Uitspraak
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.Het oordeel van het hof
“in conventie en reconventie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft de man hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, dat op 23 februari 2022 is uitgesproken. Het hof heeft de man in de gelegenheid gesteld om aan te tonen dat hij zijn hoger beroep had ingeschreven in het rechtsmiddelenregister, zoals vereist door artikel 3:301 lid 2 BW. De man heeft hier echter geen gebruik van gemaakt, waardoor het recht op het nemen van een akte is vervallen. De vrouw heeft wel een antwoordakte ingediend. Het hof heeft vervolgens de stukken voor het wijzen van arrest ontvangen en heeft de zaak beoordeeld.
De man en de vrouw hebben een relatie gehad en zijn samen eigenaar van een woning. De vrouw wil de woning verkopen en heeft een procedure gestart bij de rechtbank. De man heeft verweer gevoerd en in reconventie een verklaring voor recht gevorderd over een lening van € 95.000,- van de moeder van de man. De rechtbank heeft de vrouw gemachtigd om de woning te verkopen, met bepaalde voorwaarden en dwangsommen voor de man.
Het hof oordeelt dat de man zijn hoger beroep niet binnen de vereiste termijn heeft ingeschreven, wat leidt tot gedeeltelijke niet-ontvankelijkheid. Het hof stelt vast dat de bepalingen in het vonnis die in de plaats treden van de leveringsakte onlosmakelijk verbonden zijn met de veroordelingen van de man om medewerking te verlenen aan de verkoop. De man wordt niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep voor de beslissingen die verband houden met de leveringsakte, maar is wel ontvankelijk voor andere beslissingen in het vonnis. De zaak wordt verwezen naar de rol voor memorie van grieven.