ECLI:NL:GHARL:2022:7697

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 september 2022
Publicatiedatum
7 september 2022
Zaaknummer
200.289.065/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in verzoekschriftenprocedure over schadevergoeding vanwege slecht bewind

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoekschriftprocedure. De verzoekster, een stichting die eerder onder verschillende namen opereerde, had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, die op 12 oktober 2020 was uitgesproken. De verzoekster heeft op 10 juni 2022, via haar advocaat, laten weten het hoger beroep in te trekken. Het hof concludeert hieruit dat de verzoekster de gronden van het hoger beroep niet handhaaft, wat leidt tot de beslissing om de verzoekster niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken in hoger beroep.

Daarnaast heeft de verweerster, die als bewindvoerder van een derde optreedt, verzocht om een proceskostenveroordeling. De verzoekster heeft betoogd dat er geen plaats is voor een kostenveroordeling, omdat zij in vergelijkbare zaken al in de kosten is veroordeeld. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verzoekster als de in het ongelijk gestelde partij moet worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De kosten zijn begroot op € 393,50 voor het salaris van de advocaat, overeenkomstig het liquidatietarief. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.289.065/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 8758339)
beschikking van 1 september 2022
inzake
Stichting [verzoekster] (voorheen: Stichting [naam1] en Stichting [naam2] ) dan wel [verzoekster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats1] respectievelijk [vestigingsplaats2] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: voorheen mr. D. van der Wijk te Roden, thans mr. H.C. Bijleveld te Amsterdam,
en
[verweerster] B.V., in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [naam3],
gevestigd te [vestigingsplaats3] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: [verweerster] ,
advocaat: mr. H. de Jong te Burgum.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 12 oktober 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
[verzoekster] is in hoger beroep gekomen van deze beschikking bij beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 11 januari 2021 en hersteld op 1 april 2021.
2.2
[verweerster] heeft verweer gevoerd en heeft het hof verzocht [verzoekster] niet-ontvankelijk te verklaren in het door haar ingestelde hoger beroep, althans haar verzoeken in hoger beroep af te wijzen en [verzoekster] te veroordelen in de kosten van de procedures in beide instanties.

3.De motivering van de beslissing

Intrekking
3.1
[verzoekster] heeft bij brief van haar advocaat mr. Bijleveld, ingekomen ter griffie van het hof op 10 juni 2022, laten weten dat zij het hoger beroep in deze zaak wenst in te trekken.
Het hof maakt hieruit op dat [verzoekster] de gronden van het hoger beroep niet handhaaft. Dit brengt mee dat het hof [verzoekster] niet-ontvankelijk zal verklaren in haar verzoeken in hoger beroep.
Proceskosten
3.2
Naar aanleiding van het verzoek van [verweerster] tot een proceskostenveroordeling, heeft [verzoekster] bij voornoemde brief van 10 juni 2022 - samengevat - zich op het volgende standpunt gesteld. [verzoekster] is van mening dat geen plaats is voor een kostenveroordeling omdat zij in zeven soortgelijke zaken waarin een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden in de uitgesproken beschikkingen al in de kosten is veroordeeld. Het gaat volgens [verzoekster] materieel om één en dezelfde rechtsvraag en de kosten van het verweer zijn feitelijk dus ook maar één keer gemaakt.
3.3
[verweerster] heeft bij brief van 30 juni 2022 gevraagd om in elke zaak minimaal een veroordeling te geven tot betaling conform het liquidatietarief. Volgens [verweerster] betreft het individuele zaken, waaraan terecht verschillende zaaknummers en processtukken zijn gekoppeld en waarvan er zeven op zitting zijn behandeld. Het liquidatietarief is bedoeld om in alle gevallen per proceshandeling een redelijke kostenvergoeding te geven en dus ook in deze gevallen. Per dossier zijn namelijk de gebruikelijke afzonderlijke werkzaamheden verricht.
3.4
Het hof ziet aanleiding om [verzoekster] als de in het ongelijk te stellen partij te veroordelen in de kosten van het hoger beroep.
Omdat de bestreden beschikking een ambtshalve beschikking van de kantonrechter betreft zijn de kosten voor de procedure in eerste aanleg nihil.
Voor de kosten in hoger beroep zal het hof om de navolgende redenen een halve punt toekennen (principaal hoger beroep van een uitspraak van de kantonrechter op hof, tarief I, € 787,- per punt, 0,5 punt = € 393,50). Deze zaak maakt deel uit van een cluster van 92 zaken, waarvan er in overleg met alle belanghebbenden zeven zaken op zitting zijn behandeld. In die zeven zaken heeft het hof op 19 mei 2022 beschikkingen gegeven, waarbij [verzoekster] telkens in de proceskosten van het hoger beroep is veroordeeld. Alle 92 zaken, waarvan mr. De Jong ongeveer een derde behandelde, zijn juridisch gezien nagenoeg identieke zaken, maar alle zaken verschillen wat betreft de persoon van de rechthebbende/betrokkene alsmede de aard en de hoogte van de vorderingen, waardoor steeds enige zaakspecifieke werkzaamheden moeten zijn verricht. Bovendien is niet in alle zaken dezelfde bewindvoerder/curator benoemd en is in een aantal zaken de onderbewindstelling/ ondercuratelestelling inmiddels beëindigd. In de zaken waarin mr. De Jong verweerschriften heeft ingediend moesten ook per individuele zaak proceshandelingen worden verricht.
Het vorenstaande, in samenhang bezien, maakt dat het hof de kosten voor de procedure in dit hoger beroep aan de zijde van [verweerster] begroot op € 393,50,- voor salaris van de advocaat overeenkomstig het liquidatietarief.

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
verklaart [verzoekster] niet-ontvankelijk in haar verzoeken in hoger beroep;
veroordeelt [verzoekster] in de proceskosten van [verweerster] in dit hoger beroep en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] op € 393,50 voor salaris van de advocaat;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.B.E.M. Rikaart-Gerard, I.A. Vermeulen en W.C. Haasnoot, bijgestaan door mr. H.B. Fortuyn als griffier, en is op 1 september 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.