ECLI:NL:GHARL:2022:7839

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 september 2022
Publicatiedatum
13 september 2022
Zaaknummer
200.296.172
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoop kunststof kozijnen en het recht van ontbinding bij schending van informatieverplichtingen

In deze zaak heeft Makrozijn B.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, waarin de vordering van Makrozijn tot schadevergoeding werd afgewezen. De zaak betreft de verkoop van kunststof kozijnen aan consumenten, waarbij de vraag centraal staat of er sprake was van maatwerk en of de consumenten recht hadden op ontbinding van de overeenkomst. Makrozijn stelde dat de kozijnen maatwerk waren en dat de consumenten geen recht van ontbinding hadden, terwijl de consumenten betwistten dat het om maatwerk ging en stelden dat zij tijdig hadden aangegeven de overeenkomst te willen ontbinden. Het hof oordeelde dat er geen sprake was van maatwerk, waardoor de consumenten wel degelijk recht hadden op ontbinding. Het hof concludeerde dat Makrozijn haar informatieverplichting had geschonden, wat leidde tot een verlenging van de ontbindingstermijn. De vordering van Makrozijn tot schadevergoeding werd afgewezen en het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.296.172
zaaknummer kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Apeldoorn, 8580857
arrest van 13 september 2022
in de zaak van
Makrozijn B.V.,
die is gevestigd in Enschede,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en die bij de kantonrechter optrad als eisende partij,
hierna Makrozijn te noemen,
vertegenwoordigd door mr. G.J. Hollema, advocaat te Almelo,
tegen

1.[geïntimeerde1]

en
2. [geïntimeerde2] ,
die wonen in [woonplaats1] ,
en die bij de kantonrechter optraden als gedaagde partijen,
hierna samen [geïntimeerden] te noemen,
vertegenwoordigd door mr. J.H. Brouwer, advocaat te Apeldoorn.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Makrozijn heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Apeldoorn, op 11 november 2020 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep
  • de memorie van grieven
  • de memorie van antwoord
  • het verzoek van [geïntimeerden] om arrest.

2.De kern van de zaak

2.1.
Makrozijn meent dat zij aan [geïntimeerden] kunststofkozijnen met toebehoren heeft verkocht, dat het daarbij om maatwerk gaat zonder recht van ontbinding voor [geïntimeerden] en dat [geïntimeerden] na het ongebruikt verstrijken van het overeengekomen financieringsvoorbehoud definitief gebonden zijn aan de overeenkomst. Omdat [geïntimeerden] de kozijnen niet hebben afgenomen, maakt Makrozijn aanspraak op schadevergoeding.
2.2.
[geïntimeerden] voeren aan dat zij ervan uitgingen dat er pas een definitieve overeenkomst zou zijn als zeker was dat zij financiering via de SVN konden verkrijgen, wat bij navraag niet het geval bleek te zijn. Daarnaast betwisten [geïntimeerden] dat het om maatwerk zonder recht van ontbinding gaat. Zij menen geen schadevergoeding aan Makrozijn verschuldigd te zijn, want de financiering via SVN bleken zij niet (volledig) te kunnen verkrijgen en bovendien hebben zij tijdig aan Makrozijn laten weten van de overeenkomst af te zien.
2.3.
Het hof gaat uit van de volgende vaststaande feiten, die gedeeltelijk overeenkomen met de door de kantonrechter in het eindvonnis van 11 november 2020 vastgestelde feiten. Namens Makrozijn is [naam1] begin 2019 een aantal keren bij [geïntimeerden] thuis geweest in verband met de (ver-)koop en montage van kunststofkozijnen en toebehoren. Dit heeft ertoe geleid dat zij beiden op 14 maart 2019 een voorgedrukt document met als opschrift ‘
Koopovereenkomst’hebben ondertekend. In dit document is met de hand globaal aangekruist en ingevuld om welke soort en kleur kozijnen met toebehoren het gaat. Verder is er met de hand bijgeschreven ‘
Montageperiode overleggen na akkoord financiering’ onder de voorgedrukte zin ‘
Deze overeenkomst wordt, tenzij hier anders vermeld, aangegaan onder voorbehoud van financiering. Alle details (maten, draairichtingen, kleuren) worden bepaald na inmeten.’ De voorgedrukte mededeling dat de overeenkomst binnen 14 dagen zonder opgaaf van redenen kosteloos kan worden ontbonden is met de hand doorgestreept. De achterop het document afgedrukte algemene voorwaarden van Makrozijn vermelden in art. 12.2, samengevat, dat de opdrachtgever bij niet-verkrijging van de benodigde financiering dit binnen 30 dagen onder overlegging van bewijsstukken daarvan aan de opdrachtnemer moet melden. Voor het eerst door middel van een WhatsApp-bericht van 3 juli 2019 (waarnaar een e-mail van Makrozijn van 17 augustus 2019 verwijst; zie productie 4 bij inleidende dagvaarding) hebben [geïntimeerden] aan Makrozijn meegedeeld niet door te gaan met de bestelling van de kozijnen. Partijen hebben daarna verder gecorrespondeerd over de vraag of [geïntimeerden] wel of niet gebonden zijn aan de overeenkomst. De advocaat van Makrozijn heeft op 8 januari 2020 aan [geïntimeerden] geschreven dat zij de overeenkomst niet kunnen ontbinden, omdat het om maatwerk gaat en dat Makrozijn aan nakoming van de overeenkomst vasthoudt, waarvan hij een schriftelijke bevestiging van [geïntimeerden] verlangde. [geïntimeerden] hebben hem die niet gegeven.
2.4.
Makrozijn heeft – uiteindelijk, nadat haar ter zitting bleek dat [geïntimeerden] inmiddels ergens anders kozijnen hebben gekocht – aan de kantonrechter gevraagd [geïntimeerden] te veroordelen tot betaling van vervangende schadevergoeding.
2.5.
De kantonrechter heeft de vordering van Makrozijn afgewezen. De bedoeling van het hoger beroep is dat de afgewezen vordering alsnog wordt toegewezen.

3.Het oordeel van het hof

Geen schadevergoeding voor Makrozijn
3.1.
Het hof zal beslissen dat [geïntimeerden] geen schadevergoeding hoeven te betalen aan Makrozijn, omdat zij op tijd aan Makrozijn hebben laten weten de kunststofkozijnen toch niet te willen. Hieronder zal het hof uitleggen hoe het tot deze beslissing komt. Het hof laat daarbij in het midden of partijen een definitieve (volgens Makrozijn) of ‘voorlopige’ (volgens [geïntimeerden] ) koopovereenkomst hebben gesloten en zal veronderstellenderwijs van de juistheid van het standpunt van Makrozijn uitgaan.
(Ambtshalve) toetsingskader
3.2.
Het hof stelt voorop dat, nu Makrozijn handelt in het kader van haar bedrijfsactiviteit en [geïntimeerden] als consumenten, op de tussen hen gesloten overeenkomst een aantal van de wettelijke bepalingen voor overeenkomsten tussen handelaren en consumenten zoals opgenomen in Boek 6, Titel 5, Afdeling 2b van het Burgerlijk Wetboek (BW) van toepassing is. Die bepalingen vormen een omzetting van de Richtlijn consumentenrechten. [1] Van die bepalingen kan niet ten nadele van de consument worden afgeweken (art. 6:230i lid 1 BW). Volgens de Hoge Raad strookt het met de doelstellingen en uitgangspunten van genoemde richtlijn dat de rechter (zo nodig) van een aantal van de in art. 6:230m lid 1 BW opgenomen informatieplichten van de handelaar tegenover de consument ambtshalve onderzoekt of daaraan is voldaan en in geval van schending ervan ambtshalve tot vernietiging en/of afwijzing van de incassovordering van de handelaar moet overgaan dan wel ambtshalve een andere sanctie moet toepassen. [2]
3.3.
Voor de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende bepalingen van belang. Aangezien de overeenkomst bij [geïntimeerden] thuis is gesloten, is in dit geval sprake van een overeenkomst buiten de verkoopruimte (art. 6:230g lid 1 aanhef en onder f onder 1o BW). In zo’n geval rust op de handelaar de verplichting de consument te informeren over de termijn en de manier waarop het recht van ontbinding – indien dat recht bestaat – kan worden uitgeoefend (art. 6:230m lid 1 aanhef en onder h BW). De consument kan een overeenkomst buiten de verkoopruimte zonder opgave van redenen ontbinden binnen veertien dagen vanaf bepaalde tijdstippen wanneer het een consumentenkoop betreft (art. 6:230o lid 1 BW). Heeft de handelaar zijn informatieverplichting met betrekking tot het ontbindingsrecht geschonden, dan wordt de ontbindingstermijn verlengd met de tijd die is verstreken vanaf het tijdstip, bedoeld in lid 1, tot het moment waarop alle ontbrekende gegevens alsnog op de voorgeschreven wijze aan de consument zijn verstrekt, doch met ten hoogste twaalf maanden (art. 6:230o lid 2 BW). Geen recht van ontbinding bestaat bij een consumentenkoop die ziet op de levering van volgens specificaties van de consument vervaardigde zaken, die niet geprefabriceerd zijn en die worden vervaardigd op basis van een individuele keuze of beslissing van de consument; hierna ook ‘maatwerk’ genoemd (art. 6:230p aanhef en onder f onder 1o BW). Aangezien deze regel een uitzondering vormt op de meer algemene regel van de Richtlijn consumentenrechten op grond waarvan consumenten op afstand en buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten mogen herroepen, moet deze regel restrictief worden uitgelegd. [3]
Geen maatwerk
3.4.
Makrozijn heeft, zoals blijkt uit de door of namens haar gevoerde correspondentie met [geïntimeerden] , al vóór zij de procedure bij de kantonrechter startte begrepen dat [geïntimeerden] zich op het recht van ontbinding beroepen en hen laten weten dat dat wat haar betreft niet kan, omdat sprake is van maatwerk. In de dagvaarding voor de kantonrechter heeft Makrozijn (dan ook) vermeld dat aan [geïntimeerden] geen recht op ontbinding toekomt “
aangezien in casu sprake is van een zogenaamde maatwerkovereenkomst, dat wil zeggen een koopovereenkomst betreffende de levering van volgens specificaties van [geïntimeerden] vervaardigde zaken, die niet geprefabriceerd zijn en die worden vervaardigd op basis van een individuele keuze of beslissing van [geïntimeerden]”. Dat is volgens Makrozijn ook de reden waarom de op de overeenkomst voorgedrukte mededeling dat de overeenkomst binnen 14 dagen zonder opgaaf van redenen kosteloos kon worden ontbonden met de hand is doorgestreept. Waarom in dit geval sprake is van maatwerk heeft Makrozijn in de dagvaarding niet verder toegelicht. [geïntimeerden] hebben in hun conclusie van antwoord gemotiveerd betwist dat sprake is van maatwerk en ook dat om die reden die mededeling over het ontbindingsrecht is doorgestreept. Zij hebben daarbij verwezen naar de website van Makrozijn, waarop volgens hen te zien is dat Makrozijn gebruik maakt van Schüco-kozijnen, die in standaardprofielen en -maten verkrijgbaar zijn en opgemerkt dat aannemelijk is dat Makrozijn van prefab standaardprofielen en -maten van kunststofkozijnen gebruik maakt. Daarbij hebben [geïntimeerden] aangevoerd dat het ontbindingsrecht was doorgestreept, omdat juist een langere bedenktermijn dan 14 dagen – namelijk van één jaar – was afgesproken, wat Makrozijn betwist.
3.5.
In hoger beroep heeft Makrozijn al haar stellingen uit de procedure bij de kantonrechter gehandhaafd en voor zover nodig een beroep gedaan op de devolutieve werking van het hoger beroep. Zij heeft echter haar (essentiële) stelling dat sprake is van maatwerk, waarvan zij de bewijslast draagt omdat zij zich beroept op de rechtsgevolgen ervan (namelijk: een uitzondering op het recht van ontbinding), ook in hoger beroep niet nader toegelicht. Zij heeft volstaan – door middel van verwijzing naar haar dagvaarding bij de kantonrechter – met het citeren van de wettekst. Op de gemotiveerde betwisting door [geïntimeerden] (in hoger beroep herhaald) dat sprake is van maatwerk, is zij in het geheel niet ingegaan. Dat had Makrozijn, in reactie op de conclusie van antwoord en anticiperend op het verweer van [geïntimeerden] , wel kunnen en moeten doen, gelet op het verloop van de discussie tussen partijen op dit punt in (en buiten) rechte tot dan toe. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de overgelegde ‘Koopovereenkomst’ van 14 maart 2019 ook niet op het eerste gezicht duidelijk maakt dat wél sprake is van maatwerk. De exacte maatvoering van de kozijnen valt daaruit (of uit de bij de overeenkomst gevoegde globale schetsen) niet op te maken en was kennelijk nog niet bekend, gezien de in rov. 2.3 geciteerde zinsnede over het latere inmeten. Dat moet worden ingemeten, sluit op zichzelf niet uit dat bij de uitvoering van de overeenkomst van geprefabriceerde standaardprofielen en -maten gebruik kan worden gemaakt. Bij deze stand van zaken is het hof van oordeel dat Makrozijn haar stelling dat sprake is van maatwerk tegenover de gemotiveerde betwisting van [geïntimeerden] onvoldoende heeft onderbouwd. Het hof ziet daarom geen aanleiding Makrozijn van deze stelling (ambtshalve) bewijs op te dragen.
(Wel) recht van ontbinding
3.6.
Nu het hof oordeelt dat er geen sprake is van maatwerk, is er ook geen uitzondering op het recht van ontbinding. Aangezien van het recht van ontbinding niet ten nadele van de consument kan worden afgeweken, doet de door Makrozijn ingeroepen ondertekening door [geïntimeerden] van de overeenkomst (waarin het recht op ontbinding binden 14 dagen was doorgestreept) hieraan niet af. Ook het opnemen van een binnen dertig dagen in te roepen financieringsvoorbehoud doet, anders dan Makrozijn meent, niet af aan het recht van ontbinding van [geïntimeerden] Hetzelfde geldt voor het niet tijdig of niet op de overeengekomen wijze inroepen van dat financieringsvoorbehoud door [geïntimeerden]
Schending informatieplicht
3.7.
Makrozijn heeft gesteld dat zij bij het sluiten van de overeenkomst aan [geïntimeerden] heeft meegedeeld dat aan hen geen recht van ontbinding toekwam, omdat sprake was van maatwerk, en dat zij daarom de voorgedrukte mededeling in de overeenkomst over het recht van ontbinding binnen 14 dagen heeft doorgestreept. Nu het echter geen maatwerk betreft, staat hiermee vast dat Makrozijn de op grond van art. 6:230m lid 1 aanhef en onder h BW op haar rustende informatieverplichting over het recht van ontbinding heeft geschonden.
Wettelijke sanctie
3.8.
De in art. 6:230o lid 2 BW opgenomen sanctie op de schending van de informatieplicht is verlenging van de termijn waarbinnen het recht van ontbinding kan worden uitgeoefend met de tijd die is verstreken vanaf het tijdstip, bedoeld in art. 6:230o lid 1 BW, tot het moment waarop alle ontbrekende gegevens alsnog op de voorgeschreven wijze aan de consument zijn verstrekt, doch met ten hoogste twaalf maanden. [geïntimeerden] hebben zich tegenover Makrozijn op het recht van ontbinding beroepen. Dit blijkt onder meer uit de e-mail van Makrozijn van 17 augustus 2019 waarin wordt verwezen naar de annulering van de overeenkomst door [geïntimeerden] per WhatsApp-bericht van 3 juli 2019. Gesteld noch gebleken is dat alle ontbrekende gegevens over het recht van ontbinding alsnog op de voorgeschreven wijze aan [geïntimeerden] waren verstrekt vóór 14 dagen voor 3 juli 2019. Hierdoor zijn [geïntimeerden] (al op 3 juli 2019) bevrijd van hun verplichtingen uit de overeenkomst. Voor toewijzing van de door Makrozijn gevorderde vervangende schadevergoeding bestaat dan geen grond meer.
De conclusie
3.9.
Het hoger beroep slaagt niet. Bij beoordeling van grief I, gericht tegen de weergave door de kantonrechter in het eindvonnis van de ter zitting gewijzigde eis van Makrozijn heeft zij geen belang, alleen al omdat zij in hoger beroep haar eis formeel heeft gewijzigd. Ook de andere grieven kunnen niet tot een ander resultaat leiden. Op de in dit arrest weergegeven gronden zal het vonnis van de kantonrechter worden bekrachtigd en zal de in hoger beroep gewijzigde vordering worden afgewezen.
3.10.
Omdat Makrozijn in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof haar tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen.
3.11.
De veroordeling tot betaling van de proceskosten kan ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof:
1. bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Apeldoorn, van 11 november 2020;
2. wijst de in hoger beroep gewijzigde vordering af;
3. veroordeelt Makrozijn tot betaling aan [geïntimeerden] van de volgende proceskosten:
€ 338,- aan griffierecht en
€ 787,- aan salaris van de advocaat van [geïntimeerden] (1 procespunt x appeltarief I).
Al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
4. verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.M.E. Lagarde, M. van Hooijdonk en A.W. Steeg, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 13 september 2022.

Voetnoten

1.Richtlijn 2011/83/EU van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, PbEU 2011, L 304/64.
2.HR 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.
3.HvJ EU 14 mei 2020 (NK/MS, AS) (C-208/19; ECLI:EU:C:2020:382) r.o. 56 en 40, waarin het Hof onder meer verwijst naar HvJ EU 10 maart 2005 (Easycar) (C-336/03; ECLI:EU:C:2005:150) r.o. 21 en HvJ EU 27 maart 2019 (Slewo/Ledowski) r.o. 34, (C-681/17; ECLI:EU:C:2019:255).