainingen Compliance Awareness en Code of conduct (ethisch gedrag).
3.8
Op 27 augustus 2021 zijn er vanuit Colombia 8 pakketten in 2 zendingen verstuurd, bestemd voor twee verschillende geadresseerden in Nederland. De eerste zending, bestemd voor geadresseerde X, is onderschept door de politie. In alle pakketten van deze zending is cocaïne aangetroffen. Met behulp van de afdeling Security van DHL is de tweede zending voor geadresseerde Y in beeld gekomen. Een van de pakketten van die zending (hierna ‘het pakket’ genoemd) is op 6 september 2021 aangekomen in het Service Centrum van DHL in [plaats1] en voor verdere bezorging in een bestelbus van een koerier geplaatst. Na een op zijn privé telefoonnummer ontvangen verzoek van een persoon die hij vanuit zijn werk bij DHL kent als Taxi (daarom hierna ‘Taxi’ genoemd) heeft [appellant] het pakket diezelfde dag uit de bestelbus gehaald.
3.9
Op 7 september 2021 om 14.34 uur is vanuit de DHL-vestiging op Schiphol een mail gestuurd aan Service Center [plaats1] om de zending (waaronder het pakket) bestemd voor geadresseerde Y te onderscheppen en terug te sturen voor inspectie door de Douane. [appellant] heeft het pakket op die dag rond 17.00 uur aan de balie van het Service Center afgegeven aan Taxi. [appellant] heeft in het verzendingssysteem ingevoerd dat het pakket is opgehaald door ‘Osma’. Uit informatie van de politie is gebleken dat dit niet de identiteit is van Taxi; dat blijkt [naam1] te zijn. Gebleken is dat de inhoud van alle pakketten van deze zending, dus ook het door [appellant] afgegeven pakket, cocaïne bevatte.
3.1
Op 4 oktober 2021 is [appellant] gearresteerd in verband met onderzoek naar een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan. In de avond is hij vrijgelaten. Op 5 oktober 2021 heeft DHL (manager [naam2] en medewerker [naam3] van de afdeling Security) met [appellant] een gesprek gevoerd. Daarvan is een verslag gemaakt dat naar [appellant] is verzonden. Per die datum is [appellant] op non-actief gesteld met behoud van loon.
3.11
Op 24 november 2021 heeft DHL ( [naam4] van de afdeling Security en [naam2] ) met [appellant] een gesprek gehad over wat er is gebeurd. Volgens het verslag van 24 november 2021 heeft [appellant] toen het volgende verteld aan DHL. [appellant] heeft het pakket klaargezet voor Taxi omdat Taxi daar om heeft gevraagd in een telefoongesprek via het privé telefoonnummer van [appellant] . [appellant] kent Taxi omdat Taxi in het verleden ritten in opdracht van DHL heeft gereden. Door Taxi is ook via Whatsapp navraag gedaan over de zending uit Colombia die bestemd was voor geadresseerde X. Verder heeft [appellant] verklaard dat het niet ongebruikelijk is dat er via zijn privé telefoonnummer over zendingen van DHL contact met hem wordt opgenomen door personen die met hem in contact zijn gekomen via bekenden van [appellant] die weten dat hij bij DHL werkt. Regelmatig werd door die personen navraag gedaan over de status van zendingen en dan ging het ook wel eens over zendingen die door de Douane in beslag waren genomen. Er werd volgens [appellant] verkapt naar zendingen verwezen, waarbij werd gesproken over ‘tante’ in plaats van over zendingen. Ook sprak [appellant] wel eens af met deze personen in Amsterdam, waar hij dan informatie gaf over de zendingen. [appellant] heeft verklaard dat hij wel eens het gevoel heeft gehad dat het niet klopte, of dat er mogelijk iets aan de hand was met zendingen waar hij niet bij betrokken hoort te zijn. Dat gevoel heeft hij van zich afgezet omdat hij zich onder sociale druk gezet voelde door zijn omgeving, aldus [appellant] , die daaraan toevoegt dat hij achteraf gezien naïef is geweest.
3.12
Op 26 november 2021 heeft DHL [appellant] op staande voet ontslagen. DHL heeft dit bevestigd in de ontslagbrief van dezelfde datum (een deel van deze brief is letterlijk weergegeven in 2.1 van deze beschikking).
3.13
Op 13 september 2022 is [appellant] door de strafrechter veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden omdat hij – samengevat – in de periode van 27 augustus 2021 tot en met 9 september 2021 te [plaats1] samen met anderen opzettelijk zo’n 2,9 kilo cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. [appellant] is het niet eens met deze uitspraak en heeft daartegen hoger beroep ingesteld.
DHL heeft een dringende reden om [appellant] op staande voet te ontslaan
3.14
Op basis van de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden oordeelt het hof dat [appellant] als werknemer van DHL misbruik heeft gemaakt van de hem gegeven taken en bevoegdheden en de binnen DHL geldende regels en procedures heeft overtreden waardoor criminele activiteiten mogelijk zijn gemaakt. Het hof oordeelt dus dat alleen al de in de ontslagbrief onder 1) genoemde dringende reden (zie overweging 2.1) op zichzelf voldoende is om het ontslag op staande voet te rechtvaardigen. Opzet of kwade trouw met betrekking tot drugshandel is anders dan [appellant] heeft betoogd niet relevant voor het vast komen te staan van deze dringende reden, al gaat het hof er wel vanuit dat [appellant] de illegale aard van de activiteiten in ieder geval had moeten kennen. Het hof legt dit hierna uit.
3.15
Taxi heeft [appellant] op zijn privé telefoonnummer gebeld, gevraagd om het pakket uit de route te halen en besproken dat hij het pakket zou komen ophalen aan de balie van het Service Center. Nadat [appellant] dit verzoek had ontvangen, heeft hij in strijd met de richtlijnen en regels niet in de systemen gecontroleerd of er een hold for collection-verzoek is gedaan door geadresseerde Y waarbij Taxi is aangewezen als degene die namens geadresseerde Y bevoegd is om het pakket op het halen. Verder ontbreekt het daarbij verplicht op te geven mobiel telefoonnummer van geadresseerde Y. Evenmin is op een andere manier gebleken dat Taxi bevoegd was om namens geadresseerde Y het pakket op te halen aan de balie van het Service Center. Dat Taxi volgens [appellant] bij het afhalen het verzendingsnummer van het pakket op zijn telefoon heeft getoond, is daarvoor onvoldoende. De richtlijnen en regelingen van DHL die vaststelling van bevoegdheid en identiteit voorschrijven dienen er nu juist toe om te voorkomen dat onbevoegde personen kennis krijgen van een verzendingsnummer en daarmee een pakket ophalen. Dat [appellant] een verzoek van Taxi op zijn privé telefoonnummer had gehad en niet via DHL, had een reden temeer moeten zijn voor [appellant] om te controleren of er een ‘hold for collection’-verzoek van geadresseerde Y in het systeem stond. Had hij dit gedaan, dan had [appellant] kunnen vaststellen dat hij het pakket niet aan Taxi kon en mocht afgeven.
3.16
Dat [appellant] op 6 september 2021 het pakket uit de bestelbus heeft gehaald, is te zien op door [appellant] overgelegde stills van camerabeelden. In hoger beroep betwist [appellant] dit niet meer. [appellant] lijkt te betogen dat, maar heeft niet uitgelegd waarom, de enkele aanwezigheid van zijn collega’s bij het uit de bestelbus halen van het pakket zijn handelen kan verklaren of rechtvaardigen. Waar het echter om gaat is dat [appellant] dit heeft gedaan na het hiervoor genoemde verzoek van Taxi via het privé telefoonnummer van [appellant] . DHL heeft op de zitting bij het hof uitgelegd dat het not done is dat medewerkers van DHL via hun privé telefoonnummers afspraken maken over het ophalen van pakketten. [appellant] heeft dit niet voldoende weersproken.
3.17
[appellant] heeft verder geen overtuigende verklaring gegeven voor het feit dat hij in het systeem de naam ‘Osma’ heeft genoteerd als degene die het pakket heeft afgehaald, terwijl hij Taxi naar eigen zeggen kent en de werkelijke naam van Taxi in de verste verte niet lijkt op Osma. Het mag zo zijn dat [appellant] Taxi alleen onder een bijnaam kent (Taxi in de stukken en op zitting bij het hof ‘Kill’ (phonetische weergave)) zoals hij het hof heeft verteld, maar dat had een reden temeer moeten zijn om de identiteit deugdelijk vast te stellen aan de hand van een fysiek legitimatiebewijs, en niet te volstaan met het digitaal laten tonen van een afbeelding van een legitimatiebewijs, zoals Taxi volgens [appellant] heeft gedaan bij het ophalen van het pakket. En ook in dat geval had [appellant] nog steeds de bevoegdheid van Taxi om het pakket namens geadresseerde Y op te halen moeten controleren.
3.18
Daarnaast was het (mede) de verantwoordelijkheid van [appellant] in zijn functie om inkomende berichten in de mailbox van het Service Center met enige regelmaat in de gaten te houden en tijdig te behandelen. [appellant] heeft dit niet bestreden. Het bericht van
7 september 2021 dat het pakket moest worden teruggestuurd voor controle door de Douane had [appellant] dan ook moeten zien. Hij heeft niet althans onvoldoende onderbouwd uitgelegd dat hij, hoewel dit tot zijn taak behoorde, die middag helemaal geen gelegenheid heeft gehad om de mailbox te controleren, maar dit pas ’s avonds heeft gedaan. Dit terwijl hij makkelijk uitvoering had kunnen geven aan de opdracht om het pakket aan de Douane te retourneren, omdat hij het pakket al een dag eerder uit de route had gehaald. Bovendien heeft [appellant] er geen verklaring voor gegeven dat, toen hij naar eigen zeggen de mailbox ’s avonds bekeek, het bericht niet heeft beantwoord door te melden dat het pakket al was opgehaald aan de balie.
3.19
[appellant] was op de hoogte van de richtlijnen en interne regels van DHL. Deze regels zijn bedoeld om het faciliteren door (medewerkers van) DHL van criminele activiteiten zoals drugshandel zoveel mogelijk te voorkomen. [appellant] is regelmatig in trainingen gewezen op het belang van naleving daarvan. Daarbij is hij bewust gemaakt van de risico’s dat door (medewerkers van) DHL criminele activiteiten mogelijk worden gemaakt en dat dit DHL schaadt. Dat [appellant] een hem bekende klant wil helpen vanuit sociale druk die hij zegt te voelen, betekent niet dat hij om die reden de regels niet kan of hoeft na te leven. Het schenden van de regels van DHL heeft in dit geval daadwerkelijk geleid tot het (minst genomen) faciliteren van criminele activiteiten en [appellant] had dit moeten beseffen gelet op de concrete signalen waar hij volgens het verslag van 24 november 2021 een niet pluis-gevoel bij had, dat hij van zich heeft afgezet. [appellant] heeft volgens het verslag immers door middel van Whatsappberichten met zijn privé telefoon vertrouwelijke informatie over het pakket en over de pakketten uit de andere zending uitgewisseld met Taxi. Daarnaast heeft [appellant] op 24 november 2021 aan DHL verteld dat regelmatig en in verkapte taal door andere personen (die naar hem werden doorverwezen door bekenden uit de omgeving van [appellant] ) bij hem navraag werd gedaan over de status van DHL-zendingen en dan ging het ook wel eens over zendingen die door de Douane in beslag waren genomen. [appellant] heeft de door die voor hem verder onbekende personen gevraagde informatie ook gegeven terwijl hij dit natuurlijk niet had mogen doen. [appellant] had zich moeten realiseren dat hij hierdoor criminele activiteiten faciliteerde want dit soort signalen komt nu juist aan de orde in de trainingen die [appellant] heeft gehad over het voorkomen daarvan. Door de informatie te geven aan personen die niets met DHL-zendingen te maken hebben heeft [appellant] misbruik gemaakt van zijn positie als DHL-medewerker.
3.2
Uit wat hiervoor is besproken blijkt dat niet slechts sprake is van ‘een enkele onzorgvuldigheid’ zoals [appellant] meent. [appellant] heeft met zijn handelen op flagrante wijze de regels van DHL overtreden waardoor criminele activiteiten mogelijk zijn gemaakt en de goede naam van DHL ernstig is geschaad. Daarmee is de door DHL gestelde dringende reden voldoende vast komen te staan. [appellant] heeft daar onvoldoende tegenover gesteld. Gelet op het handelen van [appellant] kan van DHL niet worden gevergd de arbeidsovereenkomst in stand te houden. Dit geldt te meer omdat het [appellant] zelf is geweest die zijn eigen gevoel dat er iets niet klopte bewust opzij heeft gezet. DHL kan er niet zeker van zijn dat [appellant] hier in de toekomst anders mee omgaat en het is haar goed recht, om te willen voorkomen dat zij hierdoor wordt betrokken bij (het faciliteren van) criminele activiteiten. Het lange dienstverband van [appellant] weegt niet voldoende mee om verandering te brengen in dit oordeel en [appellant] heeft inmiddels een andere baan zodat een gebrek aan inkomsten niet (meer) aan de orde is. Andere persoonlijke omstandigheden heeft [appellant] niet aangevoerd.
3.21
Aan het bewijsaanbod van [appellant] komt het hof niet toe. [appellant] heeft ten bewijs aangeboden dat diverse bij naam genoemde collega’s kunnen verklaren in hoeverre verschillende handelingen in de praktijk gebruikelijk zijn binnen de functie-uitoefening van DHL maar in het licht van alles wat DHL naar voren heeft gebracht en van wat hiervoor is besproken heeft [appellant] dit onvoldoende geconcretiseerd onderbouwd. Het hof komt daar dan ook niet aan toe. Ditzelfde geldt voor het op zitting gedane bewijsaanbod dat het op privé telefoonnummers van DHL-medewerkers bellen voor pakketjes vaker gebeurt. [appellant] heeft dit voor het eerst op zitting bij het hof naar voren gebracht, maar had dit al eerder kunnen aanvoeren en concreet onderbouwen. Dat is niet gebeurd. Ook heeft [appellant] niet geconcretiseerd welke belastende uitspraken [naam4] als partijgetuige zou hebben gedaan en ten bewijze waarvan dit kan dienen, zodat het hof ook geen aanleiding ziet om in te gaan op het verzoek van [appellant] om [naam4] als getuige (al dan niet naar aanleiding van video-opnamen) te horen.
De verzoeken van [appellant]
3.22
Van ernstige verwijtbaarheid van DHL enkel omdat zij [appellant] op staande voet heeft ontslagen is geen sprake omdat DHL daar een dringende reden voor had. Het hof komt daarom niet toe aan een oordeel over de verzoeken van [appellant] om betaling van een gefixeerde schadevergoeding, een transitievergoeding en een billijke vergoeding. Verder komt het hof niet toe aan een oordeel over het verzoek om betaling van achterstallig loon met wettelijke verhoging, ook niet wat betreft het verschuldigde loon over de periode 1 november 2021 tot de ontslagdatum van 26 november 2021. Op de zitting bij het hof is gebleken dat partijen het erover eens zijn dat DHL dit loon aan [appellant] al heeft betaald.
De proceskosten
3.23
Omdat [appellant] in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof [appellant] tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen.
3.24
De proceskostenveroordeling in deze uitspraak kan ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof:
1. verwerpt het hoger beroep van [appellant] ;
2. veroordeelt [appellant] tot betaling van de volgende proceskosten van DHL:
€ 783,- aan griffierecht
€ 2.228,- aan salaris van de advocaat van DHL (2 procespunten x tarief in hoger beroep € 1.114,-)
€ 163,- aan nakosten (kosten die ontstaan na deze uitspraak)
Al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
3. veroordeelt [appellant] tot betaling van € 85,- aan extra nakosten als de kosten niet binnen 14 dagen nadat de deurwaarder deze uitspraak heeft betekend aan DHL zijn betaald. Als daarna niet is betaald, dan worden die kosten verder verhoogd met de wettelijke rente;
4. verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5. wijst af wat verder is verzocht.
Deze beschikking is gewezen door mrs. C. Hoogland, A.A. van Rossum en H.M.J. van den Hurk, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2022.