In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 september 2022 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de opheffing van beslag op een boot. De appellant, die op 26 november 2021 is overleden, had executoriaal beslag gelegd op een metalen motorsleepboot, in de veronderstelling dat de geïntimeerde2 eigenaar was. De geïntimeerde1, de schoonzus van geïntimeerde2, vorderde opheffing van het beslag en stelde dat zij de eigenaresse van de boot was, die zij in maart 2019 had gekocht. De voorzieningenrechter heeft het beslag opgeheven, wat de appellant in hoger beroep wilde aanvechten. Het hof oordeelde dat het hoger beroep geen doel treft, omdat de appellant niet kon aantonen dat de boot toebehoorde aan zijn beslagdebiteur. Het hof concludeerde dat de geïntimeerde1 voldoende bewijs had geleverd van haar eigendom, onder andere door middel van een koopcontract en verzekeringspapieren. Het hof bekrachtigde het vonnis van de voorzieningenrechter en veroordeelde de appellant in de proceskosten van de geïntimeerde1.