Wel betwist [verzoeker] dat hij op die dag een agressieve toon tegenover zijn leidinggevende heeft aangeslagen. Het hof acht ook dit element van de door DOC Kaas geformuleerde dringende reden voldoende aannemelijk gemaakt. [naam2] heeft op 7 april 2021 een mail geschreven waarin hij verslag doet van wat er op 30 maart 2021 is gezegd. Hij schrijft:
“Ik heb hierop [verzoeker] aangesproken dat hij een mondkapje moest dragen.
[verzoeker] schoot direct vol en begon naar mij te wijzen.
Hij beet me toe van: Jij kunt mij niet verplichten om een mondkapje te dragen. Ik laat me door jou niet vertellen dat ik een mondkapje op moet. Ik ga geen mondkapje dragen. Doordat [verzoeker] een dreigende houding aannam heb ik tegen hem gezegd dat hij maar even met me mee moest komen naar kantoor.
Hierop riep [verzoeker] : Ik wil best meekomen, maar jij gaat me niet verplichten een mondkapje te dragen. Wederom wijzend naar me. [verzoeker] liep met me mee en ik opende de deur van de Multivacruimte voor hem. (…) In het kantoor aangekomen heb ik hem gevraagd wat nu zijn probleem is. Hierbij was [naam1] ook aanwezig.
Hierop stak [verzoeker] van wal:
De maatschappij deugt niet, jullie zien toch ook wel wat er aan de hand is.
Dat jullie meedoen aan de situatie, ik snap jullie niet. Jullie zien toch ook dat er niks van klopt van wat er nu speelt. Ik wil het mondkapje niet dragen omdat het inademen van eigen adem de mens ziek maakt, kijk het maar na in het Neurenberg contract.
Het gaat hier om mijn eigen gezondheid. Jullie kunnen me niet verplichten een mondkapje te dragen. [verzoeker] nam continu een dreigende houding aan en zou ons wel even vertellen hoe het zat. We hebben [verzoeker] verteld dat als hij geen mondkapje op wil doen hij naar huis gestuurd wordt en hij een officiële waarschuwing krijgt.
Hierop brieste [verzoeker] : Nou dan ga ik wel naar huis.
In de deuropening draaide [verzoeker] zich om en wees naar ons terwijl hij riep:
“Jullie zijn nog niet van me af. Ik laat dit niet zomaar gebeuren. Ik laat het hier niet bij zitten, jullie horen nog van mij.”
[verzoeker] heeft ook op de zitting van het hof erkend dat hij het over de code van Neurenberg had gehad en dat hij met stemverheffing heeft gesproken. Hij ontkent dat hij agressief is geworden en dat hij niet van plan was [naam2] of [naam1] wat aan te doen en dat zijn opmerking “ik laat het er niet bij zitten” niet betekende dat hij hen wilde pakken. In de door DOC Kaas geformuleerde dringende reden is dat echter ook niet opgenomen. Van een agressieve toon blijkt echter voldoende. [naam3] heeft op de zitting van het hof ook nog verklaard dat [naam2] , na het gesprek met [verzoeker] , behoorlijk aangedaan was.