In deze zaak gaat het om een verzoek van appellanten, neven van de heer [de erflater], om een voorlopig getuigenverhoor te gelasten. De heer [de erflater] is op 4 augustus 2014 overleden en heeft in zijn testament van 12 juli 2005 appellanten tot zijn enige erfgenamen benoemd, terwijl [geïntimeerde] als executeur is aangesteld. Appellanten stellen dat [geïntimeerde] misbruik heeft gemaakt van de omstandigheden rondom het overlijden van [de erflater] en dat zij daardoor schade hebben geleden. Ze willen meer duidelijkheid over hun bewijspositie en proceskansen in een eventuele procedure tegen [geïntimeerde].
Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld na een eerdere afwijzing van het verzoek door de rechtbank Overijssel. Appellanten hebben hoger beroep ingesteld en verzocht om het afwijzende oordeel van de rechtbank te vernietigen. Tijdens de mondelinge behandeling hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Het hof overweegt dat het verzoek van appellanten voldoet aan de wettelijke eisen en toewijsbaar is. Het hof oordeelt dat er geen sprake is van misbruik van bevoegdheid of andere bezwaren die het verzoek zouden kunnen afwijzen.
De slotsom is dat het hof het hoger beroep toewijst, de bestreden beschikking vernietigt en het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor alsnog toewijst. De zaak wordt terugverwezen naar de rechtbank Overijssel voor verdere afdoening.