In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om een aanrijding die plaatsvond op 26 oktober 2017 in Den Haag. De Stichting Besef en Balans (SBB), eiseres in hoger beroep, vorderde dat Achmea Schadeverzekeringen N.V. aansprakelijk werd gesteld voor de schade die zij had geleden als gevolg van deze aanrijding. De aanrijding vond plaats tussen een Volkswagen Golf, eigendom van SBB, en een Suzuki Swift, die gehuurd was door de bestuurder mevrouw [naam2]. De bestuurder van de Volkswagen Golf, de heer [naam1], stelde dat de Suzuki Swift de weg opreed zonder op het verkeer te letten, waardoor de aanrijding plaatsvond. SBB vorderde een schadevergoeding van € 9.550,89, vermeerderd met rente en kosten.
De kantonrechter had de vorderingen van SBB afgewezen, wat leidde tot het hoger beroep. Het hof oordeelde dat SBB toegelaten werd tot bewijs van de door haar gestelde toedracht van de aanrijding. Achmea betwistte de toedracht en voerde aan dat er verschillende onwaarschijnlijkheden en inconsistenties waren in de verklaringen van de betrokkenen. Het hof constateerde dat SBB onvoldoende bewijs had geleverd om de gestelde toedracht aannemelijk te maken en dat er veel vraagpunten onbeantwoord waren gebleven. Het hof besloot dat SBB de gelegenheid kreeg om getuigen te horen om haar stellingen te onderbouwen, maar dat de afwijzing van de voorwaardelijke vordering tot afgifte van rapportages in stand bleef.
De beslissing van het hof houdt in dat SBB moet bewijzen dat de aanrijding heeft plaatsgevonden zoals zij heeft gesteld, en dat de aansprakelijkheid van Achmea voor de schade niet zonder meer kan worden aangenomen. De zaak wordt voortgezet met getuigenverhoren, waarbij SBB moet aangeven hoeveel getuigen zij wil laten horen en wanneer deze beschikbaar zijn.