Uitspraak
[appellant],
NAM,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een werknemer, [appellant], die vroegpensioen heeft aangevraagd bij de Nederlandse Aardolie Maatschappij N.V. (NAM). De werknemer stelt dat hij onjuiste informatie heeft ontvangen van NAM, waardoor hij niet in aanmerking kwam voor een financieel gunstige vertrekregeling die na zijn aanvraag werd geïntroduceerd. De kantonrechter had eerder zijn vordering afgewezen, en [appellant] heeft in hoger beroep zijn bezwaren tegen dit vonnis in tien grieven vastgelegd. De centrale vraag is of NAM als goed werkgever had moeten waarschuwen voor de mogelijkheid van een gunstiger vertrekregeling en of er sprake is van dwaling.
Het hof heeft vastgesteld dat op het moment van de aanvraag van het vroegpensioen, de SVS-regeling (Selective Voluntary Severance) nog niet definitief was en dat NAM niet verplicht was om [appellant] hierover te informeren. Het hof oordeelt dat [appellant] onvoldoende bewijs heeft geleverd dat NAM hem onjuist heeft geïnformeerd of dat er een verplichting bestond om hem te behoeden voor het aanvragen van het vroegpensioen. De grieven van [appellant] worden verworpen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter, waarbij [appellant] wordt veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.