ECLI:NL:GHARL:2022:8221

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 september 2022
Publicatiedatum
26 september 2022
Zaaknummer
200.310.751/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijkheid pleegouders inzake wijziging verblijf kinderen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, hebben pleegouders hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de kinderrechter die de gecertificeerde instelling (GI) toestemming verleende voor de wijziging van het verblijf van hun pleegkinderen naar een gezinshuis. De pleegouders, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. G.G. Kempenaars, zijn van mening dat hun blokkaderecht op grond van artikel 1:336a BW niet correct is gehanteerd, omdat de kinderen al waren overgeplaatst voordat het verzoek tot wijziging van de verblijfplaats was ingediend. De GI heeft verweer gevoerd en verzocht om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.

Tijdens de mondelinge behandeling op 30 augustus 2022 heeft het hof de ontvankelijkheid van het hoger beroep besproken. De pleegouders stelden dat zij niet in staat waren hun blokkaderecht tijdig uit te oefenen, wat volgens hen een fundamenteel rechtsbeginsel schendt. De GI daarentegen betoogde dat er geen grond was voor de doorbreking van het appelverbod, aangezien de beslissing van de rechtbank niet buiten het toepassingsgebied van de wet viel.

Het hof heeft geconcludeerd dat de pleegouders niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun hoger beroep, omdat er geen aanleiding was om het appelverbod te doorbreken. De beslissing van de rechtbank werd als juist beoordeeld, en het hof kwam niet toe aan een inhoudelijke behandeling van de zaak. De beschikking werd op 20 september 2022 uitgesproken in het openbaar.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.310.751/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 533546)
beschikking van 20 september 2022
inzake
[verzoeker](de pleegvader),
en
[verzoekster](de pleegmoeder),
beide wonende te [woonplaats1] ,
verzoekers in hoger beroep,
verder gezamenlijk ook te noemen: de pleegouders,
advocaat: mr. G.G. Kempenaars te Almere,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,
gevestigd te Utrecht,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad van 3 februari 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2 Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 2 mei 2022;
- een brief van de raad van 7 juni 2022;
- het verweerschrift met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de pleegouders van 5 juli 2022 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de pleegouders van 26 augustus 2022 met bijlage(n).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 30 augustus 2022 plaatsgevonden. De pleegouders zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaat. Namens de GI zijn verschenen [naam1] en [naam2] .

3.De feiten

3.1
Deze zaak gaat over [de minderjarige1] , geboren [in] 2012 en [de minderjarige2] , geboren [in] 2014.
3.2
De moeder van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] is [naam3] .
3.3
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] stonden sinds maart 2015 onder toezicht. Zij zijn in oktober 2015 uit huis geplaatst en verbleven sindsdien, tot 23 december 2021, bij de pleegouders.
3.4
Bij beschikking van 12 november 2020 is het gezag van de moeder over de kinderen beëindigd. De GI is tot voogd over de kinderen benoemd.
3.5
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] zijn op 23 december 2021 overgeplaatst naar een gezinshuis. [de minderjarige2] is inmiddels overgeplaatst naar een ander gezinshuis in de buurt.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking van 3 februari 2022 heeft de kinderrechter de GI toestemming verleend tot wijziging van het verblijf van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] naar een gezinshuis.
4.2
De pleegouders zijn het niet eens met deze beslissing. Zij zijn met één grief in hoger beroep gekomen van de beschikking van 3 februari 2022. Deze grief beoogt het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De pleegouders verzoeken de bestreden beschikking te vernietigen en te bepalen dat de kinderen weer bij hen dienen te worden geplaatst.
4.3
De GI voert verweer en zij verzoekt primair het beroep niet ontvankelijk te verklaren. Subsidiair verzoekt zij de bestreden beschikking te bekrachtigen en mitsdien het verzoek in hoger beroep van de pleegouders af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:336a lid 1 BW kan, indien een kind door een ander of anderen dan zijn voogd, als behorend tot het gezin met instemming van de voogd ten minste een jaar is verzorgd en opgevoed, de voogd niet dan met toestemming van degene die de verzorging en opvoeding op zich heeft genomen, wijziging in het verblijf van dat kind brengen. Op grond van het tweede lid van genoemd artikel kan de voogd, indien de vereiste toestemming niet wordt verkregen, aan de rechter verzoeken om vervangende toestemming. Deze wordt slechts verleend als dit in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
Ingevolge artikel 807 Rv staat, voor zover thans van belang, tegen een beschikking als bedoeld in artikel 1:336a BW geen andere voorziening open dan cassatie in het belang der wet.
5.3
Volgens vaste rechtspraak is ondanks een appelverbod hoger beroep wel mogelijk, indien erover wordt geklaagd dat de eerste rechter met zijn beslissing buiten het toepassingsgebied van het desbetreffende artikel is getreden, het artikel ten onrechte dan wel met verzuim van vormen heeft toegepast of ten onrechte buiten toepassing heeft gelaten.
5.4
Op de zitting in hoger beroep heeft het hof met partijen gesproken over de ontvankelijkheid van het hoger beroep van de pleegouders. Daarbij heeft het hof allereerst de advocaat van de pleegouders de mogelijkheid geboden om aan te geven op welke grond dit appelverbod in de onderhavige zaak zou moeten worden doorbroken. De advocaat van de pleegouders stelt dat een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden. De ouders hebben namelijk niet de mogelijkheid gekregen om tijdig hun blokkaderecht op grond van artikel 1:336a lid 1 BW in te roepen. De kinderen waren al overgeplaatst voordat het verzoek tot wijziging van de verblijfplaats is ingediend. Dit verzoek had niet achteraf, maar voorafgaand aan de overplaatsing moeten plaatsvinden. Nu de overplaatsing feitelijk al had plaatsgevonden voordat het verzoek tot vervangende toestemming was ingediend, is het moeilijker voor de rechtbank om dit terug te draaien, aldus de advocaat. De pleegouders hebben om deze reden hun blokkaderecht niet ten volle kunnen uitoefenen. Daarnaast heeft de rechtbank aangegeven dat de wijziging van de verblijfplaats in het belang van de kinderen is, terwijl de wet zegt dat wijziging alleen kan plaatsvinden als dat in het belang van de kinderen noodzakelijk is. Daarmee is de rechtbank buiten de wet getreden en is sprake van een grond voor de doorbreking van het appelverbod.
5.5
De GI is van mening dat geen grond voor de doorbreking van het appelverbod aanwezig is waardoor het hoger beroep van de pleegouders niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De GI erkent dat het verzoek tot wijziging van de verblijfplaats van de kinderen pas is ingediend nadat de kinderen zijn overgeplaatst. Echter, begin november 2021 heeft een gesprek plaatsgevonden met de pleegouders en de pleegzorgmedewerkers waarbij met instemming van de pleegouders is besloten om een andere plek te zoeken voor de kinderen omdat de zorg voor de kinderen te zwaar werd voor de pleegouders. Naderhand, in december 2021, is de situatie geëscaleerd waardoor nog sneller naar een nieuwe plek voor de kinderen is gezocht. Het verzoek is bovendien later ingediend dan gebruikelijk, omdat de zaak pas later bij de regio Utrecht, een andere regio dan daarvoor, in behandeling is genomen. De GI heeft nadien zo snel mogelijk een verzoek ingediend. Zij staat nog altijd achter dit verzoek.
5.6
Naar het oordeel van het hof leidt hetgeen namens de pleegouders door mr. Kempenaars ter zitting is aangevoerd niet tot één van de hiervoor vermelde situaties op grond waarvan het appelverbod doorbroken kan worden.. De rechtbank is niet buiten het toepassingsgebied van artikel 1:336a BW getreden en heeft het artikel naar het oordeel van het hof niet ten onrechte toegepast. Daarnaast is evenmin gebleken dat sprake is van een vormverzuim. Hierbij heeft het hof het volgende betrokken. Eind november 2021 heeft een gesprek plaatsgevonden waarbij in overleg met de pleegouders is besloten om de kinderen ergens anders te plaatsen. De zorg voor de kinderen werd te zwaar voor de pleegouders waardoor de plaatsing moeizaam verliep. Na een incident tussen de pleegvader en [de minderjarige1] is [de minderjarige1] tijdelijk ingetrokken bij zijn pleegzus. Vanaf dat moment is de situatie in een stroomversnelling geraakt. Dat de kinderen elders zijn geplaatst zijn feitelijkheden die door de rechtbank zijn meegenomen in de beslissing. Dat de GI pas na de feitelijke overplaatsing van de kinderen een verzoek tot wijziging van de verblijfplaats heeft ingediend bij de rechtbank, maakt dit niet anders en is niet een zodanige omstandigheid dat daarmee het appelverbod doorbroken zou moeten worden. De pleegouders stellen daarnaast dat de rechtbank niet het juiste toetsingskader heeft gehanteerd. Het hof merkt op dat dit een juridische toets betreft die voorgelegd kan worden aan de Hoge Raad. Het is geen grond voor doorbreking van het appelverbod. Het hof zal het beroep van de advocaat van de pleegouders op dit punt dan ook niet in behandeling nemen.
5.7
Gelet op het voorgaande ziet het hof geen aanleiding voor een doorbreking van het appelverbod. Dit leidt tot de conclusie dat de pleegouders niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun verzoek in hoger beroep. Het hof komt derhalve niet toe aan een inhoudelijke behandeling van de zaak.
5.8
Het hof zal beslissen als na te melden.

6.De beslissing

Het hof:
verklaart de pleegouders niet-ontvankelijk in hun hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.A. Vermeulen, G.M. van der Meer en E.M.J. Brink, bijgestaan door mr. M. Oevering als griffier, en is op 20 september 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.