Uitspraak
bij de rechtbank: gedaagde,
NAM,
wonende te [woonplaats1] ,
bij de rechtbank: eiser,
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van de procedure bij het hof
2.Waar gaat het in deze zaak om?
3.3. De motivering van de beslissing
[geïntimeerde] is ingedeeld in categorie B1 (eisers van wie de vergoeding tot vermogensschade wegens gemist woongenot toewijsbaar is, maar van wie onduidelijk is of het smartengeld wel toewijsbaar is). Deze indeling was gebaseerd op de aan het hof voorgelegde gegevens over het aantal malen dat A- of B-schade aan de woningen van (onder meer) [geïntimeerde] was vastgesteld. Het hof zal in dit arrest uitgaan van wat het daarover in dat arrest heeft overwogen.
In het arrest 19 december 2019 overwoog het hof over de wijze van begroting van deze schade:
‘
De vermogensschade vanwege gemist woongenot moet worden begroot volgens de door de Hoge Raad in de uitspraak van 19 juli 2019 [hof: in rov. 2.12.4] gegeven maatstaf (…). Die komt erop neer dat de huurwaarde van een woning in een situatie zonder bodembewegingen (op basis van een marktconforme huur) moet worden vergeleken met de huurwaarde van dezelfde woning maar dan in de situatie met bodembewegingen. Het verschil tussen beide waardes is de schade. Die schade is verschuldigd in de periode dat het woongenot is gemist.Vanwege het verband tussen fysieke schade aan een woning en het ontstaan van het recht op schadevergoeding wegens gemist woongenot is het uitgangspunt dat deze periode begint op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de vastgestelde A- of B-schade is ontstaan. Voor de keuze van het eindpunt van de periode geldt als uitgangspunt de laatste dag van de maand waarin de schade is hersteld en geheel financieel is afgewikkeld.’
In de schadestaatprocedure zal de schade vanwege gederfd woongenot overeenkomstig deze maatstaf moeten worden begroot.
In het arrest van 19 december 2019 heeft het hof het vonnis van de rechtbank al vernietigd. Dat hoeft dus niet meer te gebeuren. Ook heeft het hof al beslist op de proceskosten tot dat moment. Nadien zijn partijen alleen griffierecht verschuldigd geworden. Omdat dat het gevolg is van de (aanvankelijke) keuze van [geïntimeerde] om door te procederen over het smartengeld, en [geïntimeerde] op dat punt in het ongelijk is gesteld, zal het hof hem in die kosten veroordelen.
4.4. De beslissing
27 september 2022 is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer, in aanwezigheid van de griffier.