ECLI:NL:GHARL:2022:7464

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 augustus 2022
Publicatiedatum
30 augustus 2022
Zaaknummer
200.309.021/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige hinder door graven van een geul op de erfgrens en verzakking van bestrating

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, staat de vraag centraal of er sprake is van onrechtmatige hinder door het graven van een geul op de erfgrens, waardoor de bestrating van het aangrenzende perceel van Plan F B.V. is verzakt. De zaak is ontstaan na een geschil tussen Plan F B.V., gevestigd te Emmen, en de eigenaren van het naastgelegen perceel, hierna aangeduid als [geïntimeerden]. De procedure begon met een dagvaarding in hoger beroep op 22 maart 2022, na eerdere vonnissen van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland. Het hof heeft de feiten zelfstandig vastgesteld en beoordeeld of de gegraven geul door [geïntimeerden] heeft geleid tot de verzakking van de bestrating van Plan F.

Het hof concludeert dat de verzakking van de bestrating inderdaad het gevolg is van de graafwerkzaamheden van [geïntimeerden]. Het hof oordeelt dat [geïntimeerden] onrechtmatige hinder hebben veroorzaakt en dat zij verantwoordelijk zijn voor het herstel van de verzakkingen aan de bestrating van Plan F. De vordering van Plan F om [geïntimeerden] te veroordelen tot herstel van de bestrating wordt toegewezen, evenals de vordering tot betaling van kosten ter vaststelling van schade. Het hof matigt de dwangsom tot € 100,- per dag, met een maximum van € 2.500,-. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten draagt.

De uitspraak van het hof is gedaan op 30 augustus 2022, waarbij het vonnis van de kantonrechter gedeeltelijk is vernietigd en de vorderingen van Plan F zijn toegewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.309.021/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 8823202)
arrest van 30 augustus 2022
in de zaak van
Plan F B.V.,
gevestigd te Emmen,
appellante,
bij de rechtbank: eiseres,
hierna:
Plan F,
advocaat: mr. J.A. Venema, die kantoor houdt te Emmen,
tegen

1.[geïntimeerde1] ,

wonende te [woonplaats1] ,
2. [geïntimeerde2] ,
wonende te [woonplaats1] ,
geïntimeerden,
bij de rechtbank: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen:
[geïntimeerden],
niet verschenen.

1.De procedure bij de rechtbank

Voor de procedure bij de rechtbank verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 6 juli 2021 en 28 december 2021 die de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, heeft gewezen.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 22 maart 2022,
- de verstekverlening aan [geïntimeerden] ,
- de memorie van grieven tevens akte wijziging van eis (met producties).
2.2
Vervolgens heeft Plan F de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof de datum vastgesteld waarop het arrest zal worden uitgesproken.

3.Waar gaat het in deze zaak om?3.1 Het gaat in deze procedure hoofzakelijk om de vraag of [geïntimeerden] onrechtmatig jegens Plan F hebben gehandeld door het graven van een geul op de erfgrens van hun terrein met het terrein van Plan F om een hek te plaatsen, waardoor de bestrating van Plan F is verzakt. Dit geschil heeft de volgende feitelijke achtergrond.

3.2
Plan F - een vennootschap van de heer [naam1] - is eigenaresse van een perceel met opstallen aan de [adres1] in [woonplaats1] . E.E.M. B.V. is gebruiker van het pand op dit perceel van Plan F. [geïntimeerden] zijn sinds 28 maart 2017 eigenaren van het perceel naast het perceel van Plan F.
3.3
[geïntimeerden] zijn in juli 2018 begonnen met het graven van een geul om daarin een metalen hekwerk op of langs de erfgrens met Plan F te kunnen plaatsen. Eind juli 2018 heeft [geïntimeerde1] de werkzaamheden gestaakt, nadat er met (de dochter van de eigenaar van) Plan F discussie was ontstaan over de erfafscheiding.
3.4
Op 2 april 2019 om 14:23 uur heeft de toenmalige gemachtigde van E.E.M., verder te noemen [naam2] , onder meer het volgende aan [geïntimeerde1] gemaild:
'
(....) In opdracht van E.E.M. BV zijn de mensen van het Kadaster ter plaatse geweest en hebben zij opnieuw de paaltjes geplaatst voor de erfgrens. Nadat een touwtje tussen de paaltjes was gespannen bleek dat inderdaad een deel van de bestrating van E.E.M. BV op uw
perceel was gelegen. Het gaat daarbij niet 'meer dan een halve meter' zoals u hebt gesteld,
maar slechts om enkele centimeters en enkel aan de achterzijde van het perceel. De plaatsing
van het hek is door u nooit voltooid en de geul is nooit dichtgegooid. Dit heeft tot gevolg dat het straatwerk van E.E.M. BV verzakt (is). (... ) Omdat de verzakking wordt veroorzaakt door de geul die u gegraven hebt, houdt E.E.M. BV u aansprakelijk voor haar schade.'
3.5
Op diezelfde dag om 17:27 uur heeft [geïntimeerde1] de mail beantwoord: '
( ... )Nadat uw
client er van overtuigd was dat zijn straatwerk over de erfafscheiding lag hebben wij
voorgesteld een deel van zijn bestrating te verwijderen zodat wij verder konden met onze
werkzaamheden en om zo de overlast zoveel mogelijk te beperken. Uw client wilde niet dat
wij zijn straatwerk gedeeltelijk zouden verwijderen, uw client wilde zelf een
stratenmakersbedrijf regelen om dit te verwijderen zodat wij verder konden met onze
werkzaamheden. Wij hebben de heer [naam1] en zijn dochter er op gewezen dat wanneer wij
door hun toedoen niet verder kunnen met onze werkzaamheden eventuele gevolgschaden
voor hen zijn (.. . ).'
3.6
Op 10 april 2019 heeft [naam2] [geïntimeerde1] als volgt geantwoord :'
( ... )Het is voor E.E.M. BV geen probleem om enkele centimeters ‘op te schuiven’ zodat de erfgrens keurig gevolgd kan worden. Wel is het voor E.E.M. BV een probleem dat u de bestrating van E.E.M. BV heeft beschadigd. Voor de goede orde; het staat u vrij om het hekwerk te plaatsen aan uw zijde van de erfgrens. Wat u niet vrij staat is om eigendommen van anderen te beschadigen. (…) Voor E.E.M. BV is er geen enkel belang om vast te houden aan een paar centimeter bestrating. Wat feitelijk blijkt is dat u een geul hebt gegraven en dat de bestrating van E.E.M. BV daarin dreigt te verdwijnen. (... ) Ik begrijp uit uw mail dat u bereid bent om de bestrating van E.E.M. BV aan te passen. Dat aanbod hebt u immers naar eigen zeggen al gedaan. (…) Graag hoor ik van u wanneer u voornemens bent de werkzaamheden aan het hek te voltooien het de bestrating te herstellen.'
3.7
Op diezelfde dag om 8:56 uur heeft [geïntimeerde1] geantwoord: '
( ... ) We zijn met onze
werkzaamheden steeds binnen de erfgrens gebleven. We hebben nooit een aanbod gedaan de
bestrating van EEM te willen aanpassen, herstellen. Wij hebben uitsluitend aangeboden de
opsluitbanden te verwijderen om verder te kunnen met onze werkzaamheden maar dit werd
door uw client tegen gehouden. Op dat moment trok uw cliënt de regie naar zicht zelf en werd dus ook de verantwoordelijkheid voor eventuele schade. Dit is ook gelijk aan uw cliënt gemeld toen werd aangegeven dat wij de opsluitbanden niet mochten verwijderen en dat ze dat zelf wilden regelen.'
3.8
Op 29 april 2019 hebben [naam2] en [geïntimeerde1] nogmaals gemaild, waarbij [naam2] onder meer het volgende heeft geschreven: ‘
Wat vast staat is dat u een geul gegraven hebt en dat de bestrating van E.E.M. is verzakt. U geeft aan dat daar een legitieme reden voor bestaat, maar onderbouwt dit niet. Ook heb ik geen bewijs van de gemaakte afspraken van u ontvangen. Hierbij bericht ik u nogmaals dat het u vrij staat uw hek aan uw zijde van de erfgrens te plaatsen en daarvoor de noodzakelijke wijzigingen aan het straatwerk van E.E.M. BV mag verrichten. Een en ander vanzelfsprekend onder de voorwaarde dat het straatwerk van E.E.M. BV netjes en deugdelijk wordt hersteld. Er staat dus niets in de weg om uw hekwerk te plaatsen. (…)
en waarbij [geïntimeerde1] onder meer heeft geantwoord:
‘(…) Uw cliënt heeft ons belemmerd in onze werkzaamheden. Nogmaals uw cliënt wilde niet dat wij aan hun straatwerk kwamen dat zich op ons perceel bevond en ze wilden dit zelf verwijderen. U gaat er weer aan voorbij dat uw Cliënt op dat moment de regie en de verantwoording naar zich toe getrokken. (…) Aangezien uw cliënt geen gebruik heeft gemaakt van ons voorstel om tot een oplossing te komen melden wij bij deze tevens dat, (…) alle bestratingsdelen die zich nu nog op ons perceel bevinden vanaf nu ons eigendom zijn en vervreemding daarvan als diefstal zal worden aangemerkt.
3.9
Op 20 januari 2020 heeft de huidige advocaat van Plan F namens E.E.M. aan [geïntimeerde1] onder meer geschreven dat vanaf april 2019 het straatwerk van E.E.M. steeds verder is gaan verzakken en dat E.E.M. nu maatregelen moet gaan treffen ter voorkoming van verdere schade. [geïntimeerde1] wordt door E.E.M. in de gelegenheid gesteld om zelf herstel uit te voeren dan wel de kosten te dragen. Blijkens een offerte van Hölscher Grondwerken van
7 januari 2020 zijn de kosten voor herstel begroot op € 1.800,- ex btw.
3.1
Op 3 februari 2020 heeft de gemachtigde van [geïntimeerde1] geantwoord dat [geïntimeerde1] niet
aansprakelijk is voor het herstel van de bestrating van E.E.M. en evenmin voor de beweerdelijke kosten van herstel, maar dat de schade voor eigen rekening en risico van E.E.M. komt. E.E.M. wordt ook gesommeerd haar stenen en banden die op het terrein van [geïntimeerde1] liggen binnen 14 dagen weg te halen en de bestrating zodanig aan te passen dat [geïntimeerde1] het hekwerk onbekommerd kan plaatsen, bij gebreke waarvan [geïntimeerde1] hiertoe zelf zal overgaan.
3.11
Op 2 mei 2020 hebben [geïntimeerden] het hekwerk geplaatst en de door hen verwijderde bestrating van E.E.M. verplaatst naar het terrein van Plan F.
3.12
Omdat partijen niet tot een oplossing kwamen heeft Plan F bij de kantonrechter te Assen, na eiswijziging bij conclusie van repliek, gevorderd [geïntimeerden] op straffe van verbeurte van een dwangsom hoofdelijk te gelasten om binnen 4 weken na betekening van het te wijzen vonnis het aanwezige hekwerk, inclusief de poeren, op de grens van hun perceel met dat van Plan F zodanig te verplaatsen dat deze in haar geheel niet meer over de erfgrens staat en om over te gaan tot herstel op eigen kosten van de verzakkingen aan de bestrating van Plan F, met hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerden] tot betaling van de door Plan F gemaakte kosten ter vaststelling van de schade en de buitengerechtelijke kosten ad € 585,50 en de proceskosten.
3.13
De kantonrechter is overgegaan tot een descente en heeft geoordeeld dat het hekwerk van [geïntimeerden] zich vrijwel volledig, ook voor wat betreft de zogenoemde poeren, op het terrein van [geïntimeerden] bevindt, met uitzondering van een stuk hek aan de voorzijde (straatkant) dat zich bevindt tussen de eerste en de tweede poer. De kantonrechter heeft [geïntimeerden] , op straffe van verbeurte van een eenmalige dwangsom, veroordeeld om binnen 4 weken na betekening van het eindvonnis van 28 december 2021 de bedoelde twee poeren aan de voorzijde/straatzijde en het daarmee verbonden hekwerk tussen die poeren zodanig te verplaatsen dat deze twee poeren en het hekwerk ter plaatse niet meer over de erfgrens met Plan F staan, maar geheel op het terrein van [geïntimeerde1] . De kantonrechter heeft onvoldoende grond gezien om [geïntimeerden] tevens te gelasten op eigen kosten de gestelde verzakkingen aan het straatwerk van Plan F te (doen) herstellen en is overgaan tot een compensatie van proceskosten. Tegen die uitspraak heeft Plan F bezwaar gemaakt. De bedoeling van het hoger beroep van Plan F is dat ook de afgewezen vorderingen alsnog worden toegewezen.
Plan F heeft haar vorderingen daarbij op enkele punten nog gewijzigd/vermeerderd.

4.De beoordeling van het geschilDe opzet en de conclusie van deze uitspraak4.1 Plan F heeft zes bezwaren (grieven) tegen het eindvonnis van de kantonrechter opgeworpen. Het hof zal deze hierna per onderwerp en met tussenkopjes bespreken.

4.2
De conclusie zal zijn dat het hof recht zal moeten doen op de eis zoals deze door Plan F bij de kantonrechter, na eiswijziging bij conclusie van repliek, is ingesteld en dat de bezwaren van Plan F gedeeltelijk doel treffen. Het hof zal de oorspronkelijke vordering van Plan F tot herstel van de bestrating ook nog toewijzen.
Eiswijziging4.3 Plan F heeft haar bij de kantonrechter ingestelde eis bij memorie van grieven gewijzigd in die zin dat zij daaraan heeft toegevoegd dat het hof voor recht verklaart dat [geïntimeerden] jegens Plan F onrechtmatige hinder hebben veroorzaakt. De vordering tot veroordeling van [geïntimeerden] om over te gaan tot herstel op eigen kosten van de verzakkingen aan de bestrating van Plan F, heeft zij gewijzigd in een vordering tot hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerden] tot betaling aan Plan F van de kosten van herstel van de bestrating ad € 1.800,- en de vordering tot veroordeling van [geïntimeerde1] in de door Plan F gemaakte kosten ter vaststelling van de schade en de buitengerechtelijke kosten heeft zij vermeerderd tot € 1.235,50.
4.4
Uit het bepaalde in artikel 130 lid 3 Rv. volgt dat een verandering of vermeerdering van eis tegen een partij die niet in het geding is verschenen is uitgesloten, tenzij de eiser de verandering of vermeerdering tijdig bij exploot aan de niet-verschenen partij heeft kenbaar gemaakt. Nu de grieven een niet uit de appeldagvaarding kenbare verandering of vermeerdering van de vordering inhouden en gesteld, noch gebleken is dat Plan F de verandering en vermeerdering van eis bij exploot aan [geïntimeerden] heeft laten betekenen, dient het hof deze vermeerdering en wijziging van eis buiten beschouwing te laten. Het zal om die reden beslissen op de bij de kantonrechter ingestelde eis, zoals die bij conclusie van repliek is gewijzigd.
Omvang van het hoger beroep
4.5
De eerste grief van Plan F richt zich tegen de in haar visie onvolledige dan wel onjuiste vaststelling van de feiten door de kantonrechter. Nu het hof de feiten zelfstandig heeft vastgesteld en daarbij heeft betrokken wat Plan F over die feiten in haar memorie van grieven heeft aangevoerd, hoeft deze grief niet behandeld te worden.
Met de overige grieven beoogt Plan F een volledige herbeoordeling van haar vorderingen. Deze grieven lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.
Onrechtmatige hinder/ eigen schuld?4.6 Plan F heeft haar vordering tot herstel door [geïntimeerden] van haar bestrating gebaseerd op de grondslag van onrechtmatige hinder, als bedoeld in artikel 5:37 BW. Uit dit artikel volgt dat een eigenaar van een erf niet in een mate of op een wijze die volgens artikel 6:162 BW onrechtmatig is, aan eigenaars van andere erven hinder mag toebrengen, zoals bijvoorbeeld door het ontnemen van steun.
4.7
Tussen partijen is niet in geschil dat [geïntimeerden] na de aankoop van het naast Plan F gelegen terrein een geul heeft gegraven om daarin een stalen hekwerk te plaatsen. Eveneens staat tussen partijen vast dat het aan die geul grenzende straatwerk van Plan F is verzakt. [geïntimeerden] hebben hun in de procedure bij de kantonrechter ingenomen stelling dat die verzakking al bestond voorafgaand aan hun graafwerkzaamheden, tegenover de betwisting daarvan door Plan F, niet feitelijk onderbouwd, zodat naar het oordeel van het hof valt aan te nemen dat de verzakking van het straatwerk is ontstaan door de graafwerkzaamheden van [geïntimeerden]
4.8 Tussen partijen staat tevens vast dat [geïntimeerden] pas op 2 mei 2020 de werkzaamheden aan hun hekwerk hebben voortgezet en de bestrating van Plan F toen gedeeltelijk hebben verwijderd. Het hof overweegt dat uit de hiervoor in 3.4 en verder weergegeven e-mailcorrespondentie vanaf 2 april 2019 volgt dat de bestrating van
(de gebruiker van het terrein van) Plan F toen al was verzakt.
4.9
Plan F stelt zich in dit hoger beroep op het standpunt dat de kantonrechter met zijn oordeel dat hij onvoldoende grond heeft gezien om [geïntimeerden] te gelasten op eigen kosten de gestelde verzakkingen aan het straatwerk van Plan F te (doen) herstellen heeft miskend dat [geïntimeerde1] geen onrechtmatige hinder mag veroorzaken en heeft miskend dat het niet aan Plan F is om werkzaamheden te verrichten ter voorkoming daarvan, maar dat van [geïntimeerden] mag worden verwacht eventuele hinder zelf op te heffen.
4.1
Het hof ziet zich thans gesteld voor beantwoording van de vraag welke partij verantwoordelijk is voor herstel van de verzakte bestrating aan de zijde van Plan F, waarbij Plan F stelt dat dit [geïntimeerden] is, als veroorzaker van de schade en waarbij [geïntimeerden] bij de kantonrechter hebben gesteld dat dit Plan F is, omdat zij hen heeft belet het hek te plaatsen omdat zij het straatwerk zelf wilde herstellen.
4.11
Het hof stelt voorop dat als uitgangspunt geldt dat als een eigenaar van een perceel op of nabij de erfgrens met een ander perceel een geul graaft en deze vervolgens open laat liggen in afwachting van de afronding van de werkzaamheden, voorzienbaar is dat verzakking van aangrenzende bestrating van het andere perceel kan optreden. [geïntimeerden] hebben dat ook onderkend, want stellen dat zij Plan F daarvoor hebben gewaarschuwd. Het ligt dan op de weg van de partij die de graafwerkzaamheden (heeft) verricht om maatregelen te treffen ter voorkoming van schade aan de bestrating van dit andere perceel. Niet is aangevoerd of gebleken dat [geïntimeerden] dergelijke maatregelen hebben genomen. Het hof stelt vast dat [geïntimeerden] hun verweer dat Plan F hen heeft belet de werkzaamheden te voltooien, tegenover de weerspreking daarvan door Plan F, onvoldoende feitelijk hebben onderbouwd. Weliswaar hebben zij verwezen naar de met de gemachtigde van
(de gebruiker van het terrein van) Plan F gevoerde e-mailcorrespondentie, maar zij hebben niets overgelegd, zoals bijvoorbeeld een bericht van Plan F, waaruit de juistheid kan blijken van hun stelling dat Plan F grensoverschrijdende bestrating zelf wilde verwijderen en [geïntimeerden] verbood om dat zelf te doen en dat Plan F de verzakte bestrating ook zelf wilde herstellen, noch een bevestiging van een en ander door [geïntimeerden] aan Plan F. Plan F heeft - eveneens blijkens genoemde e-mailcorrespondentie - van meet af aan betwist dat zij grensoverschrijdende bestrating zelf wilde verwijderen en verzakte bestrating zelf wilde herstellen. Uit die e-mail correspondentie komt juist naar voren dat Plan F wilde dat [geïntimeerden] de bestrating zouden herstellen, maar dat [geïntimeerden] dat niet wilden doen.
Het beroep op de eigen verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van Plan F voor de verzakking faalt daarmee.
Daarbij wordt opgemerkt dat vertraging in de uitvoering van de werkzaamheden die is ontstaan doordat Plan F eerst een kadastrale uitmeting verricht wilde hebben voordat [geïntimeerden] verder konden gaan met hun werkzaamheden, voor rekening van [geïntimeerden] gelaten dient te worden. Uit de gedingstukken leidt het hof namelijk af dat [geïntimeerden] met hun werkzaamheden zijn begonnen zonder Plan F daarover eerst te informeren en te raadplegen. In die situatie is het gerechtvaardigd dat Plan F alsnog een dergelijke meting uitgevoerd wilde hebben.
4.12 Dat een deel van de bestrating van (de gebruiker van het terrein van) Plan F zich mogelijk zou bevinden op het terrein van [geïntimeerden] , maakt het voorgaande niet anders.
4.13 Anders dan de kantonrechter komt het hof dan ook tot het oordeel dat de vordering van Plan F om [geïntimeerden] te gelasten op eigen kosten de gestelde verzakkingen aan het straatwerk van Plan F te (doen) herstellen dient te worden toegewezen. Hoewel in de memorie van grieven, tevens akte wijziging van eis valt te lezen dat Plan F al opdracht aan een derde heeft gegeven om over te gaan tot herstel van het straatwerk en in verband daarmee haar vordering heeft gewijzigd, kan hieruit nog niet worden afgeleid dat herstel inmiddels al (ten genoegen van Plan F) heeft plaatsgevonden. Gelet hierop kan niet worden vastgesteld dat Plan F geen belang meer heeft bij toewijzing van dit deel van haar oorspronkelijke vordering. Uit de verandering van eis leidt het hof dan ook niet af dat de oorspronkelijke vordering is komen te vervallen in de zich hier voordoende situatie dat de eiswijziging in hoger beroep buiten beschouwing moet worden gelaten. Wel ziet het hof, gelet op de door Plan F genoemde kosten van herstel ad € 1.800,- ex btw, aanleiding om de gevorderde dwangsom te matigen, tot € 100,- per dag dat [geïntimeerden] in gebreke blijven, tot een maximum van € 2.500,-.
Overschrijding erfgrens met (een deel van) het hekwerk?4.14 Plan F maakt voorts bezwaar tegen het oordeel van de kantonrechter dat het hekwerk inclusief poeren over een lengte van circa 50 meter zich vrijwel volledig op het terrein van [geïntimeerde1] bevindt. Zij stelt zich in dit hoger beroep op het standpunt dat niet alleen het voorste deel van het hekwerk over de erfgrens is geplaatst, maar dat op meerdere plaatsen het hekwerk en/of de poeren waarop het hekwerk staat zich op het terrein van Plan F bevinden. Het hof overweegt dat Plan F in hoger beroep onvoldoende heeft gemotiveerd dat het oordeel van de kantonrechter op dit punt onjuist is. Niet alleen vormen de door haar in eerste aanleg
- voorafgaand aan de descente door de kantonrechter - overgelegde foto’s hiervoor onvoldoende feitelijke onderbouwing, evenmin heeft zij in hoger beroep nadere foto’s of gegevens in het geding gebracht ter onderbouwing van haar stelling. Omdat Plan F daarmee niet heeft voldaan aan haar stelplicht is bewijslevering niet aan de orde en faalt daarmee de hierop betrekking hebbende grief.
Vergoeding van kosten ex artikel 6:96 BW?4.15 Plan F maakt ten slotte bezwaar tegen het oordeel van de kantonrechter dat er onvoldoende grond is om [geïntimeerden] te veroordelen tot betaling van de gestelde kosten ter vaststelling van schade en buitengerechtelijke bijstand, waarbij de kantonrechter heeft overwogen dat Plan F deze kosten zelf dient te dragen, omdat zij zelf in overwegende mate heeft verhinderd dat deze aangelegenheid tussen buren op elegante wijze werd opgelost en geregeld.
4.16
Zoals hiervoor in 4.4 is overwogen, heeft het hof te beslissen op de bij de kantonrechter door Plan F ingestelde vordering van € 585,-, bestaande uit een factuur van het kadaster aan Plan F van € 41,- en voor het overige uit declaraties van de toenmalige gemachtigde van E.E.M. BV. Het hof zal de vordering van Plan F voor het bedrag van € 41,- toewijzen, nu de kosten van het kadaster kunnen worden aangemerkt als redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. De vordering met betrekking tot de declaraties van de gemachtigde van E.E.M. BV zal het hof niet toewijzen omdat E.E.M. BV geen partij is in deze procedure en overigens niet is gebleken dat dit redelijke kosten zijn ter verkrijging van voldoening buiten rechte en geen kosten ter voorbereiding op deze procedure.
De conclusie4.17 Het vonnis van de kantonrechter van 28 december 2021 zal gedeeltelijk worden vernietigd. De vordering van Plan F met betrekking tot herstel van de verzakkingen aan de bestrating zal alsnog worden toegewezen, evenals de vordering tot betaling van de kosten ex artikel 6:96 BW tot een bedrag van € 41,-.
[geïntimeerden] zullen, als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure bij de kantonrechter. Nu Plan F in hoger beroep gedeeltelijk in het (on)gelijk is gesteld, zal het hof de kosten in hoger beroep compenseren, in die zin dat partijen ieder hun eigen kosten dragen. De bij dit arrest uit te spreken veroordelingen zullen niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard omdat Plan F dat in hoger beroep niet heeft gevorderd.
4.18
De kosten voor de procedure bij de kantonrechter aan de zijde van Plan F zullen worden vastgesteld op:
- explootkosten € 90,32
- griffierecht € 126,-
subtotaal verschotten €
216,32
- salaris advocaat
€ 216,-(3 punten x € 72,-)
Totaal € 432,32

5.5. De beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen van 28 december 2021 voor zover dat onder 3.3 en 3.4 is gewezen en neemt in plaats daarvan, met bekrachtiging van het vonnis voor het overige, de volgende beslissingen:
veroordeelt [geïntimeerden] hoofdelijk om binnen 4 weken na betekening van dit arrest over te gaan tot herstel op eigen kosten van [geïntimeerden] van de verzakkingen aan de bestrating van Plan F voor zover deze verzakkingen binnen één meter van de erfgrens met [geïntimeerden] aanwezig zijn en het herstel zo uit te (laten) voeren dat toekomstige verzakkingen voorkomen worden, zulks op straffe van een aan Plan F te verbeuren dwangsom van € 100,- per dag dat [geïntimeerden] in gebreke blijven, tot een maximum van € 2.500,-;
veroordeelt [geïntimeerden] hoofdelijk tot betaling aan Plan F van een bedrag van € 41,-;
veroordeelt [geïntimeerden] hoofdelijk tot betaling van de proceskosten van Plan F in eerste aanleg van € 432,32 (€ 216,32 aan verschotten en € 216,- aan salaris advocaat);
compenseert de proceskosten in hoger beroep aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.M. Lorist, J. Smit en O.E. Mulder en is door de rolraadsheer, in aanwezigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2022.