In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, gaat het om de ontbinding van een huurovereenkomst tussen de Stichting Elkien en de huurders, [appellanten], die in de woning aan [adres] in [woonplaats1] wonen. De zaak kwam aan het licht nadat de politie op 20 januari 2021 een hennepkwekerij met 73 planten in de schuur van de woning aantrof. De huurders beroepen zich op het ontbreken van een contractueel verbod op het kweken van hennep en stellen dat de ontbinding van de huurovereenkomst niet gerechtvaardigd is. De kantonrechter had eerder de vorderingen van Elkien toegewezen en de ontruiming van de woning uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De huurders zijn in hoger beroep gegaan tegen deze beslissing.
Het hof heeft de feiten vastgesteld en geconcludeerd dat de huurders sinds 1992 de woning huren en dat de huurovereenkomst uitsluitend voor woonruimte is bedoeld. De kantonrechter oordeelde dat het hebben van een illegale hennepkwekerij in strijd is met de woonbestemming en dat dit een ernstige tekortkoming oplevert. Het hof bevestigt dit oordeel en stelt dat de huurders zich als goed huurder hadden moeten gedragen, ook al was er geen expliciet verbod op hennepteelt in de huurovereenkomst.
De huurders hebben verschillende bezwaren tegen de ontbinding ingediend, waaronder de onredelijkheid van de korte ontruimingstermijn en de proceskostenveroordeling. Het hof oordeelt dat de argumenten van de huurders niet opwegen tegen de ernst van de tekortkoming en dat de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is. De grieven van de huurders worden verworpen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter, waarbij de huurders worden veroordeeld in de proceskosten van Elkien in hoger beroep.