ECLI:NL:GHARL:2022:2640

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
200.306.577/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming huurwoning wegens hennepteelt en incidentele vordering tot schorsing tenuitvoerlegging

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in een huurzaak. De appellanten, die sinds 1992 een woning huren van Stichting Elkien, zijn in het bezit van een hennepkwekerij. De kantonrechter heeft op 18 januari 2022 de huurovereenkomst ontbonden en de appellanten veroordeeld om de woning binnen twee maanden te ontruimen. De appellanten hebben in hoger beroep een incidentele vordering ingediend tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis, omdat zij vrezen op straat te komen staan zonder vervangende woonruimte. Het hof heeft de vordering afgewezen, waarbij het belang van de verhuurder bij handhaving van het huurcontract en het tegengaan van hennepteelt zwaarder weegt dan het woonbelang van de appellanten. Het hof oordeelt dat de kantonrechter niet onterecht heeft geoordeeld en dat de omstandigheden van de appellanten niet zodanig zijn dat de ontruiming disproportioneel is. De zaak is verwezen naar de rol voor verdere procedure.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.306.577/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 9317140)
arrest van 5 april 2022 in het incident ex art. 351 Rv
in de zaak van

1.[appellant]

2. [appellante],
die wonen in [woonplaats] ,
appellanten, tevens eisers in het incident,
bij de kantonrechter: gedaagden,
hierna:
[appellanten] c.s.,
advocaat: mr. E.T. van Dalen, die kantoor houdt in Groningen,
tegen
Stichting Elkien,
gevestigd in Leeuwarden,
geïntimeerde, tevens verweerster in het incident,
bij de kantonrechter: eiseres,
hierna:
Elkien,
advocaat: mr. S. Bosma, die kantoor houdt in Heerenveen.

1.De procedure bij de kantonrechter

1.1
Hoe de procedure bij de kantonrechter is verlopen, blijkt uit het vonnis van
18 januari 2022 van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden (hierna: de kantonrechter).

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure bij het hof blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 7 februari 2022, waarin de grieven zijn opgenomen (met bijlagen);
- de conclusie van eis tevens incidentele vordering tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad op grond van art. 351 Rv van 15 februari 2022;
- de conclusie van antwoord in het incident ex art. 351 Rv van 1 maart 2022 (met bijlage).
2.2
Partijen hebben arrest gevraagd in het incident en zij hebben de stukken daarvoor aan het hof gegeven.

3.De feiten, het geschil en de beslissing van de kantonrechter

3.1
Voor zover van belang voor de beoordeling in het incident, gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2
Sinds 1992 huren [appellanten] c.s. van Elkien de woning op het adres [adres] in [woonplaats] (hierna: de woning). Zij wonen daar samen met een meerderjarige dochter. In de huurovereenkomst is bepaald dat het gehuurde uitsluitend mag worden gebruikt als woonruimte. Het geldende huurreglement bevat bepalingen van gelijke strekking. In de actuele huurvoorwaarden van Elkien is een verbod op het hebben van een hennepkwekerij opgenomen.
3.3
In een gedeelte van de schuur die bij de woning hoort, heeft de politie op
20 januari 2021 een hennepkwekerij aangetroffen met 73 planten.
3.4
In een brief van 17 februari 2021 heeft Elkien [appellanten] c.s. in de gelegenheid gesteld om zelf de huur op te zeggen, omdat zij zich volgens Elkien niet hebben gedragen als een goede huurder. In een e-mail van 10 maart 2021 aan de gemachtigde van [appellanten] c.s. heeft Elkien dit verzoek herhaald, waarbij is aangegeven dat [appellanten] c.s. een termijn van zes maanden wordt gegund om vervangende woonruimte te zoeken. [appellanten] c.s. hebben de huurovereenkomst niet opgezegd.
3.5
Elkien heeft vervolgens in kort geding een veroordeling van [appellanten] c.s. tot ontruiming van de woning gevorderd. Bij vonnis van 2 juni 2021 heeft de voorzieningenrechter deze vordering afgewezen (zaaknr. 9147139).
3.6
In de bodemprocedure in eerste aanleg heeft Elkien ontbinding van de huurovereenkomst gevorderd en een veroordeling van [appellanten] c.s. om de woning te ontruimen, met bijkomende vorderingen.
3.7
In het bestreden vonnis van 18 januari 2022 heeft de kantonrechter de huurovereenkomst ontbonden en [appellanten] c.s. veroordeeld om de woning binnen twee maanden te ontruimen, met bijkomende veroordelingen. In zijn rechtsoverwegingen 4.4 tot en met 4.9 heeft de kantonrechter overwogen (samengevat) dat het hebben van een illegale hennepkwekerij, gelet op alle mogelijke risico's en schades van dien, een ernstige tekortkoming van [appellanten] c.s. oplevert. Dat de hennepkwekerij niet heeft geleid tot overlast doet daar niet aan af. Elkien heeft volgens de kantonrechter een zwaarwegend belang om op te treden tegen de aanwezigheid van hennepkwekerijen in woningen die zij verhuurt, mede gelet op de ongewenste precedentwerking die zou uitgaan van het niet optreden tegen een huurder met (in dit geval) 73 hennepplanten. [appellanten] c.s. moeten zich ervan bewust zijn geweest dat zij het risico liepen uit de woning te worden gezet, ook al stond ten tijde van de aanvang van de huur nog geen expliciet verbod op het hebben van een hennepkwekerij in het huurreglement. Dat de huurovereenkomst circa 30 jaar heeft voortgeduurd, is geen doorslaggevend argument in het voordeel van [appellanten] c.s. Medische omstandigheden die in de weg zouden staan aan de ontruiming zijn onvoldoende aannemelijk geworden. Evenmin is aangetoond dat [appellanten] c.s., zoals zij stellen, niet in aanmerking kunnen komen voor tijdelijke woonruimte of een sociale huurwoning. Aldus tot zover de kantonrechter. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
3.8
Elkien heeft de de gedwongen ontruiming aangezegd tegen 5 april 2022.

4.De beoordeling in het incident

4.1
In het incident vorderen [appellanten] c.s. dat de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis wordt geschorst totdat op het hoger beroep is beslist. Ter onderbouwing hiervan hebben [appellanten] c.s. aangevoerd dat tenuitvoerlegging van het vonnis onomkeerbare gevolgen zal hebben, terwijl er een noodsituatie ontstaat wanneer [appellanten] c.s. op 5 april 2022 letterlijk op straat komen te staan. Letterlijk, omdat het in de afgelopen periode niet gelukt is om elders aan een vervangende woning te komen. Dit komt deels door de overspannen woningmarkt, deels door de afspraken tussen Friese woningcorporaties die het moeilijk maken voor mensen die uit hun woning gezet zijn om een andere huurwoning te bemachtigen. [appellanten] c.s. benadrukken verder dat zij al 30 jaar in de woning wonen. Hun hele sociale netwerk hebben zij hier opgebouwd. [appellant] werkt als [beroep] in [plaats1] en om die reden moet hij dicht bij zijn werk wonen. [appellanten] c.s. wisten niet dat het telen van hennep zulke vergaande consequenties zou hebben, te meer omdat het telen van hennep in de huurovereenkomst niet is verboden. Volgens [appellanten] c.s. heeft Elkien geen zwaarwegend belang bij de ontruiming. Er zijn nimmer problemen met de openbare orde geweest en [appellanten] c.s. hebben geen huurachterstand. Effectuering van het zerotolerancebeleid van Elkien is slechts een principeel belang dat niet opweegt tegen hun belangen bij het behoud van de woning, aldus tot zover [appellanten] c.s.
4.2
Het hof beoordeelt de incidentele vordering aan de hand van de criteria die de Hoge Raad heeft gegeven in het arrest van 20 december 2019 (ECLI:NL:HR:2019:2026). Deze criteria houden in dat een uitvoerbaar bij voorraad verklaarde veroordeling ten uitvoer kan worden gelegd, ook als daartegen hoger beroep is ingesteld. Het hof kan de uitvoerbaarheid bij voorraad van het veroordelend vonnis schorsen, als het belang van de veroordeelde partij bij behoud van de bestaande toestand zwaarder weegt dan het belang van de wederpartij. Indien de eerste rechter een gemotiveerde beslissing heeft gegeven over de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het vonnis, dient de incidenteel eiser die wijziging van deze beslissing wenst, aan zijn vordering feiten en omstandigheden ten grondslag te leggen die bij de door de vorige rechter gegeven beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de uitspraak van de vorige rechter hebben voorgedaan, en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken.
4.3
Het hof neemt de overwegingen en beslissingen van het vonnis van de kantonrechter tot uitgangspunt. Bij de beoordeling van de incidentele vordering blijft de kans van slagen van het hoger beroep in beginsel buiten beschouwing. Als blijkt dat de beslissing van de kantonrechter op een kennelijke misslag berust, kan het hof daaraan wel gevolgen verbinden voor de uitvoerbaarheid bij voorraad. [appellanten] c.s. hebben echter niet gesteld dat het bestreden vonnis berust op één of meer misslagen.
4.4
Volgens Elkien heeft de kantonrechter in deze zaak in de rechtsoverwegingen 4.4 tot en met 4.9 (zie 3.7) impliciet een gemotiveerde beslissing gegeven over de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het vonnis en kan het hof om die reden niet meer toekomen aan een algemene belangenafweging. Het hof oordeelt dat de kantonrechter de uitvoerbaarheid bij voorraad niet heeft gemotiveerd, zodat het hof de belangen van partijen kan afwegen.
4.5
Bij de belangenafweging is een belangrijk gezichtspunt dat de eerste rechter de vordering heeft toegewezen en dat moet worden voorkomen dat het instellen van hoger beroep wordt gebruikt als middel om uitstel van executie te verkrijgen (HR 20 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:688). Tegen deze achtergrond overweegt het hof als volgt. Het woonbelang van [appellanten] c.s. is zwaarwegend. Zij hebben er terecht op gewezen dat het in het huidige tijdsgewricht moeilijk is om andere betaalbare woonruimte te vinden ingeval van een gedwongen ontruiming. Tegenover dit grote belang staat het meer abstracte belang van Elkien bij handhaving van haar strikte zerotolerancebeleid bij hennepteelt. In eerste aanleg heeft Elkien meerdere publicaties uit kranten en andere nieuwsbronnen overgelegd met berichten waaruit blijkt dat het hebben van een hennepkwekerij kan leiden tot uithuiszettingen. [appellant] heeft bij de politie aangegeven dat hij eerdere hennepkwekerijen steeds heeft weggehaald wanneer hij bemerkte dat Elkien langs zou komen voor een controle en dan met een smoes een onderzoek door het elektriciteitsbedrijf naar het verbruik van elektriciteit wist te voorkomen. Hieruit blijkt wel dat [appellanten] c.s. zich bewust moeten zijn geweest van de risico's van het hebben van een hennepkwekerij voor de huurovereenkomst. Het is een feit van algemene bekendheid dat een hennepkwekerij een aanmerkelijk risico voor brand veroorzaakt. Bovendien trekken drugsgebruik en/of drugshandel licht andere vormen van criminaliteit aan, waardoor de woonomgeving in negatieve zin wordt beïnvloed. Het hebben van een hennepkwekerij in een huurwoning is dan ook een ernstige tekortkoming. Het belang van Elkien bij het tegengaan van hennepteelt in haar huurwoningen door het voeren van een strikt zerotolerancebeleid, dat afschrikkend werkt op potentiële overtreders van dat beleid, weegt in dit geval zwaarder dan het belang van [appellanten] c.s. bij behoud van hun woning. De omvang van de hennepteelt was aanzienlijk en [appellant] heeft zich daarmee uitslutend uit geldbejag ingelaten. Bijzondere persoonlijke omstandigheden van zodanige aard die maken dat ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning disproportioneel zijn, zijn niet gebleken. Ook voor het overige sluit het hof zich aan bij de rechtsoverwegingen 4.4 tot en met 4.9 van de kantonrechter (zie 3.7).
4.6
De conclusie luidt daarom dat het hof meer gewicht toekent aan het belang van Elkien bij tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis dan aan het belang van [appellanten] c.s. bij het kunnen afwachten van de uitkomsten van het hoger beroep. De incidentele vordering zal dan ook worden afgewezen. De beslissing over de kosten van het incident zal worden aangehouden tot de einduitspraak. De hoofdzaak zal naar de rol worden verwezen om voort te procederen.
De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
in het incident
wijst de vordering af;
bepaalt dat over de proceskosten zal worden beslist bij einduitspraak in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak
verwijst de zaak naar
de rol van 17 mei 2022voor memorie van antwoord.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Kuiper, J. Smit en P.S. Bakker, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 5 april 2022.